Het CTM-festival in Berlijn houdt het midden tussen een showcasefestival, een universitair symposium en een in-your-face rave. In de muziekprogrammatie zet CTM in op het radicaal tegendraadse: het onderzoekt de innovatieve kracht van club-en subcultuur, aan de hand van kunst en discours die schoonheidsidealen recht in de ogen kijkt.
Berlijn is een legendarische muziekstad, en dat is niet enkel dankzij Eno en Bowie. Na de val van de Berlijnse muur werd techno er meer en meer de taal van jong anarchisme; repetitieve four-to-the-floors vulden illegale panden doorheen de hele stad, als een levend manifest tegen de romantische schoonheidsidealen die verloren gingen in het Duitsland van de 20ste eeuw. In 1998 kreeg het legendarische Berghain, toen nog een undergroundfeest voor de gay-community, permanente residentie tussen Kreuzberg en Friedrichshain; slechts een jaar later zou Transmediale zich er ook gaan settelen, ‘Maria Am Ostbanhof’ aan de Spree vullend met clubwoede en een vooruitstrevende muzikale wind.
De sferen van futurisme en hedonisme die in de heengegane ‘Maria’-venue ontstonden, worden verdergezet op CTM. Op zusterfestival transmediale – oorspronkelijk de naam van CTM Festival – werkt het zich in in de Berlijnse metro en de ‘Späti’-dag-en-nachtwinkeltjes. Zo voert transmediale een heel fysiek onderzoek naar de digitale wereld rondom, waarbij het onder meer via USB-sticks, kunst digitaal beleefbaar maakt. Samen lokken CTM en transmediale met hun hyper-hedendaagse programmatie publiek van Duitsland tot Japan. Zo dragen ze hand in hand bij aan de mythevorming rond Berlijn, het slapeloze oord waar iedereen even thuis is als thuisloos.
Knus als venues als Berghain, de Festhalle en RSO wel mogen zijn, het vergt pit om door CTM/transmediale te navigeren; de gemiddelde afstand tussen de verschillende venues blijkt zo’n 12 kilometer, waardoor een weekje festivalleren al gauw aanvoelt als een winterse duik aan de Noordpool. Op woensdag 1 januari sluit Berghain de darkrooms, en opent het de deuren voor het CTM-publiek. De gebruikelijke, door ijzige bouncers goedgekeurde in-crowd wordt er vervangen door een brede stroom liefhebbers uit allerlei oorden. Onder hen zijn heel wat mannen met paardestaarten en bandshirts te onderscheiden. Hier is een hele goede reden voor: de avond van woensdag 1 februari wordt immers getekend door een grungy, industrieel en droney doom-thema, waarbij Ana Fosca, maar ook Wiegedood en Funeral Folk de uitdaging confronteren, om de iconische technoclub in folklore-tinten te wiegen.
Fosca stuurt subtiel-apocalyptische, oscillerende noisefrequenties de ruimte in; ze begeeft zich in een spel tussen hoge en lage tonen, samengesmolten tot drones die nét niet ontroeren. Na Ruhail Qaisar X Dis Fig is het publiek zichtbaar uitgeput. Zo wordt er plaats geruimd voor Maria W. Horn, die met Funeral Folk donkere, aardse funeral doom brengt vol Finse black metal, en aangevuld met onschuldig aandoende lullabies in het Zweeds. Zangeres Sara Parkmans uitzinnige stembeheersing is dusdanig dat ze aan één stuk door zingt, roept en fluistert, terwijl ze zich toch zichtbaar in het spektakel kan verliezen; zo laat ze – uitgerust met een lichtroze, thulen jurk en een viool – de meest notoire technotempel ter wereld tot in de uithoeken daveren.
Op donderdag blaast Om Unit grillige deconstructed dub door de uithoeken van Berghain. Coby Sey toont zich er van zijn meest rusteloze kantje: sinds hij Tirzahs ‘Colourgrade’ co-producete tourde deze veelzijdige all-aroundmuzikant en NTS-radiohost al Nederland en België met ambient, terwijl hij in Berghain een integere en zoekende liveperformance neerzet vol distorted gitaarriffs. Dan is het eindelijk aan NUH PEACE en Tanat Teeradakorn. De keuze om hen samen aan bod te laten lijkt logisch; de twee uit Bangkok afkomstige artiesten werkten al eerder samen als het intussen ontbonden ‘M3MBAP’. Geared up in drag, zet NUH PEACE de set gevaarlijk in met grove samples en catchy hard bass. Ze wordt afgewisseld door Teeradakorn, die op geconcentreerde, delicate wijze tussen clubgenres door navigeert.
In hetzelfde keldertje speelt Vieze Meisje, de Belgium-based performancekunstenares op weg om in Berlijn een urban legend te worden; na haar set is het zoeken naar bewijs dat deze echt heeft plaatsgevonden, waarbij vooral de rauwe, fysieke impact van haar sjamanistische stream-of-consciousness overblijft en op de zachtst mogelijke manier beklijft. Alan Van Rompuys Deewee-achtige, efficiënte productie staat recht overeind; de opake poëzie die Maya Mertens uitbraakt lijkt in haar lijkt op te wellen als een droom, net als de overgave waarmee ze springt, schudt, en haar publiek op de knieën dwingt. Meer dan Kerstmis of Pasen is dit een ritueel; uit deze uitdrijving kom je als kijker verdwaasd, verbijsterd en een beetje getransformeerd.
Op vrijdag speelt Xzavier Stone vage newschool. Autotune, zo wijst de muziekgeschiedenis uit, is een moeilijk te doseren instrument dat – afhankelijk van het vermogen tot subtiliteit waar een producer al dan niet over beschikt – even melodisch (Kanye), sappig (Cher) als betoverend (MSYLMA & ISMAEL) kan klinken; we vinden het betwiste audiofenomeen hier in haar meest generieke bestaansvorm, als een lauwe suikerlaag op een niet-aflatende stroom van cloud rap-geïnspireerde zang die al snel tot ambient verwordt. Voor wie Duma ooit live zag is het moeilijk genieten van de liveset van Iceboy Violet; de geweldige Lil’ Mariko sluit de Festhalle af met een kokette combinatie van fluffy poprefreinen en doomcore-gebrul, dat deze Chinees-Japans-Amerikaanse babe volledig doelbewust doet klinken als een manische ork.
Zaterdag spelen ABADIR en ¥ØU$UK€ ¥UK1MAT$U in RSO: ABADIR toont zijn ingenieursprecisie aan de hand van minutieus getimede, vlammende drumloops, terwijl Yousuke de grenzen van subculturen hardhandig sloopt in een diep verweven mix van gabber, techno en – aanwezig in de uithoekjes – hyperpop, waarbij hij er bizar genoeg in slaagt ook ballads van the Velvet Underground te verwerken zonder de aandacht van zijn publiek te verliezen. Zijn mixes zijn een mooi voorbeeld van een brede, genereuze opvatting over muziek, waarbij niets of niemand uit de toon valt; hij kijkt voorbij de face-valuekarakteristieken van een track, zoekt naar onderliggende symmetrieën en smeedt ze samen tot een afgelijnde puzzel.
Met uitzondering van acts als Tashi Wada & Julia Holter, lijkt de rode draad bij CTM de opstand, het artistieke verzet. Zo vervult het festival zijn rol als wereldwijd toegankelijke schakel van de Berlijnse counterculture. De titel van transmediale-kunstwerk ‘SCRATCHING THE SURFACE OF A DAMNED SPOT IS AN ACT OF INTERROGATION’ valt door te trekken naar de ethos van CTM. De curatoriële weg die er wordt ingeslagen, is die van het compromisloze. Op het podium speelt er een verzet tegen het normbevestigende, het burgerlijke. Tijdens de vele workshops en paneldiscussies die er plaatsvinden, wordt daar samenwerking tegenover gesteld, liefde en een hang naar utopie.
De immer Duitse traditie van politiek vervreemdingstheater werkt er stevig door. Door op dit spoor te blijven, kon CTM een hoogst-uniek DNA ontwikkelen. Het trekt ambitieuze acts aan, die het publiek keer op keer bevrijden van uitgewerkte schoonheidsidealen. Ook de rol van de geschiedenis wordt hiervoor aan de tand gesteld, in talks als ‘The No-venue underground & digital folklore’. Zo stelt CTM steeds opnieuw een andere soort toekomst voor, waarbij de uitdagingen van een digitaliserende, onoverzichtelijke wereld rechtstreeks geconfronteerd worden. Luisteraars blijven op de toppen van hun tenen. Dat is omdat de lat er zo ontzettend hoog ligt; een perfecte strategie, om van transmediale x CTM een ingrijpend ritueel te maken.