Afgelopen week streek het Crossing Border Festival weer neer in Den Haag. Ondanks de bescheidener opzet dan in voorgaande jaren slaagt het festival er wel in haar unieke karakter te behouden.
Geen programma op het Crossing Border festival van afgelopen weekeinde trok zoveel bezoekers als het concert van The Delines op de zaterdagavond. De country-soulband rond schrijver Willy Vlautin lijkt de afgelopen jaren zo ongeveer het huisorkest van het festival geworden. En over de superieure kwaliteit van de groep is nauwelijks discussie mogelijk.
Tegelijk is The Delines een ‘super-Westerse’ en ‘-witte’ band. Totaal niet ‘divers’ of ‘inclusief’. Terwijl het Crossing Border-programma als geheel die diversiteit en inclusiviteit wel degelijk biedt. Het zal te maken hebben de historie van het festival, dat dertig jaar geleden door oprichter Louis Behre begonnen werd vanuit zijn fascinatie met de Amerikaanse beatschrijvers, de link tussen Patti Smith en Rimbaud, de inspirerende invloed van William Blake op de rockgeneratie, enzovoort.
Bescheidener
Sindsdien is het festival gegroeid en heeft het zich in alle mogelijke grensoverschrijdende richtingen ontwikkeld. En vervolgens kwamen er recessies, een pandemie en een wildgroei aan allerhande concurrerende ‘hippe’ festivals. De tijd dat namen als Emmylou Harris, The National, Patti Smith, Lou Reed, Norman Mailer en Gerard Reve op de festivalposter stonden ligt alweer een tijd achter ons. Crossing Border is bescheidener van opzet geworden – dit jaar in het Haagse Korzotheater met vier zalen, dat is wel anders dan het Congresgebouw destijds. Maar wat gebleven is, is het onderscheidende karakter en de sfeer die juist tegenwoordig – en veel méér dan vroeger – verschilt van popfestivals.
Crossing Border begon ooit met het aanhalen van de relatie tussen muziek en literatuur. Geen wonder dat het festival nauw samenwerkt met de in boeken van en over muzikanten gespecialiseerde uitgeverij White Rabbit van voormalig Faber & Faber-redacteur Lee Blackstone. Hij is met een handvol auteurs aanwezig. Mooi is het gesprek dat hij op vrijdagavond voert met de inmiddels zevenenzeventigjarige folkzangeres Vashti Bunyan van wie hij het schrijversdebuut ‘Wayward: Just Another Life to Live’ publiceerde. Met zachte stem vertelt zij op een ontwapende wijze over haar bijzondere carrière en leven, alsof het bijna terloops heeft plaatsgevonden. Totaal anders dan de voortdurend zichzelf en de eigen identiteit benadrukkende stijl die vandaag de dag nogal in zwang is.
Dat laatste is goed te merken bij diverse singer-songwriters die dit jaar op Crossing Border geprogrammeerd zijn. Want ondanks de zorgvuldige programmering heeft de meer bescheiden opzet ook tot gevolg dat vaker wordt teruggegrepen op artiesten die solo of met een enkele begeleider op het podium staan. En daar zitten er dit jaar nogal wat bij die erg diep in de eigen navel staren.
Bespiegelingen
Van de Belg Malvin Moskalez had ik voorafgaand aan het festival hoge verwachtingen, die echter slechts waren gebaseerd op een foto van de Gentenaar in het door de Groene Amsterdammer samengesteld programmaboekje. Daardoor stelde ik mij een woeste Ivan Heylen-achtige Vlaamstalige zanger voor. In werkelijkheid bleken het van clichés aaneenhangende mompelend en mijmerend gebrachte Engelstalige egobespiegelingen.
Van Marissa Nadler, die op de zaterdagavond staat, is dat al jaren bekend. Maar ditmaal heeft ze wel erg veel moeite om de juiste toonhoogte vast te houden en tegelijk nog iets van persoonlijkheid uit te stralen. Dat laatste lukt op de vrijdagavond de Canadese Michelle Gurevich een stuk beter. Zij heeft werkelijk flair, wat ook ongetwijfeld haar cultstatus verklaart. Maar muzikaal laat zij zich wel van een erg eenzijdige kant zien en horen. Met harde stem gezongen teksten die bestaan uit het voortdurend herhalen van één of twee zinnen. En alles in datzelfde, trage tempo. Alsof Grace Jones het repertoire van Leonard Cohen covert. Gelukkig zorgt Haagse trots Hallo Venray daarna nog voor een beetje frisse lucht.
Grensoverschrijdingen
Heel anders is het gesprek van Aldith Hunkar met de Engelse schrijver Johny Pitts, over diens inmiddels ook in het Nederlands vertaalde boek Afropean. Bij niemand anders op het festival dit jaar is het ‘crossing border’-thema waarschijnlijk zo nadrukkelijk aanwezig. Pitts – zoon van de Afro-Amerikaanse popzanger Richard Pitts die in de jaren zeventig naar Engeland emigreerde – reisde voor zijn boek kriskras door Europa, van stad naar stad, om te zien hoe mensen met een Afrikaanse achtergrond zich het ‘Europeaan’ zijn eigen hebben gemaakt. En uiteraard ook in hoeverre zij door de ‘oude’ Europeanen als ‘Europeaan’ worden erkend en geaccepteerd. Hij vertelt er verhelderend en gedocumenteerd over, zonder in academische abstracties te verzanden. Hij kent zijn klassiekers, van Gloria Wekker tot The Black Archives en van Malcolm X tot onze Zwarte Pietendiscussie en inspireert juist door niet voortdurend zijn persoonlijke verhaal centraal te stellen maar door verbanden te leggen tussen gebeurtenissen overal op het continent.
En over grensoverschrijdingen gesproken: soms liggen gekte en genialiteit zo dicht bij elkaar dat het lastig valt waar te nemen waar het ene eindigt en het andere begint. In de muziek levert dat vaak schitterende resultaten op, dank aan Lee Perry of George Clinton. Het concert van de Amerikaanse, vooral als beeldend kunstenaar bekende Lonnie Holley met het soul- en funkcollectief Mourning {A} BLKstar uit Cleveland lijkt in al z’n chaos in eerste instantie nog wel wat op een gospel-tegenhanger van het legendarische Sun Ra Arkestra. Maar waar de schijnbare chaos bij het Arkestra zich steevast naar goed gespeelde strakke, maar tegelijk vrije muziek ontwikkelt, gebeurt hier het tegenovergestelde. Wellicht omdat dit het eerste concert is van Holley met de groep en ze – zoals hij terloops zegt – helemaal niet gerepeteerd hebben.
Verwarring
Gino Cochise, de Nederlandese muzikale alleskunner met Molukse wortels die de avond opent, is duidelijk wel ontzettend goed ingespeeld met zijn begeleiders, ook al weet ook hij voor verwarring te zorgen. Hij komt alleen het podium op, gekleed in een soort toeareg-stijl. In zijn ene hand een pak kokoswater en in de andere een fles Jack Daniels – ‘honey’, zal hij de whiskey later noemen. Dan pakt hij een gitaar en begint te tokkelen. Volkomen richtingloos lijkt het. De muzikant lijkt in een volstrekt andere wereld te verkeren. Soms zingt hij, bijna onverstaanbaar, woorden als ‘the power, the power of disbelief’. Ondertussen zijn zijn vier begeleiders het podium gekomen. Cochise vervolgt zijn kronkelweg op de gitaar, geeft dan volkomen onverwacht de anderen een seintje en ‘wham!’, de hele band zit in een strakke en genadeloos swingende ‘groove’. Noem het een soort dub-fusion.
En zo gaat het door, alle kanten op. Fantastische solo’s afgewisseld met tirades tegen de sociale media en onbegrijpelijke verzoeken om mee te zingen. Verwarring zaaiend om daarna weer plotseling over te gaan in zijn bekendste en lang opgerekte nummer ‘Fo Woa’ waarin hij de samenleving, de mens en eigenlijk alles ter discussie stelt. Prachtconcert. In de finale zet hij het pak kokoswater aan zijn mond. De Jack Daniels blijft onaangeroerd. Sommige grenzen zijn blijkbaar ook voor hem niet te overschrijden.
Gezien: Crossing Border Festival, Den Haag – 4-5 november 2022