C’mon

Oud worden in de muziekindustrie valt niet mee. Jonge honden die de wereld willen bestormen doen het goed bij publiek en pers, maar wijzer geworden veertigers en vijftigers met gezinnen die proberen iets betekenisvols te maken dat werkelijk iets toevoegt aan wat er al is, maken ons maar zenuwachtig. Low zit op dat lastige punt in hun carrière. Sinds hun alom verklaarde meesterwerk ‘Things We Lost In The Fire’ uit 2001 zoeken ze naar een manier om muziek te maken die nog relevant is binnen hun eigenlijk al geperfectioneerde stijl. Vorige platen ‘The Great Destroyer’ en ‘Drums And Guns’ zochten het in het experiment, met rock en dub, respectievelijk. ‘C’mon’ is de zo riskante ‘return to form’, die gelukkig vooralsnog erg geslaagd uitpakt. De liedjes zijn toegankelijker dan ooit en de plaat nadert zeer dicht de zalige, kalme schoonheid van ‘Things We Lost In The Fire’. Frontman Alan Sparhawk verklaart het met het met de jaren verkregen besef dat schoonheid op zichzelf genoeg is; als het mooi is, is het mooi. Hoogtepunten ‘Try To Sleep’, ‘Especially Me’ en ‘Nightingale’ zijn dan ook van die songs die je kritische zeuren overbodig maken: wie klaagt er tenslotte over de scherpte en relevantie van een warm bad? Toch is het jammer dat er niets meer over is van het spannende, maar nog niet helemaal vervolmaakte geluid van ‘Drums And Guns’, met zijn drummachines en loops. Dat is dan ook net het lastige aan zo’n ‘return to form’: wat erna? Nóg een plaat in oude stijl, of een gevaarlijke poging om iets wezenlijks te doen met je experimenten? Oud worden in de muziekindustrie is en blijft lastig, maar vooralsnog doet Low het met gratie en stijl. Hopelijk blijft het ze lukken.

tekst:
Benjamin van Vliet
beeld:
Low_Cmon
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!