CTM (voorheen: Club Transmediale), het op muziek gerichte zusje van Transmediale, vierde dit jaar haar vijftienjarig jubileum met een programma dat bekende namen koppelde aan herontdekkingen en wat jong grut her en der. Nostalgie? Retromania? CTM noemde het – ambigu en dus de vraag impliciet stellend – DIS CONTINUITY en een ‘research trip into little known and forgotten regions of electronic and experimental music’.
Het eerste weekend van CTM viel – helaas – samen met Mind The Gap Nights, en ook de lezing op maandag van Kees Tazelaar over vroege elektronische muziek in Nederland misten we. (Maar niet getreurd, Arie Altena interviewde hem uitgebreid over zijn boek ‘On The Threshold Of Beauty’ voor Gonzo (circus) #117.) Uitkijken deden we ook naar de concerten van de jonge New Yorkse componist en multi-instrumentalist Eli Keszler en de niet meer zo jonge, maar immer kwieke Phill Niblock. Helaas stak Deutsche Bahn daar een stokje voor: in Bad Bentheim vernamen we dat de locomotief voor onze trein op een rangeerterrein een klein uur verderop stond. Dat de Bord Bistro deze keer wel nog voldoende bier had en we ons in aangenaam edoch slaperig gezelschap bevonden, was een troost; en het opzwepende concert van Felix Kubin en zijn big band dat we laat op de avond in NK nog konden meepikken, eveneens.
Dwarsverbanden
Na de rituele accreditatieformaliteiten te hebben vervuld, krijgen we het mooi vormgegeven en zeer leesbare magazine ‘Dis Continuity’ in handen gedrukt. Nieuwsgierig bladeren we naar het voorwoord van CTM-mede-oprichter Jan Rohlf. ‘Our task is not to locate and manifest the one greatest musical work or locus of music, and plant it like a monument in human history. – Adam Harper’ prijkt er nadrukkelijk boven zijn stuk. We herkennen de zinsnede gelijk uit het essay dat Adam Harper exclusief voor Gonzo (circus) #113 schreef naar aanleiding van het honderdjarige jubileum van Luigi Russolo’s manifest ‘The Art of Noises’. Dat vermeldt Rohlf er jammer genoeg niet bij: slordige bronvermelding – zelfs al gaat het over een alom bekende recente tekst – kan de beste overkomen, nietwaar? En de hoofdvraag luidt uiteraard of de ambities van de festivalcuratoren worden waargemaakt.
Naast de lezing van Tazelaar over vroege elektronische muziek vermeldt het programmaboekje – gedrukt in een ogenpijnigende combinatie van schel oranjerood, haast fluorescerend blauw en zwart – van dinsdag tot en met vrijdag lezingen of gesprekken over vroege Russische elektronische muziek door Andrey Smirnov (auteur van ‘Sound in Z: Experiment in Sound and Electronic Music in Early 20th Century Russia’), Groupe de Recherches Musicales (Parijs), EMS (Stockholm), het pionierswerk van Erkki Kurenniemi in Finland en Oost-Europese elektronische muziek uit de jaren 1970 en 1980 met de Roemeense band Rodion G.A. als voorbeeld daarvan. In de onderlinge samenhang en gecombineerd met de uitstekende, zij het wat didactisch vormgegeven tentoonstelling in Kunstquartier Bethanien ‘Generation Z: Renoise – Russion Pioneers of Sound Art and Musical Technology in the Early 20th Century’ (eveneens samengesteld door Smirnov en enkele collega’s) en de diverse uiteenzettingen door muzikanten zoals Derek Holzers boeiende hands on lezing ‘Probing The Past – A Media Archeology Of Handmade Electronic Sound’ loopt er een duidelijke lijn door het programma. Na de lezing van Derek Holzer waarin onder andere ook de context van de Buchla Music Easel aan bod komt, brengt Charles Cohen ‘s avonds in Hebbel am Ufer (HAU) het publiek in extase met zijn geraffineerde spel op diezelfde Buchla. En zo zijn er wel elke dag nieuwe dwarsverbanden te leggen, wat ook weer tot nieuwe inzichten leidt.
De pioniers: Europese mannen?
Maar… de nadruk ligt – afgezien van een lezing over de geschiedenis van elektronische muziek in Mexico – wel erg op Europa en frustrerender nog, vooral op mannen. Terwijl er wel degelijk genoeg vrouwelijke pioniers in elektronische muziek zijn geweest, zoals Antye Greie-Ripattii (AGF) in haar overzicht in het festivalmagazine aantoont: Eliane Radigue, Delia Derbyshire, Suzanne Ciana (recent nog ‘herontdekt’ door Finders Keepers), Laurie Spiegel en Laurie Anderson om er maar een paar te noemen. Vergeten zijn ze niet, hun naam valt regelmatig. Waarom worden vrouwelijke pioniers en de generaties vrouwen in elektronische muziek dan weggestopt in een debat op zaterdagmiddag? We moeten als Gonzo (circus) hier ook mea culpa slaan, maar dat CTM met een ambitieus programma als dit er niet in slaagt ook maar één lezing aan een vrouwelijke elektronische muzikant te wijden, stemt verdrietig.
Wel uitgebreid aan bod komt Erkki Kurenniemi. Sinds regisseur en kunstenaar Mika Taanila in 2002 de documentaire ‘The Future Is Not What It Used To Be’ (ook te vinden op de dvd Aika&Aina) maakte over deze pionier in elektronische muziek en kunst, zich toelegt op de ontsluiting van diens gigantische ‘archief’, en zelfs de restauratie van verloren gewaand werk zoals de korte digitale animatiefilm ‘Spindrift’ (1965) op zich neemt, krijgt Kurenniemi de herkenning die hij verdient. In Kiasma – het museum voor hedendaagse kunst in Helsinki – werd hij eind november geëeerd met een heel festival (Pneuma) en tot 3 maart is er nog een overzicht te zien van zijn werk in verschillende disciplines, van het ontwerpen van elektronische instrumenten zoals Dimi-O en Dimi-S tot zijn behoorlijk gesjeesde schilderkunst. Op Mind The Gap Nights was er een avond gewijd aan het werk van Kurenniemi met onder andere Project QRZ en de vertoning van een aantal korte films.
Fictieve personages
Ook CTM zet sterk in op de herontdekking van Kurenniemi, met name een filmprogramma van zelden of nooit buiten Finland vertoonde werken en ‘Sounds Like Kurenniemi’ waarbij Mikko Ojanen, CM von Hauswolff en Tommy Keränen aan de slag gaan met de enorme tape-bibliotheek die Kurenniemi in de jaren 1960 voor de universiteit van Helsinki heeft aangelegd (tip: zou leuk zijn om ook eens vrouwen aan de slag te laten gaan met dit materiaal). Mikko Ojanens lezing over Kurenniemi’s muziek en instrumenten is zeer verhelderend, zowel voor nerds als voor wie het werk van Kurenniemi nog niet goed kent. Zeer gekunsteld is echter de lezing van de Finse mediatheoreticus Jussi Parikka die een ondoordringbare ‘media theory’-saus over Kurenniemi’s leven en werk uitstortte: om vast te stellen dat Kurenniemi eerder ‘een jager-verzamelaar’ was dan een onmethodologisch werkende archivaris heb je geen ‘international art english’ nodig. De insteek van de lezing is ook bijzonder a-historisch: Kurenniemi wordt bij herhaling neergezet als een geboren genie. Over zijn professionele en persoonlijke falen vernemen we geen woord. Geen wonder dus dat Parikka verwonderd verzucht dat iemand – bij een eerste kennismaking – dacht dat Kurenniemi een fictief personage is.
Die indruk krijg je ook als je Rodion Ladislau Roșca hoort praten over zijn band Rodion G.A. en Ion Dumitrescu van het Roemeense label Future Nuggets. Is het een hoax, kijken we aapjes? De man zelf oogt qua motorische vaardigheden als Andy uit Little Britain wat zijn geloofwaardigheid uiteraard niet ten goede komt. Zeker niet als ‘ie zichzelf dan ook nog eens omschrijft als de Mark E. Smith of Dracula van de Roemeense underground van eind jaren 1970-1980, of de godfather van de Roemeense elektronische muziek en new wave, en ons op het hart drukt dat zijn muziek echt interessant is.
Zijn verhaal zelf is wel zo mooi en boeiend dat we hopen dat het waar is. Via een Noorse vriend bemachtigde hij in het Roemenië van Ceaușescu en de Securitate de ‘decadente’ westerse rockmuziek en begon hij zelf te knutselen met gitaar, tapes en Russische speelgoedkeyboards. Zonder sequencers knutselde hij – naar eigen zeggen – agressieve ‘elektronische rock songs’ in elkaar, waarbij hij de basis van een nummer gebruikte – samplegewijs – voor wel vijf nummers. Alle nummers belandden op nummer een in de lokale hitparade – op voordracht van fans – en in 1981 mocht Rodion G.A. zelfs de nieuwjaarsshow van de Roemeense televisie opvrolijken. Na zakelijke strubbelingen, en omdat hij niet in problemen wilde komen voor zijn moeder, stopte hij zowel met Rodion G.A. (een band die inmiddels talloze bezettingen telde) als met het componeren van soundtracks en achtergrondmuziek voor film en tv. In kringen van ‘crate diggers’ – er waren enkele nummers verschenen op compilaties – werd hij echter een legende en toen Dumitrescu een fake psychedelische Roemeense scene wilde opzetten, bleek de geschiedenis hem in te halen. Of zijn muziek ‘live’ onuitvoerbaar is, zoals Rodion Ladislau Roșca tijdens dit gesprek met Wire-redacteur Mark Pilkington beweerde, konden we niet controleren. Het muziekprogramma van CTM – met concerten in HAU en Berghain stelde ons geregeld voor pijnlijke keuzes.
Charles Cohen
Een aanzienlijk deel van het muziekprogramma is tot stand gekomen in samenwerking met Editions Mego, het onafhankelijke label van Peter Rehberg. Op dinsdag vallen we midden in een lezing van componist Christian Zanesi, de huidige artistiek leider van Groupe de Recherches Musicales, het legendarische Parijse onderzoeksinstituut opgericht door Pierre Schaeffer in 1958 waarvan eMego het werk nu stelselmatig opnieuw uitbrengt. Er worden ook werken ten gehore gebracht van verschillende componisten die aan GRM verbonden waren. Interessant om vast te stellen is dat de werken van Zanesi zelf, alsook die van de vorig jaar overleden componist Bernard Parmegiani, het meest overeind bleven in deze setting waarbij acht speakers staan opgesteld in een cirkel en het aandachtige publiek languit en veelal met de ogen gesloten kan genieten van deze werken. Later op de avond krijgen we op die manier ook nog een werk van Jim O’Rourke te horen. Hoogtepunt van de avond in HAU is ongetwijfeld de nieuwe samenwerking van Robert Hampson (Loop) met Stephan Mathieu in Main. De heren beginnen met rustige ambient stukken die ontaarden in een tropische geluidsstorm die niet geschikt bleek voor mensen met ongetrainde magen en trommelvliezen, om zeer rustig af te sluiten. Jammer dat Hampson alleen met Loop naar Roadburn komt, al is de subtiliteit van het nieuwe Main-project wellicht minder geschikt voor Roadburn. En een interview met Hampson kun je lezen in Gonzo (circus) #120, die begin maart uitkomt. Afsluiten doen we in Berghain – de derde acte in het eMego-concept deze avond – met Russel Hasswell, Yasunao Tone, KTL en Bee Mask, die allen precies doen wat er van hen wordt verwacht. Echt spannend wordt het niet helemaal, het publiek is een beetje gaar en de grootste setting van Berghain is misschien wel een maatje te groot.
Hoe anders is het op donderdagavond in HAU waar jazzmuzikant Charles Cohen het publiek in vervoering bracht met zijn geraffineerde spel op de zeer zeldzame Buchla Music Easel. Het hippe volkje heeft Cohen ‘herontdekt’ dankzij het ook al opnieuw ontdekte Morphine-label (opgericht in 2005) van de Libanese producer Rabih Beaini aka Morphosis, en terecht. Cohen krijgt een staande ovatie van het publiek. Wat misschien te weinig benadrukt werd in het lezingenprogramma – de synchroniteit van ontwikkelingen op het gebied van elektronische muziek over de hele wereld – komt hier wel tot uiting. Erkki Kurenniemi’s ‘geluiden’ zijn nooit ver weg. Het Upperground Orchestra met Charles Cohen en labelbaas Morphosis kan ons dan minder bekoren: na de geniale soloset van Cohen klinkt dit toch teveel als een ‘traditioneel free-jazzorkestje’.
Een duits bier teveel
Eén van de platen van 2013 voor een aantal Gonzo (circus)-medewerkers was ‘Glynnaestra’ van Grumbling Fur – de samenwerking tussen Alexander Tucker en Daniel O’Sullivan (Aethenor, Ulver). Het concert in Berghain Kantine wilden we dan ook erg graag meepikken. De heren hebben de tijd tussen de soundcheck en het optreden echter goed gebruikt om kennis te maken met Duitse bieren. Het resultaat is een incoherent ‘concert’ waarin we vleugjes disco, Duran Duran, Tears for Fears, minimal wave horen en niet de verhoopte tranceverwekkende lagen, zoals we die van Tucker en O’Sullivan gewend zijn.
Ook Outer Space – het meest recente project van John Elliott (Emeralds, baas van eMego-sublabel Spectrum Spools) – stelt teleur. Wat een gelaagde trip vol drones en beats met referenties aan de ganse elektronische muziekgeschiedenis had moeten worden, ontaardt – in een slechts voor een kwart gevulde en daardoor erg ongezellige HAU1 – in een slechte loungetrip van twee in zichzelf gekeerde nerds achter een tafel met infantiele visuals van een gestipte mok, slecht gemonteerd met beelden die geript lijken van Bob Breers animaties. De eraan voorafgaande ongeïnspireerde set van het Oostenrijkse Innode, het nieuwe project van Stefan Németh (synthesizers, sampler) met Bernhard Breuer (drums), hielp wellicht niet. We zagen een wanhopig krautrockende drummer die onhoorbaar bleef omdat tegenover hem de man met het ‘koffertje’ die zorgde voor de visuals (mathematisch opgebouwd zoals we ze al vaker zagen met een raar psychedelisch staartje) de volumeknop helemaal had opengedraaid.
Die roes brengt Lichens – Robert Lowe die onlangs nog gevolgd werd door Ben Rivers en Ben Russel in hun film ‘A Spell To Ward The Darkness’. met zijn intense en warme synthesizerklanken, zijn geneuriede en gemurmelde ‘teksten’ en perfect getimede visuals een dag eerder wel. Lowe is een van de vele mannen met een opengeslagen koffertje met een synthesizer in plaats van een laptop. En Cyclobe – het duo Stephen Thrower en Ossian Brown aangevuld met vier gastmuzikanten waaronder CoH – ging nog een stapje verder en zorgde voor een muzikaal meer dan geslaagd huwelijk tussen elektronica, ‘traditionele folkinstrumenten’ (met draailieren, doedelzak en klarinet) en stem. Van heftige industriële folk tot Turkse folk, ambient, drones en spooky visuals, het zat er allemaal in. Het publiek was evenwel verdeeld: fans van Coil, Current93 en aanverwanten waren meteen weg van de bij vlagen bombastische set, de andere helft van het publiek vond het verschrikkelijk of werd er gedeprimeerd van.
Folk
Tijdens het dagprogramma van CTM werd meermaals gerefereerd aan de dubbelzinnige betekenis die het begrip ‘folk’ de laatste jaren heeft gekregen binnen de geschiedenis van de elektronische muziek. Zowel Derek Holzer als Robert Henke (Monolake) stelden nogmaals vast dat de meeste software maar een beperkt soort output mogelijk maakt: herkenbare maar vaak ‘ontmenselijkte’ klanken, herkenbare genres. Een verstarde vorm van muziek of ‘folk’. Als reactie daarop keren velen – niet alleen Holzer – nu terug naar de wortels van de elektronische muziek – door het gebruik maken van (zelfgebouwde) oude instrumenten en analoge synthesizers. In de tentoonstelling ‘Generation Z: Renoise’ was het niet voor niets de collectie vroeg twintigste-eeuwse houten noise-instrumenten – die onder andere het geluid van een tank en een traktor nabootsten – die het meest tot de verbeelding van oud en jong spraken.
Die herwaardering van de vroege geschiedenis, het graven naar vergeten instrumenten (archeologie) kan ook als nostalgisch dan wel reactionair worden bestempeld, waarbij analoge synthesizers tot het ‘bronsgroene eikenhout’ van de elektronische muziek dreigen te verworden. We waren benieuwd om te weten waarom Henke – ondanks zijn met Holzer gedeelde opvatting over het gros van de hedendaagse elektronische muziek – toch ervoor kiest om te blijven werken met muzieksoftware. Een vraag die de bleue interviewer van Resident Advisor helaas vergat te stellen (terwijl Henke als een gentleman braaf zijn biografische verhaal vertelde om het interview te redden). En waar we ook benieuwd naar zijn, is hoe het nu verder moet met de elektronische muziek, uit welke hoek we de komende jaren de vernieuwing mogen verwachten of wat over een paar jaar misschien wel mainstream is. Is er – afgezien van enkele voorbeelden van bijzondere figuren die in de vergetelheid waren geraakt zoals Rodion – wel sprake geweest van discontinuity of was er toch eerder een lange golf aan continuity die nu uitmondt in een hype rond herontdekte elektronische instrumenten, die maximaal profiteert van onze hang naar ‘authenticiteit’. Gaan we door al deze ‘herontdekkingen’ (‘Rediscovery’ was een minder pretentieus thema geweest) een nieuwe periode in van ‘dis continuity’, misschien zelfs van stagnatie, of zal er eerder sprake zijn van verder bouwen (‘continuity’) of zelfs revoluties. We zullen het vast leren op CTM 2029.
CTM 2014 is afgelopen, maar je kunt nog tot 23 februari de tentoonstelling ‘Generation Z: Renoise’ bezoeken in Kuntquartier Bethanien (Kreuzberg). En zeer aanbevelingswaardig is ook de installatie ‘n-polytope’ in Stattbad Wedding. In het voormalige zwembad van stadsdeel Wedding kun je liggend op kussentjes op de helling genieten van een ingenieuze en – ook zonder water – immersieve licht- en geluidsinstallatie die led, lasers, geluid en artificiële intelligentie combineert. Een samenwerking van Marije Baalman (STEIM), Thomas Spier en Chris Salter, geïnspireerd door Iannis Xenakis’ ‘Polytopes’.
Gezien: CTM2014, diverse locaties Berlijn, 28 -31 januari, www.ctm-festival.de
Tekst: Ruth Timmermans