Het is de onversneden eigenwijsheid en schijt-aan-de-norm-mentaliteit van een indierocker. De echte indierocker heeft namelijk geen boodschap aan vooropgezette carrièreplannen of een strategische opbouw naar een commerciële piek. De echte indierocker doet gewoon lekker waar hij zin in heeft. Hella dus, echte indierockers. Ze doen sinds een jaar of drie, vier alleen maar waar ze zin in hebben. Niet de makkelijkste muziek, maar spastische instrumentale punk die nogal wat vergt van het luisterend oor. En alsof één album per keer dan niet al genoeg is, nu komen ze met een heuse Outkast-move op de proppen. Een dubbelalbum, één cd voor elke helft van het duo. Chirpin Hard is van gitarist Spencer Seim en Church Gone Wild is drummer Zach Hills baby en tsjonge, het is geen gemakkelijke baby. In één sessie opgenomen dwalen de creatieve spinsels van Hill langs visioenen van ongestructureerde chaos. Gek genoeg staat de percussie van Hill (als drummer) daar niet eens zo bij op de voorgrond, het is een samensmelting van manische gitaarherrie ondersteund door electronische effecten met een chaotische percussieve basis. Een rommelig geheel, verdeeld in twaalf stukken voor de overzichtelijkheid voor de luisteraar. Seims Chirpin Hard is een meer gefocuste en beter doordachte aangelegenheid. Electropop op zijn ruimdenkendst, of een soundtrack voor een verloren Nintendospel uit 1992. Seims liefde voor Nintendomuziek uit hij vooral in zijn zijproject The Advantage, een heuse Nintendocoverband (ja echt!), maar de toon op Chirpin Hard is net zo speels en elektronisch gemanipuleerd als een doorsnee game. In de meest abstracte zin van het woord komt ook Seims melodisch vernuft hier aan bod. Geen simpele melodietjes, maar complexe creaties die uiteindelijk als melodie gekwalificeerd kunnen worden. Dat klinkt heftig, maar Chirpin Hard is toch vooral een hoop lol en plezier. De twee albums in één zit aanhoren is behoorlijk uitputtend, maar het is bewonderenswaardig hoe Hella zich manifesteert in een soms maar saaie indierock-wereld.