Het is de makkelijkste manier van recenseren, en eigenlijk zoveel mogelijk te vermijden; de vergelijking. Liever lever je als recensent een mooi verhaal, waar prachtige metaforen de muziek beschrijven en de lezer uitdagen om de plaat op te zoeken. Of juist niet, er ver van uit de buurt te blijven. Maar soms spugen de vergelijkingen je bijna letterlijk in het gezicht. ‘Cerulean Salt’, de tweede plaat van Waxahatchee, is zo’n album. Katie Crutchfield, de dame doe achter deze naam schuilgaat, weet het ene nummer perfect te laten klinken als Liz Phair om een nummer later te rammelen als Belly. Dit doet ze met de nodige pit en verve, een energie die vooral ligt in haar oprechtheid. Net als de vergelijkingen spuugt Waxahatchee nummer na nummer haar (relationeel) leed in het gezicht. Met meestal alleen een gitaar, veel reverb en haar stem maakt Crutchfield een biechtstoel van je stereotoren. Voordeel daarbij is dat Crutchfield niet alleen het geluid van bovenstaande heeft, maar ook de gave om met simpele middelen en kleine gebaren prachtige liederen te schrijven. Rauw en onomwonden schetsen uit een dagboek van gebroken relaties, waarbij de Amerikaanse het geregeld uitschreeuwt, simpel omdat het moet.