‘Impro noise is the new punk’ en ‘Ghil’ gaat een van de coolste platen van 2013 worden. De vanuit Korea naar New York verkaste celliste Okkyung Lee behoort al een decennium tot het legertje artiesten dat tussen moderne avant-garde, vrije improvisatie en noise laveert. Een paar platen op John Zorns Tzadik-label, met zwaargewichten als Ikue Mori, John Hollenbeck, Trevor Dunn, Craig Taborn en Peter Evans lieten al horen dat Lee als componiste en muzikante moeilijk te labelen valt. Soloplaat ‘Ghil’ laat een veel extremer en radicaler geluid horen dan eerder (solo-)werk, wat in grote mate te danken is aan het ongebruikelijke opnameprocédé. Daarvoor tekende de Noorse noisepaus Lasse Marhaug, die koos voor een radicale potten- en pannenaanpak: Lee’s spel werd opgenomen op verschillende locaties en met een cassetterecorder uit de jaren 1970. Het was vervolgens ook aan Marhaug om uit het beschikbare materiaal een album te puren. Het resultaat is geen rammelend lo-fi-zootje, maar een onwaarschijnlijke in-your-face belevenis. Het effect dat Marhaug creëerde is het gevoel dat Lee naast je zit, want de sound is direct en ongepolijst, een haast fysieke sensatie. Voor een album dat het zou moeten hebben van subtiele harmonieën en fragiele composities zeker niet ideaal, maar op het lijf geschreven van deze bloedrauw lillende expressie. Er wordt gesmodderd met overtonen, de strijkstok wordt over de snaren gewreven, gekrast en geslagen en het snerpt, kraakt en knettert een einde weg, eerst op compleet doorgeslagen manier, één en al hysterisch geraaskal, en dan weer repetitief, haast machinaal, met onheilspellend gekraak, als een ijsvlakte die het begeeft onder een kolossaal gewicht. Soms leidt het tot pure noise (‘Two To Your Right, Five To Your Left’), ergens in het niemandsland tussen Tom Cora en Fred Lonberg-Holm, en dan weer tot een stukje drone (‘Hollow Water’), maar bovenal regeert hier het oorverdovende geklop van de pure hartslag die om zich heen schopt en in het slotkwartier leidt tot een bolwassing zonder weerga. Wat Lee doet is misschien niet vernieuwend, ze valt ook een paar keer in herhaling en de plaat is zeker niet perfect (en dan?), maar in combinatie met die eigenzinnige productie leidt het tot een knaller die genregrenzen even compleet overbodig maakt. Er gebeurt iets.