Boeken - GC174

Bindwerk: Tijdsbeeld

In deze boek- en filmselectie blikken we terug en zoomen we in op het heden. Het motto ‘going nowhere slow’ blijkt daarbij zowel op het label kranky als op het legendarische en altijd te laat komende El Guapo Stuntteam toepasbaar te zijn. Ook de Libanese artiest Charbel Haber benadrukt het langzaam verstrijken van de tijd en toont ons een stad in staat van ontbinding.

Verlaten

De Libanese artiest Charbel Haber speelt in de Libanese band Scrambled Eggs, componeert filmmuziek en is visueel kunstenaar. In het multimediale werk ‘A Common Misunderstanding Of The Speed Of Light’ combineert hij deze disciplines met teksten die hij schreef tussen 2020 en 2022. Een ‘digitaal dagboek’, zo je wil. Hierin verkent Haber verval, eindigheid en het langzame verstrijken van dagen. Het is, in de woorden van uitgeverij en label Other People een ‘multimediale mijmering over het ondermijnende karakter van tijd’. Het tekstuele gedeelte daarvan leest als een associatieve stroom observaties, bespiegelingen en gedachten. Soms zijn die puntig: ‘The insignificance of things to come is overwhelming.’ Maar vaker abstract: ‘In the tight grip of existence simultaneously convinced and confused, you stand mute facing a singular reality, unaware of its multitude.’ Er is daarnaast ruimte voor meer beschrijvende, poëtische passages waarin de contouren naar voren komen van een stad en samenleving in staat van ontbinding. Rampen, oorlog en drukkende hitte zijn er nooit ver weg. Onheilspellende gevoelens en tragiek komen ook naar voren in veel van de foto’s (die jammer genoeg wel erg klein gedrukt zijn). Zo zien we verroeste schommels op een verlaten strand, een in elektriciteitsdraden verstrikt geraakte Libanese vlag en een op straat gevallen bak met noedels. Gelukkig is er ook ruimte voor schoonheid, zoals in Harbers lyrische beschrijving van punk en in zinnen als: ‘Dance is sublime. Like sunrise it puts things in order’, of in de vele foto’s van ochtend- of avondrood. Ook de vormgeving geeft het boekje meer lucht. Foto’s wandelen als toevallige passanten door de tekst en onderbreken verhalen – soms midden in de zin. Zes ‘hoofdstuktitels’ breken zinnen eveneens ruw open. Die titels corresponderen met de nummers van dit project die via een QR-code, precies in het midden van het boek, te luisteren zijn. Zo dwingt de vormgeving om constant heen en weer te hinkelen tussen tekst, beeld en muziek. Haber lijkt met deze opzet het verraderlijke karakter van tijd te willen benadrukken. Dat is aardig gevonden, maar werkt het ook? Tekst, beeld en muziek zijn in elk geval in balans. In het fraaie ‘John Coltrane and John Fahey Crossing the Danube’ klinkt een simpele, herhalende melodie midden in een luchtige en galmende soundscape – het decor voor weemoedige gitaarimprovisaties. Muziek als een lang opgerekte zonsondergang die rijmt met de foto’s, taal en knaloranje cover van het boek. ‘A Common Misunderstanding Of The Speed Of Light’ heeft echter geen prikkelende hoogtepunten die de rest van het werk optillen. Het geheel blijft daardoor wat diffuus en stuurloos. Maar ook zonder duidelijke ijkpunten weet Haber een sfeer van nietigheid, weemoed en ontbinding over te brengen, en dat is te prijzen. (rb)

Charbel Haber, A Common Misunderstanding Of The Speed Of Light (New York: Other People, 2022)

Tent

Cedric Maes speelt tegenwoordig bij The Sore Losers, net als Micha Volders, die samen met Lotte Vanhamel het duo Vermin Twins vormt. Chuck (Christophe Dexters) en Jethro Volders speelden in The Rott Childs tot 2009, toen bassist Florent Pevée kwam te overlijden. Maar eerst, vanaf 1995 en voor het eerst op een podium in 1997, was er El Guapo Stuntteam. Christian Maes, de broer van Cedric en ook wel bekend als ‘Captain Catastrophy’, vertelt de geschiedenis van de band vanaf het prille begin tot het moment dat de bandleden er, na een succesvolle en voor een keer niet rampzalig verlopen toer met The Datsuns, de brui aan geven. Het was genoeg geweest, tijd voor iets anders, voor meer regelmaat, minder chaos en minder calamiteiten. ‘El Guapo’, Spaans voor ‘de knapperd’, vernoemd naar de goedlachse en tegelijk aartslelijke slechterik uit de filmklassieker ‘Three Amigos’, is de naam van de band als Cedric Maes bassist Eric Wilmots tegen het lijf loopt. Met de komst van de gebroeders Volders kunnen de heren eindelijk volop aan de slag. Niet dat ze veel verstand hebben van het bespelen van hun instrumenten. Ze willen klinken als Guitar Wolf en dan mag het allemaal best rommelig zijn. Jolijt maken, de boel op stelten zetten, zich verkleden met worstelmaskers, capes en andere onzin, dat is het doel. Als de band een show mag openen voor Turbonegro in Duitsland, alwaar hun zanger vuur uit zijn bilnaad laat komen, wordt besloten om voortaan Christian Maes, vanaf nu ‘Captain Catastrophy’, tegen het einde van de show in brand te steken.
De shows, die sowieso al behoorlijk chaotisch zijn, worden voorzien van extra showelementen (een gogodanseres, vuurspuwen), wat soms behoorlijk gevaarlijk wordt als er bijvoorbeeld geen blusdeken voorhanden is. We herinneren ons zelf levendig een klein festivalletje in het Kortrijkse georganiseerd door de Pit’s alwaar de band, inmiddels als El Guapo Stuntteam, in een veel te kleine tent moest spelen, die uiteindelijk ook gewoon tegen de grond ging. Altijd dikke pret met deze Limburgse bende, al zullen veel organisatoren, als we alle verhalen die Maes verzamelde mogen geloven, soms minder tevreden zijn geweest. Het leuke aan ‘Dat was al kapot!’ is dat Maes anekdotes vertelt van hemzelf of van een van de groepsleden, hier en daar anderen aan het woord laat en in een sappige stijl de geschiedenis van de band in woorden weet te gieten. Door de vanzelfsprekendheid waarmee verslag wordt gedaan van de baldadigheden leest het boek als een sneltrein. Net als de muziek van de band, die van punk en garage evolueerde naar hardrock, leest het boek vlot; als de rush van twaalf jaar waar de bandleden nog steeds van moeten bekomen.
Ze maakten vijf albums, die het alle vijf behoorlijk goed deden in de verkoop. Maar hun shows met Cocknoose en Antiseen, de stunts en hun verwijzingen naar gore-films uit de jaren 1970 in videoclips vol zombies (geregisseerd door Toon Aerts) zijn bijna belangrijker dan hun albums. Niet dat ze steevast veel shows deden. Er was altijd wel iets kapot, naar de vaantjes, of de band kwam niet op tijd omdat niemand een rijbewijs had. Altijd uren (of dagen) te laat komen, dat helpt een band niet vooruit, hoe goed die live ook mag zijn. Het zijn de soort verhalen die ‘Dat was al kapot!’ tot een heerlijke leeservaring maken. Het vele verzamelde beeldmateriaal maakt het helemaal af. (pb)

Christian Maes, Dat was al kapot! – 25 jaar El Guapo Stuntteam (Gent: Beefcake Publishing, 2022)

Objectief

Geen reproductie van de realiteit is ooit volledig objectief. Die pretentie, die in het verleden misschien met name besloten heeft gelegen in een medium als fotografie, veronderstelt dat een directe opname, zoals een foto die precies wat er voor de lens aanwezig is vastlegt, alle subjectiviteit uitgumt. Dat gaat echter voorbij aan het hele proces dat aan het nemen een foto voorafgaat; wat laat de fotograaf wel en niet binnen het frame, waar wordt wel of geen foto van gemaakt. ‘Listening After Nature’, geschreven door geluidskunstenaar en onderzoeker Mark Peter Wright, is een grondige verkenning van soortgelijke vragen binnen de fonografie (veldopnamen). Het voornaamste doel van zijn boek is om verschillende mythes – dat geluidsopnamen objectief en neutraal zijn, dat er binaire opposities zouden bestaan tussen feit en fictie, cultuur en natuur – te ontkrachten om zo tot een kritischere en zelfbewustere geluidsopnamemethode te komen. Wright put uit een breed vat aan invloeden en aanknopingspunten om zijn betoog te onderbouwen, van postkoloniale en ecokritische literatuur tot posthumanisme, en van uiteenlopende geluidsopnamen tot foley (het nabootsen van omgevingsgeluiden voor film en televisie). Ondanks de snelheid waarmee de lezer langs de voorbeelden en theoretische kaders geleid wordt, en je soms je best moet doen om een overkoepelende lijn daarin te vinden, weet Wright toch een duidelijk betoog neer te zetten. Ieder hoofdstuk biedt ruime context voor de onderwerpen die voorbijkomen en de opbouw van de argumentatie gebeurt steeds vanuit eerder gemaakte punten. De stijl blijft daarbij vaak wat academisch en droogjes, maar de vaak vrij literaire omschrijvingen van relevante anekdotes en geluidsopnamen bieden nodige afwisseling.
De termen die Wright introduceert zorgen er telkens voor dat hij duidelijke stappen in zijn betoog kan maken. Zo gebruikt hij bijvoorbeeld de term ‘Noisy-Nonself’ voor degene die het geluid opneemt en pretendeert niet aanwezig te zijn in de opname maar toch altijd sporen nalaat, als manier om de veronderstelde objectiviteit en de oppositie tussen natuur en cultuur te ontkrachten. Of geeft hij zijn definitie van ‘low frequencies’, de (vaak non-auditieve) geluiden die besloten liggen in een opname zoals de uitbuiting die schuilgaat achter de productie van veel opnameapparatuur, om de lezer bij het beluisteren van opnames bewust te maken van dingen die niet direct hoorbaar zijn maar er wel achter schuilgaan. In dat laatste ligt ook het duidelijkst het hoofddoel van zijn boek besloten, namelijk het komen tot een nieuwe kritische werkwijze in de fonologie die van meet af aan bewust is van de machtsverhoudingen en tekortkomingen die in het vak besloten liggen, en manieren aandragen waarop het beter kan. (jsz)

Mark Peter Wright, Listening After Nature – Field Recording, Ecology, Critical Practice (Londen: Bloomsbury Publishing, 2022)

Koel

Respect voor de rivier is respect voor de eilandbewoner. Deze logica vormt het uitgangspunt van ‘Niet zomaar een rivier’ van de Argentijnse Selva Almada, vertaald door Marijke Arijs. Wanneer twee vrienden (Enero en Negro), en de zoon van hun door verdrinking overleden vriend Eusebio (Tilo), tijdens een vistripje een enorme rog uit de rivier vissen en die na een tijdje achteloos weer teruggooien, blijken ze de ongeschreven wet waarnaar de plaatselijke bewoners leven met voeten te hebben getreden. De rog, die ook nog eens met twee pistoolschoten te veel is gedood, moet worden gewroken, vinden de eilandbewoners. In de tussentijd drinken, koken en dansen Enero, Negro en Tilo, en komen hierdoor in een gemoedstoestand waarin heden en verleden samenvloeien en de geest van hun verdronken vriend nooit ver weg is; werkelijkheid, droom, de rivier, de insecten, de nacht en het vuur komen samen. Verhoudingen worden langzaam blootgelegd, tijdlijnen lopen door elkaar en de verzengende hitte van het eiland lijkt ook op de verhaalstructuur zijn uitwerking te hebben. De lezer wordt op allerlei manieren gedesoriënteerd. Gaandeweg wordt duidelijk dat buiten het geweld van de eilandbewoners vooral ook het verdriet van de personages, bijvoorbeeld van de twee mannen die hun vriend verloren, of van de uitzichtloosheid van het platteland, belangrijk zijn. Beide aspecten versmelten in deze novelle, waarin duidelijk wordt dat niet alleen de hitte maar ook onderdrukte gevoelens van rouw, schuld en woede verstikkend kunnen werken. Almada schrijft in een mysterieuze maar simpele stijl, wat heel goed werkt om de spanning van ‘Niet zomaar een rivier’ langzaam op te bouwen. Wat Almada zo’n sterke schrijver maakt, is dat ze niet veel woorden nodig heeft om sociale verhoudingen voelbaar te maken, iets wat ze ook in een eerder boek als ‘Het onweer’ doet. In ‘Niet zomaar een rivier’ eisen vooral de masculiene wetten van het eiland de aandacht op. Pas in de tweede helft van de novelle verschijnt een aantal vrouwen op het toneel. Zij hebben het echter niet makkelijk in deze omgeving, waarin als puntje bij paaltje komt trots en eer de klok slaan. Door de naast en tegenover elkaar geplaatste perspectieven ontstaat een constante dreiging, wat een beklemmende uitwerking heeft. Ook als lezer kun je geen kant op. De sterke familiebanden worden later in het boek duidelijker verweven, waardoor de gemeenschap en de onderlinge relaties beter te begrijpen vallen. Het ene verdriet ontmoet het andere verdriet, en dit komt allemaal samen in een onvermijdelijke maalstroom, in een stijl zo koel als de rivier zelf. Wij laten ons graag meevoeren. (lvv)

Selva Almada, Niet zomaar een rivier (Bleiswijk: Uitgeverij Vleugels, 2022)

Kwaliteitslabel

Hoe groot de schok van grunge ook was, het was onvermijdelijk dat er bands opdoken die geluid en stijl simpelweg imiteerden in de hoop op snel succes en een contract met een groot label. Onbewogen door het steeds voorspelbaardere indierockgeluid, en met afkeer van hoe grote labels in het kielzog van Nirvana alles contracteren wat maar een beetje grunge is, besluiten Chicagoans Bruce Adams en Joel Leoschke, op dat moment beiden werkzaam bij distributeur Cargo, een label te beginnen voor bands die ze wél willen horen. Het duurt even, maar dan komen ze op het spoor van Labradford, een duo uit Richmond, Virginia, wiens ingetogen, verstilde variant van indierock, met invloeden uit ambient en drone, mijlenver verwijderd is van de dominante grunge. Hun debuutalbum, ‘Prazision’, wordt in 1993 de eerste release op Adams’ en Leoschke’s kersverse label: kranky (consequent in kleine letters geschreven, ‘uit pure tegendraadsheid’). ‘Muziek die het moment oversteeg’, aldus Adams. Niet iedereen ‘begrijpt’ de plaat, maar bij hen die dat wel doen, raakt hij een snaar. Adams en Leoschke blijken niet alleen interesse te hebben in kruisbestuivingen van indierock met ambient, maar ook met dub, krautrock, psychedelica, jazz en wat ze nog meer in de uitverkoopbakken van de lokale platenwinkels vinden. Er volgen albums van onder meer Jessamine, Bowery Electric en Roy Montgomery, en kranky vestigt al snel naam als kwaliteitslabel. Adams vertelt in ‘You’re With Stupid’ (een van de slogans die de twee voor het label verzonnen) de geschiedenis van de eerste tien jaar van het label. De rode draad daarbij is hoe het Labradford vergaat, dat al zijn zes lp’s bij kranky uitbrengt, om uiteindelijk in 2000 een hiatus te nemen. Tegelijk schrijft Adams een beknopte geschiedenis van de indiescene in Chicago, de stad waar kranky onlosmakelijk mee is verbonden. Collega-labels uit de windy city zoals Drag City, Touch and Go, Thrill Jockey, en Wax Trax! komen regelmatig aan bod. Adams schrijft over zijn concullega’s met een waardering en respect die illustratief zijn voor de sfeer binnen de scene in de stad. Anders dan in New York en Los Angeles kent Chicago geen grote entertainmentindustrie, en zoals Adams het vertelt is de stad vol hardwerkende muzikanten die muziek willen maken (en horen) en verder niks. Hij behandelt daarbij talloze stromingen en mensen, niet alleen de bands die bij kranky hun platen uitbrengen. Als gevolg daarvan passeren er zoveel muzikanten, engineers, clubeigenaren en andere betrokkenen de revue dat het soms een beetje duizelt; tegelijk geeft het wel een mooi beeld van binnenuit van hoe de scene in elkaar zat (en wie er allemaal weleens iets met Tortoise te maken heeft gehad). Ook grote acts uit Chicago komen aan bod, zoals Urge Overkill, Smashing Pumpkins en Liz Phair, vaak ter illustratie van hoe het bands vergaat als ze bij een groot label tekenen. Adams heeft weinig op met de majors, en genoeg ervaring en inzicht om die afkeer te onderbouwen. Dat maakt het boek ook een leerzaam inkijkje in wat er komt kijken bij het runnen van een platenlabel dat volledig zelf-gefinancierd is (en wat er misgaat bij sommige andere labels). Adams beschrijft het allemaal in een heldere stijl die soms een beetje zakelijk is, maar relevante anekdotes en Adams’ uitgesproken opinies maken het boek zeer leesbaar. Het verhaal loopt tot ongeveer 2002, Adams verliet kranky in 2006, maar het label is nog steeds actief – zie de recensies van platen van loscil en Tim Hecker elders in dit blad. Nog steeds vanuit Chicago, en nog steeds eigenzinnig, inmiddels onder het devies: ‘going nowhere slow’. (msch)

Bruce Adams, You’re with Stupid – kranky, Chicago, and the Reinvention of Indie Music (Austin, Texas: UT Press, 2022)

tekst:
_MEDIATHEEK
beeld:
Boeken - GC174
geplaatst:
do 9 mrt 2023

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!