Rustige spannende luisteravonturen: minimaal en bezwerend, ergens tussen ambient en modern klassiek. Drie albums geven een mooie doorkijk. Klassieke instrumenten als piano en strijkers worden in verschillende combinaties ingezet. De IJslandse Soley brengt na haar eerste soloalbum met tedere popliedjes We Sink uit 2011 een mini album uit met 8 post-romantische pianotoverspreuken. Het album duurt iets meer dan 15 minuten; het zijn korte themas, schommelend tussen lichtvoetig en droevig. Het lijken uitwerkingen van het nummer Figth Them Soft van haar vorige album, maar elk mooi genoeg om op zichzelf te staan. Soley zet de wals in: nu eens zwierend, dan weer contemplerend. Ook A Winged Victory For The Sullen brengt het tweede studioalbum uit. Voor hun titelloze album riepen ze de hulp in van een kleine orkestbak vol strijkers. Ook voor ATOMOS hebben ze die hulp ingeroepen, daarnaast worden nog een harp en een modulaire synthesizer ingezet. Zo wordt het raakvlak tussen drones en modern klassiek gevormd. Drones met minutenlange spanningsbogen vinden hun weg naar repetitieve minimale patronen van violen en cellos. Dissonanten en passie wisselen elkaar af. In vergelijking met hun eerste album zijn de nummers monotoner, misschien minder beeldend, nog meer uitgekleed tot de essentie. Bij Deaf Center is de essentie te vinden in geluiden die in andere gevallen waarschijnlijk juist weggefilterd zouden worden: verstild, warm en traag. In een studio vol met microfoons wordt elke klank een essentiële toevoeging, zo ook het geklik bij het aan- en uitzetten van de effecten en de continue ruis van een versterker waar in de tweede helft van Follow Still een gitaar aan vast blijkt te zitten. Oblivion begint met een ouderwetse kabbelende synth klank, mondt snel uit in een spanning die toch als een warme deken om je heen valt met intense partijen van strijkers en bas. In tegenstelling tot eerdere albums wordt niet met fieldrecordings gewerkt, maar wordt met een deels akoestisch instrumentarium een sfeervolle klankenwereld gebouwd.