Zoals elders in dit nummer valt te lezen, is het Brusselse Okraïna een label dat traag opereert en graag de marges opzoekt. Met deze drie recente releases doet labelbaas Philippe Delvosalle dat laatste misschien wel nóg sterker dan met eerdere releases.
Zo gek veel platen die ultrakorte verhalen opgetekend uit de mond van bewoners van een verzorgingstehuis combineren aan fingerpicking gitaar en drums zullen er niet bestaan op de wereld, denk ik bijvoorbeeld. ‘An Idea In Everything’ van schrijver David Greenberger, improv-drummer Chris Corsano en gitarist Glenn Jones is zo’n plaat die je misschien niet supervaak zal draaien, met zijn achtentwintig sterk literaire miniatuurtjes, maar wel eentje die wat met je doet, als je van monologen houdt en, vooruit, een beetje sentimenteel bent. De achtentwintig verhalen gaan van boeddhistische wijsheden naar onnavolgbaar absurdisme en rauwe fragmenten uit bijna voltooide levens. Corsano en Jones houden de boel aan elkaar met muziek die de verhalen nergens in de weg zit en ook niet teveel stuurt, maar net genoeg drive eraan geeft om de plaat zo boeiend te houden dat hij voorbij vliegt.
Wie dan weer niet zoveel met verstaanbare teksten heeft, zit goed met ‘La Maison D’Amour’, waarop de Iraanse muzikant en zanger Maam-Li Merati en de Franse zangeres Léonore Boulanger op twee verschillende manieren aan de slag gaan met Perzische klassieke muziek. Op kanten A en C van de dubbel-10inch brengt het duo een reeks dastgāhs en avâz (traditionele melodieën en vocale stukken uit de dertiende en veertiende eeuw) trouw aan de traditie op snaarinstrumenten de kamancheh en de setar, met sporadische ondersteuning op percussie door Jean-Daniel Botta. Op kanten B en D staan dan weer opnames uit een sessie met organist Matthieu Fernandez. Hier beperken Boulanger en Merati zich tot zang en smeert Fernandez het geluid dicht met zware, droney akkoorden. De twee traditionele kanten klinken frisser en opener dan de twee kanten met orgelexperimenten, maar de afwisseling houdt de plaat wel spannend en de duistere, benevelde klanken op met name kant D openen deuren naar geheel nieuwe muzikale mogelijkheden.
‘Le Corps Défendant’, een eenmalige samenwerking van gitarist Mocke (bekend van zijn werk met diverse Franse bands waaronder Holden, Midget en Arlt) en pianist/zangeres/improvisator Delphine Dora, dartelt dan weer vrolijk, loom en een tikkeltje stoned uit elk hokje waar je haar in probeert te proppen. De plaat ontstond pingpongend tussen de twee muzikanten die elkaar telkens verder evoluerende opnames stuurden, maar klinkt toch zo losjes, pretentieloos en spontaan dat je eerder zou denken dat hij uit een weekendmiddag improviseren voortkomt. Mockes bijna-plagerig-trage en meanderende gitaarspel is de hoofdrolspeler in het geluid, waaroverheen Dora allerlei losse geluiden en klanken drapeert. Nummers als ‘L’Illusion S’Etrangle’, een dadaïstisch pianowalsje met een tekst in nonsenstaal, en ‘Où Est Joseph?’ neigen voorzichtig naar liedjes, maar de andere stukken zijn wat moeilijker van elkaar te onderscheiden en vormen samen een grote collage van avant-gardistische improv, musique concrète en psychedelische jazz. Een behoorlijk bedwelmend plaatje, al met al.