Het Utrechtse stadsfestival LE GUESS WHO begint indrukwekkende vormen aan te nemen. Niet alleen bestrijkt het programma een indrukwekkend spectrum aan genres, ook de kwaliteit van deze line-up over vier dagen is verrassend consistent. Er staat een mooie collectie gevestigde waarden, maar de nieuwe of onbekende namen zijn niet gewoon maar vullertjes – hier vallen nog ontdekkingen te doen. En dankzij de verspreide locaties werd het soms letterlijk een ontdekkingstocht. Gelukkig hadden we een fiets!
Een beter begin van ons festival dan Califone kunnen we ons nauwelijks voorstellen. De band rond Tim Rutili werkt al jaren in de marge aan een consistent oeuvre, en die ervaring laat zich nu voelen in een geroutineerde liveset van een doorwinterd trio. Hun subtiel gearrangeerde Americana met stoorzenders doet bijwijlen denken aan Wilco in zijn meest introspectieve momenten. Net als die laatste zich laaft ook Califone zich aan folk en rock uit alle hoeken van de States. Het songmateriaal is op zich al sterk genoeg, maar vergis je niet: Califone stelt sfeer gelijk aan compositie, en dat voel je vooral live. Zanglijnen zijn nevengeschikt aan gitaarlicks en worden zonder bijzondere nadruk over de rijk gelaagde groove gedrapeerd. De onmiskenbare métier van de band doet de rest – van het inventieve drumspel tot de sfeervolle soundscapes die onder elke song borrelen is dit meteen muzikale fijnproeverij.
Toen we vorig jaar een show van Ty Segall bijwoonden in Brussel, deed het gerucht de ronde dat hij rechtstreeks kwam overgevlogen van zijn eigen vader’s begrafenis. Vervolgens speelde hij de strakste en venijnigste set die we van hem al hebben meegemaakt. Dit jaar verscheen de ingetogen, overwegend akoestische plaat “Sleeper” die door Segall onomwonden wordt genoemd als een manier om het verlies te verwerken. De liveset op LGW dient als showcase voor het album, en zodoende is ook de opstelling een stuk meer ingetogen: iedereen keurig op een stoeltje, met de akoestische gitaar op schoot. Het lijkt zowel voor Ty als voor z’n publiek een wat onwennige toestand. Zelf heeft hij af en toe zichtbaar moeite om niet recht te veren en z’n fuzzpedaal in te trappen, en zijn muzikanten raken een paar keer ei zo na de draad kwijt nu er geen briesende wildeman het boeltje dirigeert. Toch blijkt er in Ty ook een begenadigd songwriter te schuilen die z’n eigen geluid met succes weet te temperen zonder zijn karakter te verliezen. De fans zijn zo’n zelfbeheersing duidelijk ook niet gewoon, en een klein kliekje grijpt elke lichte crescendo in de set aan om een moshpit aan te steken. Als afsluiter haalt Ty enkele vanouds rammelende klassiekers van stal, en met een bijna hoorbare zucht van verlichting kunnen artiest en publiek dan toch nog een keer samen uit hun dak gaan. Niettemin: we hebben een glimp opgevangen van Ty Segall als Waardig Ouder Wordende Artiest en zoiets, waarde lezer, stelt ons gerust in de toekomst.
Hoe vertaal je het geluid van Forest Swords naar een podium? Matthew Barnes moet er al z’n hele carrière mee worstelen – zijn beide platen zijn schoolvoorbeelden van in de homestudio gepolijste knutseldub die bijna eisen om onder de koptelefoon te worden beluisterd. Elk geluid lijkt zo breekbaar dat het onmiddellijk zal vergaan wanneer het ook maar een zuchtje buitenlucht moet verduren. En daarmee doet Barnes dus het enige wat hij kan: hij houdt de hele compositie bij in een doosje, hij laat de mistige ritmes hun eigen gang gaan, en met een mengpaneel schuift hij af en toe voorzichtig een laagje bij. Het enige instrument dat hij live bespeelt is een mistroostige gitaar, die hij even zorgvuldig en spaarzaam inlast. Het geheime wapen dat een volle club dan toch overstag doet gaan voor deze muzikale kijkdoos is de bassist aan de linkerkant, die elk nummer stevig in de grond poot met zijn pure essentie: een volle en dwingende baslijn. De statische, melancholische visuals maken het plaatje af. Forest Swords doet meer met minder en toont zich een meester in de beperking.
We gaan hier niet veel woorden vuil maken aan Black Angels. Niet omdat ze geen sterke set neerzetten, maar precies omdat ze dat volledig volgens de verwachting wél doen. Met vier platen op het palmares die volgens fans “consistent” klinken en volgens criticasters “volledig inwisselbaar” zijn, is dit geen band die je nog gaat kijken om uitgedaagd te worden. Die opmerking is overigens geen kritiek: er valt wat te zeggen voor acts die van bij het begin hun sound vormen en daar vervolgens een veilige thuishaven van maken, een eigen wereld waarin je als publiek een uur lang mag vertoeven. Dat vraagt een sterk zelfvertrouwen en de kunst om bij elk optreden het vertrouwde pad te bewandelen zonder routineus te worden. We zien Black Angels nog uitgroeien tot de Rolling Stones van deze psychrock generatie: anciens die alle respect verdienen, om de paar jaar nog eens een plaatje maken, en vooral het gevoel geven dat sommige dingen in deze onvoorspelbare tijden gerust hetzelfde mogen blijven.
Dilemma: het is één uur ’s nachts, het regent pijpenstelen en je hebt net een middelmatige kebab “Kapsalon” binnengewerkt. Je wil absoluut nog de laatste band meepikken (Fat White Family, waarover dus later meer) maar hebt nog bijna twee uur zoek te maken. Wat een zinnig mens dan niét doet is door die stortbui naar een uithoek buiten de stad fietsen om een onbekende band te zien, vooral als je eigenlijk niet helemaal weet waar je heen moet. En dus is het precies dàt wat we deden.
Want op zó’n moment heb je een waterkansje dat de gehoornde Rockgod zijn duim omhoog steekt en je eigen volharden in de boosheid beloond met een ware revelatie die alle schijnbaar zinloze moeite doet vergeten. En die duim omhoog kwam deze avond in de gedaante van JC Satàn, een bende Fransozen wiens naam we al enkele keren zagen voorbijkomen, zonder er ooit echt aandacht aan te schenken.
Aan het noodlot valt evenwel niet te ontsnappen, en van bij het begin maakte JC Satàn (yep, met accent grave) zo’n verpletterende indruk dat we ter plekke fan werden. Een drammende riff van één noot, een onaards gehuil en bakken noise – dààr nog een song van bakken lijkt onmogelijk maar het lukte hen wonderwel. Bij het volgende nummer klonken ze als een rammelige garageversie van de B-52’s. Daarop volgde een macabere punkabilly song, nog wat later een overstuurd drinklied, en in de finale een maniakale fuzzriff die alsmaar meer op hol sloeg, tot de band zelf alle controle verloor – en het publiek erbij. Hoogtepunt van de avond is bij deze een feit.
Toch zakken we nog met hoge verwachtingen af naar ACU, letterlijk een hol in de grond waar op dit onheidens uur Fat White Family nog zal aantreden. De vorige keer dat we ze zagen was op het Incubate festival in Tilburg, waar ze in hoogst beschonken (berookte, besnoven) toestand een chaotische doch potige set neerzetten. Daar werd ook duidelijk waarom de collega’s van The Quietus al heel het jaar de loftrompet zwaaien over de band. Na enkele generaties koorknapen (en daar rekenen we met alle respect ook Oasis, Blur en Babyshambles bij) is dit eindelijk nog eens een stel Britten die het podium betreedt met de branie van legendarisch onbehouwen tuig als Johnny Rotten, Ian Dury of Keith Moon. Tegelijk schemert in hun doorzopen pubrock de edele Music Hall traditie door, die blijft opduiken in de Britse rock van The Kinks en The Beatles tot Babyshambles. Een band dus die een boertig feestje bouwt op de pijlers van de traditie – hoera! Want bovenal gaat Fat White Family voor onversneden lol, niet erg verfijnd (een van hun songs heet “Is It Raining In Your Mouth” – bedenk zelf maar even de context) maar sinds wanneer is dat voor rock’n’roll een vereiste? Het is dan ook een act die je bij voorkeur in het staartje van de nacht gaat kijken, omringd door enkel nog gelijkgestemde zielen met een stuk in hun kraag. Waarvan akte: er wordt meegebruld en met de armen rond elkaars schouder meegehost, en de band speelt gezien het tijdstip en hun alweer kennelijke toestand een wonderlijk strakke set. De laatste plensbui die we moeten trotseren om uiteindelijk in ons bed te geraken kan ons plots nog maar weinig deren.
Gezien: Le Guess Who? 2013 – vrijdag 29/11