Internationaal Film Festival Rotterdam 2011

Het Internationaal Film Festival van Rotterdam (IFFR) laat zich graag voorstaan op zijn goede neus voor nieuwe filmmakers, niet-alledaagse films en gewaagde politieke statements. Criteria die wij bij Gonzo (circus) alleen maar kunnen toejuichen, maar komt het ook allemaal tot zijn recht tijdens dit festival dat zich zowel expliciet tot professionals, als tot het grote publiek richt? Zeker tijdens deze 40ste editie, die in het teken stond van XL. Terwijl het jaarlijkse mopperen over de overkill aan films en omkaderende activiteiten op het IFFR een traditie is geworden, deed het filmfestival er nog een schepje bovenop.

XL of té XL

Logo IFFR
Logo IFFR

Het XL-programma – een initiatief van programmeur Edwin Carels – was in de eerste plaats bedoeld om meer en hoofdzakelijk Rotterdamse organisaties en instellingen bij het programma te betrekken en het publiek ook met hen te laten kennismaken. Samenwerking in de culturele sector is een standaard subsidiecriterium geworden, maar de vraag blijft of het altijd even zinvol is. Samenwerkingen kunnen heel creatief uitpakken of een aanvulling bieden, maar er gaat ook veel tijd en energie inzitten waarmee misschien beter het eigen initiatief wordt versterkt. Soms is het verband met het filmfestival evenmin erg duidelijk: de begrippen visuele artiest en beeldcultuur werden soms wel erg ver opgerekt. Een ander teer punt is de verspreiding van de locaties: nu Lantaren/Venster (L/V) is verhuisd naar de Kop van Zuid, ligt een groot aantal locaties, zoals Museum Boijmans Van Beuningen, Huis Sonneveld, Chabot Museum en het CBK uit de route. Als je niet goed bent in plannen of heen-en-weer pendelde tussen het centrum en L/V, dan moest je deze locaties noodgedwongen links laten liggen. Of een OV-fiets huren, maar bij het ijskoude weer van de voorbije week was een fietstochtje door de windy city nauwelijks een aanlokkelijk vooruitzicht.

Een ommetje waard was wel Hans Op de Beecks ‘Sea of Tranquillity’ in het Maritiem Museum. Geen betere plek om ons een prikkelend voorproefje te geven van de hele installatie die op dit ogenblik in het Brusselse ARGOS wordt getoond. In Gonzo (circus)#102 (streetdate: 4 maart) lees je een interview met deze Belgische kunstenaar. Een aanvulling was de Cine Qua Non film store: de Amsterdamse speciaalzaak bracht de mooiste posters en meest obscure dvd’s – waarrond hebberige cinefielen zich verdrongen – mee naar Rotterdam. Aangezien wij toch het liefst op zoek gaan naar onbekende plekken en de romantiek van het verlaten winkelpand of pakhuis opzoeken, trokken we naar Your Space tegenover het Luxor-theater waar vooral activiteiten voor kids werden georganiseerd, maar waar we ook een tv-dinner (bakje verantwoord eten zelf opwarmen in een magnetron, met gratis drankje en toetje voor slechts 8 euro) en een mini-celloconcert meepikten. Jammer genoeg vonden maar weinig bezoekers de weg naar deze locatie, in tegenstelling tot Het Schieblock. In dit ‘stadslaboratorium’ kon je elke dag terecht voor curieuze filmpjes, gekke dj’s, lekker eten en een alternatieve talkshow met jonge filmmakers. Nog zo’n plek is het leegstaande blok winkels aan de Meent waar Roodkapje zijn intrek heeft genomen. De alternatieve ‘galerie’ – die zich vroeger op de Witte de Withstraat bevond – is omgetoverd tot een biologisch eethuisje annex tentoonstellingsruimte (een soort miniversie van de Berlijnse Kunstwerke). Naast lekkere en biologische burgers kon je er tijdens het IFFR terecht voor de tentoonstelling ‘Out of Fashion’ waarin modemakers hun verwantschap met film en fotografie toonden. Helaas niet helemaal geslaagd. De nadruk lag te veel op het modebeeld en minder op het beeld zelf. Daardoor en door de gefragmenteerde opstelling was er geen sprake van het oproepen van een sfeer of het vertellen van een verhaal. Een gemiste kans dus.

Out of Fashion
Out of Fashion – Foto: Ruth Timmermans

Als toegewijde papierliefhebbers is PrintRoom in Rotterdam op korte tijd een van onze favoriete plekjes geworden: je vindt er kunstenaarsboekjes, small press en allerlei objecten, zoals flipboekjes. Mijn fascinatie voor flipboekjes begon met ‘Mijn Eerste Natuurboek’ (begin jaren 1980) en tijdens het IFFR heb ik me dan ook helemaal ondergedompeld in de bijzondere privé-collectie van Jan Van Den Dobbelsteen (zie GC#100) en Danielle Lemaire, maar ook in het nieuwe werk onder andere van Bas Mantel, die ook het Gonzo (circus) t-shirt ontwierp, en Wouter Venema. Maar de meest bijzondere locatie was Pakhuismeesteren: een oud pakhuis op de Kop van Zuid dat vooralsnog geen plaats heeft hoeven maken voor een 21ste-eeuwse woontoren. In Pakhuismeesteren bevond zich de ’12_series’ van TelcoSystems, het project van Gideon Kiers, David Kiers en Lucas van der Velden. Deze laatste is overigens een van de drijvende krachten achter het Sonic Acts-festival in Amsterdam. In de ijskoude donkerte stonden twaalf monitoren opgesteld en twaalf speakers waaruit – uiteraard – een hoop gekraak en ruis kwam die de gepixelde, gestoorde en vervormde beelden begeleidden. Beklemmend en poëtisch tegelijk bood dit oude pakhuis een ideale schuilplek om even de hectiek van het festival uit de gedachten te bannen.

Politiek en vernieuwing

Over de waarde van cultuur, en in het bijzonder film, voor de beschaving in onze samenleving en de kracht tot vernieuwing, zijn intussen boeken en kranten volgeschreven. Met een Nederlandse regering die uit revanchisme jegens links en bij gebrek aan verbeeldingskracht genadeloos in cultuur snijdt, hadden we verwacht dat directeur Rutger Wolfson tijdens zijn openingsspeech scherper uit de hoek zou komen. Maar de typische Nederlandse ‘koopmansgeest’ speelde wederom op: Wolfson wilde niet te hard op de teentjes trappen van genodigde Halbe Zijlstra. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd door het publiek wel op een – beschaafd – boegeroep ontvangen. Maar the show must go on. En het IFFR heeft de dringende oproep van rechtse politici om zelf dan maar de broek op te houden, goed in zijn oren geknoopt. Op een haast Amerikaanse wijze werd een nieuwe mecenaatsformule voorgesteld waarmee ook particulieren giften kunnen doen (en deze aftrekken van de belastingen). Goedbedoeld, maar mecenaat is wel degelijk iets anders dan het crowdfunding dat hier werd bedoeld. Contraproductief ook misschien omdat op de openingsreceptie en daarna tijdens talloze netwerkevents en in de omkadering van het festival niet echt van een zichtbare versobering sprake was. Wellicht wordt er wel op de centen gelet, maar die indruk werd niet gewekt. Voor de voorstelling van ‘Free Radicals’ (zie verder) wond een wat oudere cinefiele heer zich hierover flink op. Hij voelde zich als filmliefhebber niet meer thuis tussen de bobo’s aan de ene kant (een vriend klaagde op Facebook over teveel mannen in streepjeshemden met blackberries) en een naar een ‘festival’-publiek lonkend IFFR.

Dat gevoel overviel ook de liefhebber van vernieuwende, experimentele of geëngageerde cinema: het programma zat bijna geheel weggestopt zat in het nieuwe Lantaren/Venster. Zonder pendeldienst was het een hele onderneming om er te raken en een korte filmprogramma of performance mee te pikken. Hoewel het IFFR in het officiële slotpersbericht repte over “Ook de eerste kennismaking met het nieuwe Lantaren/Venster was succesvol en smaakt naar meer”, waren de meeste vertoningen in L/V die wij bijwoonden slechts matig bezocht. Anderzijds werden experimentele films in de centrumlocaties (Pathé, Luxor en Cinerama) bezocht door een publiek dat daar vaak geen boodschap aan had (“oh waarvoor zijn nog kaartjes beschikbaar?”). Een enkeling zal daar wellicht iets van meedragen, maar bij de meeste films leidde dat tot een leegloop. Daarmee dreigt het festival zich nog verder in een spagaat te werken: meer ruimte voor experimentele films in de gewone programmering leidt tot een meer hermetisch programma dat minder publiek zal lokken en bij politici – die kritische vragen en onorthodoxe beelden vrezen – nog meer weerzin ontlokken. Door deze fijnproeverscinema nog verder in een niche te duwen, gaat het contact met het publiek haast helemaal verloren. Mocht ooit een minder bevlogen team aantreden, dan zouden deze programma-onderdelen in een mum van tijd geschrapt worden, een lot dat overigens ook niet ondenkbaar lijkt door bezuinigingen. Daarmee zou het IFFR ook meteen een belangrijk deel van zijn bestaansrecht verliezen. De Griekse openingsfilm ‘Wasted Youth’ (Argyris Papadimitropoulos en Jan Vogel) was dan ook symptomatisch voor deze tweeslachtigheid: een in supermooie beelden verpakte oppervlakkige politieke boodschap binnen het kader van een weinig verrassend verhaal over een oudere politie-agent die zich in een midlifecrisis bevindt, en een rebelse jongen met een puberbrein die het verzet tegen de gevestigde orde vooral als lifestyle beschouwt. Tijd dus voor radicale keuzes.

Free Radicals, vieze spoken en een stonede God

FJ Ossang Regisseur Dharma Guns
FJ Ossang – Regisseur Dharma Guns – Foto: Ruth Timmermans

Radicale criteria om te kiezen uit het immense aanbod moesten ook wij hanteren. Jammer genoeg moesten we daarbij het werk van filmmakers in focus Nathaniel Dorsky en Agustí Villaronga aan ons laten voorbijgaan. We concentreerden ons op de bijzonder sympathieke Franse filmmaker-schrijver-zanger FJ Ossang, die zijn geheel eigen punkidioom ook in zijn nieuwe film ‘Dharma Guns’ blijft hanteren. Je leest een uitgebreid interview met hem later dit jaar in Gonzo (circus).

In tegenstelling tot vorig jaren bood het programma dit jaar weinig feature films die experimenteerden met een bijzondere vorm, curiosa uit de filmgeschiedenis of documentaires over experimentele films/kunst. Op papier leek ‘AUN – The Beginnings and The End of All Things’ van Edgar Honetschlager dan ook een uitstekende keuze. Naar eigen zeggen van de filmmaker: ‘an artwork in the form of a film’. Muziek van Fennesz, verwijzingen naar Claude Levy-Strauss en Japanse Shinto-elementen en overpeinzingen over spiritualiteit en natuur: de ideale film voor een Gonzo (circus)-lezer. Enkele adembenemende beelden en een prachtige soundtrack konden helaas de vele tekortkomingen niet goedmaken: het pretentieuze pseudo-filosofische script, het matige acteerwerk en – zoals in vele slechte Europese co-producties – acteurs die in hun eigen taal (Portugees) converseren met een stel Japanners. Brrr. In hetzelfde bedje ziek was ‘Finisterrae’ van Sergio Caballero, een van de twee oprichters van het Sonar-festival in Barcelona. Twee spoken ondernemen een pelgrimstocht naar Compostella. Op hun tocht naar Finisterrae, gelegen aan het einde van de Jakobsweg, worden hun witte gewaden steeds viezer (een wasje draaien onderweg was misschien handig geweest, zie ook ‘Essential Killing’) en hun dialogen steeds meer pseudo-diepzinnig. Volgens de synopsis belanden ze tijdens hun tocht in allerlei surrealistische situaties en zit de film boordevol humor, maar die is dan volledig aan ondergetekende – nochtans een groot liefhebber van het werk van de grote Spaanse surrealist Luis Buñuel – voorbij gegaan.

Wel lekker absurd en hilarisch was het curiosium ‘Voulez-vous coucher avec God?’ uit 1972 van de naar Canada uitgeweken Belg Michael Hirsch en Jack Christie. Samen begonnen ze in 1967 aan een film waarmee ze de toenmalige samenleving (denk Vietnam, racisme, sexisme, consumentisme en het establishment) wilden bekritiseren, daarbij geïnspireerd door Marchall Mcluhans ‘The Medium is the Massage: An Inventory of Effects’. Dat serieuze idee verlieten ze al snel toen ze animaties voor Sesamstraat gingen maken. Die animaties komen ook terug in deze opeenvolging van gekke scènes waarin een stonede God (de onlangs overleden beatpoet Tuli Kupferberg) gezeten in zijn bad in zijn Hashish Seventh Heaven omringd door topless dames een door en door schijnheilige presidentskandidaat ‘George’ naar de aarde stuurt om de mensheid te straffen. Onder invloed van George’s religieuze praatjes offert een arme ziel zijn zoon aan God, waarop God besluit George te ontmaskeren in een live televisieshow en waarbij George door de aartsengel Gabriël wordt gedwongen omelet met muis te eten. Maar uiteindelijk is God ook maar een mens: als hij een prostituee in zijn bad aantreft, wil ze hem slechts helpen tegen betaling. Geen gratis goodies voor God dus.

In ‘Free Radicals – A History of Experimental Film’ schetst filmmaker en Re-Voir-oprichter Pip Chodorov een portret van een reeks New Yorkse avant-garde filmmakers uit de jaren 1960. Aan de hand van interviews, super 8-filmpjes uit het familie-archief van de Chodorovs en enkele originele films die in het geheel zijn opgenomen in de film zoals Len Lye’s ‘Free Radicals’ en ‘Adebar’ van Peter Kubelka, zoekt hij een lijn die begon bij Hans Richter in 1921 en die eindigt bij de intrede van digitale technieken in de experimentele film. Daarover laat hij onder andere Stan Brakhage, Ken Jacobs, Jonas Mekas, Bob Breer, Stan Vanderbeeck en – helaas – heel kort Michael Snow aan het woord. Veel duiding geeft hij niet bij al deze figuren (Jonas Mekas’ Litouwse achtergrond komt bijvoorbeeld niet aan bod), dus het is des te opmerkelijker dat deze documentaire de dertiende plaats wegkaapte in de publieksprijs. De vlotte montage en het geschetste beeld van camaraderie en pioniersgeest spreekt wellicht een breed publiek aan. Dat de heren filmmakers door deze aanpak hun eigen mythes in stand kunnen houden, is jammer.

Pip Chodorov Regisseur Free Radicals
Pip Chodorov – Regisseur Free Radicals – Foto: Ruth Timmermans

Terwijl Chodorov in zijn film focust op de east coast, is Jesse Lerners filmessay ‘The Atomic Sublime’ een eerbetoon aan de kunstenaars en filmmakers uit California, die lange tijd in de schaduw stonden van hun New Yorkse tijdgenoten. Het werk van Bruce Conner en co. wordt intussen in ijltempo uit de vergetelheid gehaald: in een overzichtstentoonstelling in de zomer van 2010 besteedde het SF Moma er uitgebreid aandacht. En ook de fraaie overzichtstentoonstelling ‘Exile On Main Street’ in het Bonnenfantenmuseum in Maastricht zorgde voor hernieuwde belangstelling. Aan de hand van found footage (onder andere met grappige beelden van Kroestjov en Kennedy) betoogt Lerner dat het abstract expressionisme door de Verenigde Staten gebruikt is als propagandawapen tijdens de Koude Oorlog. Dat roept natuurlijk veel vragen op over het vernieuwende en subversieve karakter van deze stroming en over de relatie tussen overheid en vernieuwende kunst. Een tip voor Halbe Zijlstra!

Zowel het ritmische filmgedicht ‘Studien Zum Untergang Des Abendlandes’ (Klaus Wyborny) als de korte film ‘Stardust’ van onze Belgische trots Nicolas Provost (terechte winnaar van een Tiger Award) bouwen rechtstreeks voort op het werk van deze avant-garde filmmakers. Het beeld – bij Provost een gloeiende, vloeiende mozaïek van mensen, gebouwen en licht in Las Vegas, bij Wyborny shots van vergane industriële sites zoals in het werk van Bernd en Hilla Becher, Plattenbau, vervuilde stranden en vervallen brownstones geschoten met Super-8 en direct gemonteerd in de camera – en de muziek – bij Provost ambientachtige muziek, bij Wyborny minimalistische pianomuziek – zorgen voor de werkelijke ‘cinematische’ ervaring.

Ook nog gezien: ‘Over Your Cities Grass Will Grow’ een mooi gefilmde, maar inhoudelijk niet geheel bevredigende documentaire over Sophie Fiennes over de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer. Liefhebbers van zijn werk doen er beter aan de prachtige tentoonstelling in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten te bezoeken. Deze is intussen verlengd tot en met 27 maart. Heel indrukwekkend is ook ‘The Autobiography of Nicolae Ceausescu‘ (Andrei Ujica). De beelden van de terechtstelling van Nicolas Ceausescu en zijn vrouw Elena staan in ons collectieve geheugen gegrifd, maar daarvoor was Roemenië een terra incognita. In 180 minuten beelden uit het archief van de Roemeense Televisie doemt een ijzingwekkend beeld op van een van de gruwelijkste dictaturen die Europa gekend heeft. Binnenkort in de bioscoop. Ten slotte, ‘Robinson in Ruins’ (Patrick Keiller) is een filmessay waarin een tijdreiziger de oorzaken van de huidige financiële crisis blootlegt. Statische shots van non-places en de onderkoelde stem van Vanessa Redgrave doordringen je nogmaals van het feit hoe hard deze dolgedraaide neo-kapitalistische wereld op de ondergang afstormt.

Indies vol urgente schoonheid en treurnis

Voor dat het zo ver is, genieten wij intussen van enkele opmerkelijke Amerikaanse en Canadese independents. Of ze gemakkelijk distributie zullen vinden in de Lage Landen is een andere vraag. De meeste zijn net te offbeat om een groot arthouse publiek aan te kunnen spreken, zoals het Canadese ‘Curling’ (Denis Coté). Net als de sport Curling ontvouwt het verhaal over een teruggetrokken man en zijn dochtertje in een afgelegen dorpje zich heel langzaam. Winterlandschappen doordesemd van verdriet, gemiste kansen en eenzaamheid. Isolement en woede dan weer in ‘The Crab’ van Rona Mark. Het hoofdpersonage is geboren met misvormde handen en een hekel aan voetnoten. Een academische carrière mislukt dan ook grandioos en hij houdt zich onledig met het beschimpen van voorbijgangers die hem vervolgens op zijn bek slaan. Niet zo filosofisch en grimmig als Johnny in ‘Naked’ van Mike Leigh, maar het komt in de buurt. Jammer genoeg eindigt de film nogal truttig.

In ‘Bad Posture’ lopen ook al geen al te vrolijke twintigers rond, maar ja, wat wil je werkloos, stoned, kettingrokend en onhandig met meisjes. De piepjonge Malcolm Murray en zijn team maakten een van de meest ontroerende indies van de laatste jaren. Een beetje groezelig geschoten, spitsvondige dialogen en een wonderschone soundtrack met werk van Jefre Cantu-Ledesma (Tarantel) en Isobell Campbell. ‘Small Town Murder Songs’ van de prettig gestoorde Ed Gass-Donnely speelt zich af binnen de gesloten mennonieten-gemeenschap die we ook kennen uit ‘Silent Light’ van Carlos Reygadas. Een politie-agent met agressie-issues moet een moord onderzoeken en de voornaamste verdachte is de nieuwe vriend van zijn ex. Sterke dialogen, mooie beelden en klasse-acteurs als de Zweed Peter Stormare, Martha Plimpton en Jill Henessy, en een voortstuwende soundtrack van Bruce Peninsula die goed naar Hasil Adkins heeft geluisterd.

Door een acute Will Oldham-allergie opgelopen door ‘Old Joy’, het debuut van Kelly Reichardt – intussen een van de belangrijkste regisseurs in de hedendaagse Amerikaanse independent cinema – lieten we zowel ‘Meek’s Cutoff’ (Kelly Reichardt) als ‘New Jerusalem’ (met Will Oldham, in een regie van R. Alverson van Spokane) aan ons voorbij gaan. Ten onrechte, zo werd ons later verzekerd. De rol van religieuze fanaticus blijkt Will Oldham op het lijf geschreven te zijn.

Een andere curieuze independent film uit Canada is ‘Primordial Ties’ van Otto Buj. Mooi meisje fantaseert een ander leven bij elkaar en gaat erin op. Ze bestelt een astronoutenpak en probeert daarmee zelfmoord te plegen. Ineens heeft ze een baby die ze in de supermarkt achterlaat. Ze luistert naar tapes waarin haar ‘verloren vader’ de wereld verklaart. Liefhebbers van vroege Cronenberg of Alejandro Jodorowsky en/of drugtrips kunnen hier zeker wel wat mee.

Ten slotte heeft Elisa Miller van gebrek aan urgentie het sterke punt van haar film ‘Vete más lejos, Alicia’ gemaakt. Een Mexicaans meisje gaat alleen naar Buenos Aires om er te studeren voor trapeze-artieste. Het leven in een vreemd land zonder vrienden en familie valt haar zwaar. Miller zit binnen de huid van Alicia. en vangt de gevoelens van Alicia in beelden waarin het licht zelf de hoofdrol speelt, zoals het shot waarin stof dwarrelt in een lichtbundel die een verlaten hotelkamer binnenvalt.

Afghanistan, de maffia en Hollywood

En dan is het moeilijk te weerstaan aan de lokroep van de betere Europese en Amerikaanse films die de komende tijd in de bioscoop zullen uitkomen en op het IFFR hun première beleefden, zoals ‘Biutiful’ (Alejandro González Iñárritu), ‘Black Swan’ (Darren Aronofsky), ‘Blue Valentine’ (Derek Cianfrance, met Michelle Williams en Ryan Gosling) en ‘Tyrannosaur’ (Paddy Considine). Met ‘Somewhere’ leverde Sofia Coppola opnieuw een strakke film af Een stinkendrijke, maar verveelde filmacteur zit op een mooie dag ineens met zijn vroegwijze dochter uit een eerdere relatie opgescheept. Minder bitter en meer zoet dan bijvoorbeeld ‘Lost in Translation’, maar perfect vermaak. Dat in tegenstelling tot ‘Never Let Me Go’: een ‘hollywood textbook’-film die compleet de mist ingaat. Het verhaal van Kazuo Ishiguro (‘The Remains of the Day’) is saai, scriptwriter Alex Garland (‘The Beach’) en regisseur Mark Romanek (‘One Hour Photo’) slagen er niet in het verhaal uit het moeras te trekken en er is geen vuurwerk tussen hoofdrolspelers Keira Knightley en Andrew Garfield. Klein lichtpuntje is actrice Carey Mulligan.

Dan maar naar ‘Essential Killing’: de film begint sterk, heeft een controversieel thema (de zogenaamde rendition flights waarbij gevangen Taliban via geheime gevangenissen in Europa naar Guantanamo Bay werden overgebracht) en Vincent Gallo slaagt erin om een hele film lang niet te spreken en toch een geloofwaardig personage neer te zetten. Tot ongeveer halverwege: je wenst Gallo intussen een schoon wit pak toe in plaats van zijn smoezelige met bloed besmeurde, en de aanval op de jonge moeder is compleet ongeloofwaardig. Jammer. Dat heftige thema’s het filmpubliek niet noodzakelijkerwijs afschrikken, bewijst ‘Illégal’ van Olivier Masset-Depasse. Dit donkergrijs, beetje saai gefilmd maar indringend  drama over de hopeloze situatie waarin uitgeprocedeerde asielzoekers zich in België bevinden, eindigde als zesde in de publieksprijs.

Een gemiste kans is Alexy Balabanovs ‘A Stoker’, over een Afghanistan-veteraan afkomstig uit een etnische minderheid die in zijn stookovens de slachtoffers van een ijskoude maffiabaas wegwerkt. Tot hij begrijpt hoe de corruptie zich ook tegen hem kan keren en hij al even koelbloedig wraak neemt. Wie Balabanovs recente vorige films – ‘Cargo 200’ en ‘Morfine’ – zag, weet hoe hij subtiel maatschappijkritiek kan verweven in een hedendaagse beeldtaal. Helaas is ‘A Stoker’ van een minder kaliber.

Hadden we toch maar gekozen voor het naar verluidt erg sterke ‘Carancho’ van Pablo Trapero (‘Leonera en ‘Familia Rodante’) of het Griekse ‘Attenberg’ (Athina Rachel Tsangan) waarin een waardige opvolger van ‘Dogtooth’ wordt vermoed. Na ‘Tony Manero’ hadden we ook graag de nieuwe van Pablo Laraín (‘Post Mortem’) gezien, of anders de nieuwe film van Kornél Mundruczó, ‘Tender Son’. Helaas liet ons tijdschema dat niet toe. En dan lieten we ons ook nog in het oor fluisteren dat we het intussen bekroonde ‘Tilva Rosh’ van de Servische regisseur Nikola Lezaic absoluut niet mochten missen. De regisseur volgt een stelletje skaters en vermengt hun dagelijkse bestaan met een scheutje Jackass, ‘Gummo’ en ‘My Own Private Idaho’. Op het IFFR moet je je erbij neerleggen dat je niet alles kunt zien, maar ook dat je soms de verkeerde keuzes maakt. Hopelijk maakt het festival wel de juiste keuzes voor de toekomst zodat het nog eens minstens 40 jaar meekan.

Ook nog gezien: ‘Water Hands’ (Vladimir Todorovic) een, euh, waterige film over een liefde op afstand, die ‘verdrinkt’ in pseudo-filosofisch gewauwel en geforceerde artistieke beelden. ‘Headshots’ (Lawrence Tooley): een weinig geïnspireerd Duits overspeldrama met dertigers in crisis dat zich afspeelt in de hippe Berlijnse wijken zoals Prenzlauerberg. Who cares. ‘The Joy’ (Felipe Braganca en Marina Meliande): Brazilaanse cinema wordt heel stevig gesponsord door petroleummaatschappij Petrobras, maar haalt het telkens net niet. Ook ‘The Joy’ is te immatuur en heeft een te wankele premisse en script om te kunnen overtuigen. Weinig vreugdevolle cinema.

tekst:
Gonzo (circus)
beeld:
FJ-Ossang-Regisseur-Dharma-Guns
geplaatst:
ma 7 feb 2011

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!