Zoals u gisteren al kon lezen viel de Vloek Van Vrijdag dit jaar niet op vrijdag. Prima dagje eigenlijk, die vrijdag van Pukkelpop 2014. Maar we waren dus wel onze luxueuze residentie kwijt en de Gonzo-crew was in het holst van de nacht naar het veertig minuten verderop gelegen Tienen gevlucht.
Nu moet u weten, wij dachten altijd dat Tienen een soort van Efteling was, door de Suikermaffia uitgevonden, om de tanden van onze kinderen naar de zak te helpen middels goedgeplaatste regio-marketing (zie ook: “peren eten tegen Poetin”). Think again: Tienen bestaat écht, en de enige inboorling die u daar wilt kennen, was onze kersverse gastheer. Merci nog eens, Joerie. Maar nog maar net hadden we onze vermoeide benen onder de lakens geschoven of we werden door de politie van fokking Tienen van ons bed gelicht.
Onze nieuwbakken buren hadden immers vreemd volk geroken en de lokale ordehandhavers gebeld. Vier uur ‘s nachts: harde tikken van een zaklamp tegen de voordeur… De simpele verklaring “ik ben Joerie en ik woon hier” kon niet volstaan. “Kan het zijn dat hier drie mensen zijn binnengegaan?” “Jawel, meneer, waarschijnlijk eerder vijf”. Laat uw pas maar eens zien om te bewijzen dat gij echt Joerie heet”. Zo gezegd zo gedaan. “Ok, sorry voor het storen en goede nacht nog verder”.
Maar het bleef ons – en held Joerie in het bijzonder – tegensteken, want toen hij na een paar uur slaap naar de bakker toog om ons van – prima, niet overdreven suikerige – koffiekoeken te voorzien, bleek één van de klanten Joerie gespot te hebben in het gezelschap van Gonzo (circus)-fotografe en gaste-voor-één-nacht Caroline: “ah zo, meneer is ‘naar Pukkelpop’ terwijl de rest van het gezin naar de zee is”.
Bovenstaand relaas, geheel uit het leven gegrepen, slechts om u te schetsen waarom de Gonzo-crew iets later op de pukkelweide arriveerde op zaterdag en dus Maybeshewill, Evil Invaders en BRNS miste. Whoop whoop it’s the sound of the police!
Maar wél nog net op tijd om mee te maken hoe het JFJ beviel om – dan toch – voor het eerst op Pukkelpop te kunnen aantreden. In 2011 stonden ze ook geprogrammeerd, maar… Moeten we nog meer zeggen? In elk geval: best te pruimen, die Limburgers. Op wat (niet zo heel subtiel opgeloste) problemen met de basgitaar na, weinig op aan te merken zelfs. Misschien nog wat zoeken naar een eigen sound. Al moeten we er ons bij een groep die al meer dan vijf jaar bezig is wellicht maar bij neerleggen dat dit hun gewoon sound is. Niet bijster origineel dus, maar des te sympathieker.
We waren het onze Leuvense roots verschuldigd om op z’n minst een half concert van Float Fall mee te pikken. Maar zelfs Gonzo-journalisten kunnen de geplande slijtage van smartphone-batterijen niet de baas. En dus zetten we koers naar La Batterie Folie, helemaal aan de andere kant van het terrein. Gelukkig werd onze koffie door een sympathieke omstaander voorzien van een stevige scheut whisky, om de tocht wat draaglijker te maken (tot zover onze goede voornemens). De twee nummers van Ruben en Rozanne die we toch zagen, deden hun reputatie alle eer aan.
Repetitieve groove-gebaseerde indie-popnummers maken zonder een drumstel: het kan. De ritmesectie van Little Trouble Kids bestaat uit drie floor toms en een tamboerijn (waarvan één bediend door de charismatische leadzangeres). Dat zorgde alles tezamen voor een energieke brok namiddag-rock ‘n’ roll, die afwisselend iets voller dan wel iets minder krachtig overkwam naarmate de gitarist zich vocaal durfde uitleven en zich bij momenten zelfs aan een voorzichtige loop waagde.
De Gonzo (circus)-Tienen-crew (ondertussen een écht team, want in crisis leert men zijn vrienden kennen) was net op tijd op de wei om te zien hoe Bill Callahan en band met het concept “festival” worstelden. We hebben ontzettend veel concerten van Callahan gezien en die gingen van onwaarschijnlijk gênant (we zagen Callahan bijna sterven van de zenuwen in de Lintfabriek, ergens in de late jaren 1990) tot bijwijlen geniaal, maar één ding is duidelijk: Callahan is niét de man die het Pukkelpop-publiek zal stil krijgen. Helaas. Maar ga de ‘m vooral beluisteren, wanneer hij nog eens in uw buurt speelt, in een zaaltje met pluchen zetels.
Robbing Millions werd ons getipt als zijnde de nieuwe BRNS. En inderdaad: wat we te horen kregen was strakke en mooi gearrangeerde indie-pop uit Brussel. Maar echt naar de keel grijpen – zoals de stadsgenoten van BRNS dat kunnen – deden ze toch (nog) niet. ‘Stupid is the new cool’, meldde de zanger met een schattig Frans accent. Wij dachten dat dat al lang zo was in hipsterland. Maar bon: Robbing Millions is cool. Voilà, het is eruit. Misschien moeten we de nummers vanbuiten leren tegen volgende keer, en gaan we er dan meer in op.
Afgezien van hun coole groepsnaam moet Uncle Acid And The Deadbeats het toch vooral hebben van hun sound en hun wapperende haren. De kans dat repetitieve riffrock ons nog kan verrassen is in het algemeen al bijzonder klein. En de gigantische afstand tussen de muzikanten (opdat de ego’s zeker niet zouden botsen, veronderstellen we) en de nogal saaie drumpartijen maakten dat ook Uncle Acid geen uitzondering dreigde te worden. Misschien worden we oud…
Als onze Chef Tournel vooraf tips geeft letten wij altijd goed op. Want van veel slechte smaak kun je hem niet verdenken. Eén van zijn tips was Jonathan Wilson in de Club. Zoals de Chef had voorspeld stond de tent niet echt gevuld. De man moest dan ook samen met zijn band opboksen tegen het hipstergeweld van onder andere FKA Twigs. En als er één ding is wat de man niet echt heeft, is het enig hipstergehalte. Zijn muziek straalt de warmte uit van lekker gezapige seventiesrock à la Neil Young. Een beetje laidback en de gitaren jamden psychedelisch een eindje weg. Samen met een gezapig hammondorgeltje, voorzien van een ‘Hollyweed’-sticker, en drummer met T-shirt van Ash Ra Tempel waren er voldoende elementen om ons drie kwartier te ontspannen op deze derde dag. Biertje in de hand, dat spreekt. Achteraf zijn we dan ook de Chef gaan bedanken voor deze uitstekende tip.
Voor we echt aan het slot van drie dagen Pukkelpop begonnen, gingen we nog even langs in The Shelter. Kwestie van ons adrenalinepeil nog wat op te jagen. Red Fang mocht daar onze veelvuldig geteisterde oren nog wat meer pijnigen. Pijn is fijn als daar het geluid van dit viertal uit Portland voor in de plaats komt. Zompige lappen stoner en trash waren ons deel. Gitaren zwiepten al eens door de lucht en de drums klonken behoorlijk strak in nummers als ‘Prehistoric Dog’ of ‘Whales And Leeches’. Volledig opgepompt waren wij dan ook klaar voor de finale spurt naar het einde.
St. Vincent dan. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat we Annie Clark pas zijn beginnen volgen sinds we recent ‘Love This Giant’ ontdekten, haar samenwerking met David Byrne. Dat plaatje herinnerde ons er fijntjes aan dat er ook in de wereld van het liedje nog steeds lol te trappen valt. Dàt waren we even vergeten, omdat we stilaan aan het verzuipen waren in andere uithoeken van die grote, onoverzichtelijke poel die muziek anno 2014 geworden is.
Géén nummers uit die samenwerking met Byrne, vanavond in de Clubtent, wél werk uit de vier St. Vincent platen, met de nadruk op het eerder dit jaar verschenen ‘St. Vincent’. Goeie, licht geschifte popliedjes, met nét voldoende avontuur in de arrangementen om ons bij de pinken te houden. We hoorden ergens zeggen dat Darkside’s Dave Harrington de meest avontuurlijke gitarist van deze Pukkelpop editie was. Niks tegen Harrington, en hij zet een uitstekende update van David Gilmour neer, maar doe ons toch maar het tegendraadse gepluk van Clark. De juffrouw heeft dan ook les gekregen van haar oom, Tuck van Tuck & Patti, een snarenfenomeen uit een parallel universum heel ver hiervandaan…
En hadden we eigenlijk de Gonzo (circus) Prijs voor Geestige Choreografie al uitgedeeld? Bij deze gaat hij naar Annie Clark en tweede gitariste Toko Yasuda (ex-Enon) voor de wijze waarop beide dames een update van de Moonwalk neerzetten en alternerend naar voor en achter schoven, zonder daarbij ook maar één moment in te boeten op precisie in de gitaarriff die ze op dat moment aan het spelen waren. De wisselbeker kan worden afgehaald meteen na de volgende Algemene Vergadering van Gonzo (circus) vzw.
Voor de start van die finale trip trokken we naar de Marquee. Want daar stond Darkside geprogrammeerd. Het duo Nicolas Jaar en Dave Harrington tekende al een paar keer dit jaar voor het opwindendste wat Gonzoïsten op een podium zagen. Ook hier deed het tweetal meer dan haar best om ons naar buitenaardse nevelen te transporteren. Vanuit de schaduw speelden de twee een schimmenspel met de klanklandschappen die Jaar uit zijn batterij elektronica toverde en de gitaarlijnen van Harrington. Hier en daar waren er kleine glitches in de zanglijnen van Jaar te bespeuren. Onvoldoende echter om de trip van een volgelopen tent te verstoren. De tent deinde op en neer om langzaamaan in euforie te ontbranden. Het dartele drietal dat voor ons van jetje stond te geven, had alvast ergens iets gescoord, dat wij ook hadden willen scoren. Helaas hadden ze het te druk met het heruitvinden van het gegeven ‘dans’ om ons te woord te staan over het wat en bij wie. We zouden dus haast zeggen ‘gaat dat zien!’. Helaas bent u er zo ongeveer aan voor de moeite. Want een dag later maakte het duo bekend dat ze er voor onbepaalde tijd mee ophouden. Voorlopig moeten u uw trips dus ergens anders gaan scoren.
En dan was het tijd voor Queens of the Stone Age. Van jeugdhelden gesproken: sinds we ‘The Lost Art of Keeping a Secret’ aantroffen op De Afrekening 23 zijn ze de Queens niet meer uit onze muzikale opvoeding weg te denken. Toegegeven: ‘Era Vulgaris’ was wat eentonig en ‘… Like Clockwork’ heeft hier maar een keer of drie integraal opgestaan, maar van de klassiekers worden we nog altijd wild. Meteen raak dus, toen de drum van ‘You Think I Ain’t Worth a Dollar, But I Feel Like a Millionaire’ werd ingezet, meteen gevolgd door ‘No One Knows’ en ‘First It Giveth’: drie klasbakken uit misschien wel de beste plaat ooit gemaakt. De transformatie die de band de laatste jaren heeft ondergaan lijkt min of meer voltooid: Jon Theodore (ex-The Mars Volta) toont zich de ideale live-drummer (Castillo zag er misschien stoerder uit, maar speelde toch regelmatig alles een stuk te snel), Josh Homme kan terug lachen en citeerde zelfs James Hetfield in zijn bindteksten. ‘It’s a great day to be alive’. Dat was het zeker, Josh. De obligate portie radiohits (denk ‘Little Sister’, ‘Make It With Chu’ en ‘Sick, Sick, Sick’) nemen we er dan graag bij. U merkt het, wij zijn fan. En de Queens of the Stone Age zijn verantwoordelijk voor het feit dat wij tot op het moment van dit schrijven volledig stemloos zijn.
De tijd vliegt als je stilaan een oude zak wordt: ‘Dummy’ van Portishead viert dit jaar zijn twintigste verjaardag. Het siert de band dat ze daar niet al te gek over doen: er komt een heruitgave op vinyl, maar zonder outtakes of andere zooi die hardcore fans tot aanschaf zou verplichten.
Het zal de derde keer in evenveel jaar zijn, dat we vanavond Portishead live mogen meemaken. In 2012 zagen we de band rond Beth Gibbons en Geoff Barrow in het Antwerpse Openluchttheater, en vorig jaar zakten we af naar Best Kept Secret. Variatie staat duidelijk niet hoog op het prioriteitenlijstje van Portishead, want de setlist van vanavond was exact dezelfde (inclusief volgorde) als die op BKS (in Antwerpen speelden ze een song of vijf meer).
Dat betekent dus dat de setlist nog steeds is opgebouwd rond de heerlijke comebackplaat ‘Third’ (‘Silence’, ‘The Rip’, ‘Machine Gun’, ‘Threads’ en ‘We Carry On’), met daartussenin heel wat materiaal uit ‘Dummy’ (‘Mysterons’, ‘Sour Times’, ‘Glory Box’ en ‘Roads’) en twee nummers uit ‘Portishead’ (‘Over’ en ‘Cowboys’). Een kniesoor die daarover valt, want Portishead is – ook in 2014 – nog steeds de beste manier die wij kunnen bedenken om een zomeravond te spenderen.
Het plezier zat voor ons dan ook in de subtiele veranderingen die in die in beton gegoten setlist werden ingebouwd: de bijna dartele versie van ‘Sour Times’, het gejoel wanneer de baslijn in ‘The Rip’ eindelijk inviel, die door merg en been snijdende, pijnlijk actuele visuals bij ‘Machine Gun’ of gewoon nog maar eens een kleine maar geniale gitaarvariatie van Adrian Utley.
De geruchtenmolen over nieuwe Portishead-opnames draait als een hondsdolle derwisj, maar ook vanavond was ‘Chase The Tear’ uit 2010 het meest recente nummer, net als in 2012 en 2013. Maar hey, dat blijft wel een fantastische kraut-dreun, natuurlijk, dus ons hoort u wederom niet klagen.
We zullen het maar toegeven: dankzij Portishead voelden we ons – heel even – zelfs deel van een groter geheel. En dat had alles te maken met de superieure performance die we mochten ondergaan en niets met die vriendelijk uitgestoken vinger MDMA, want die hebben we – net zo vriendelijk – afgeslagen. Maar als Portishead volgend jaar wéér met dezelfde setlist langskomt, zou het kunnen dat we toch voor de vinger gaan…
En daarmee was dus die vuile Vloek van de Vrijdag voor eeuwig en altijd opgeheven. Gelukkig maar.
Tenslotte: net als vorig jaar moeten we ons opnieuw een klein beetje excuseren. Toen zeurden we vooraf een eindje weg over het feit dat Goat niet op de affiche stond (gaat dat trouwens zien tijdens Incubate of in de AB in Brussel eind september!). Bleek toen dat de organisatie weinig te verwijten viel. Ook nu misten we een aantal dingen op de affiche die nochtans aan het touren waren. Uit de keuken van het festival vernamen we echter dat de kok die graag op het menu had gezet. Alleen gaven een heleboel van die bands er de voorkeur aan om op het ATP-vehikel Jabberwocky in Londen te spelen. Tourtechnisch lukte het dan niet om in Hasselt aan te treden. Hoe het met Jabberwocky afliep vernam u misschien. Het boeltje werd door ATP met minder dan 72 uur te gaan voor de start namelijk gecanceld. The End Of An Era indeed!
Volgend jaar nog eens? We zullen zien.
Tekst: Maarten Timmermans, Stijn Buyst en Nico Kennes
Foto’s: Maarten Timmermans