Enkele minuten voor het aanslaan van de eerste noot gepland was, reden wij de vertrouwde parking van de Borgerhoutse Gamma op: de vaste remise voor ieder begenadigd TRIX-bezoeker. Leuk, dat er in Antwerpen wel volk komt kijken naar het voorprogramma. Dat is niet overal zo.
Maar misschien hoort die pluim thuis op de hoed van Nicolas Jaar. Dat de (jonge)man ontzettend populair is, kan je alleen al afleiden door een blik te werpen op de Facebook eventpagina, waar mensen tot het allerlaatste moment smeekten om een kaartje voor het al lang uitverkochte concert.
High Water begon als een kerel (Will Epstein) die de menigte trotseerde met niet meer dan een saxofoon. Al snel bleek echter dat de sax-partijen geloopt zouden worden, en ook vergezeld van donkere samples. Daarbovenop kwam een streepje synth, en het geheel werd afgewerkt met de schelle zang die Epstein eigen is. Wat de man deed was best origineel en – daar zat zijn decoratief lampje vast voor iets tussen – zelfs sfeervol.
Alle respect overigens voor de prachtige houtblazer, die vaak voor een soulvolle toets zorgde. Al hoefde die nu ook weer niet in elk nummer te worden gepropt. Maar goed, vitten op details binnen specifieke composities is weinig constructief. Je zegt een schilder ook niet dat zijn lucht toch een tikkeltje lichter blauw had gemogen. En kom: de bij momenten lichtjes verwijfde zang niet te na gezien, was High Water’s set zeer genietbaar.
Niet veel later was het tijd voor Darkside: de samenwerking tussen Nicolas Jaar en gitarist Dave Harrington. Eerstgenoemde behoeft wellicht geen introductie, en zijn kompaan blijkt een multi-instrumentalist uit Brooklyn te zijn. Meer weten wij er ook niet over. En terecht, want op een avond als deze hoort de muziek centraal te staan.
En die stelde aanvankelijk niet teleur. Onheilspellend knoppengedraai werd bijgestaan door psychedelisch gitaargeweld, en ambient-gewijs werd voorzichtig naar een climax opgebouwd. Ondertussen werd het geheel voorzien van – het mag gezegd – behoorlijk indrukwekkende visuele effecten (of ze goed genoeg waren om de mensen van Children of the Light er in koeien van letters voor op de affiche te drukken is voor discussie vatbaar, maar onze scepsis is bij deze ruimschoots gecompenseerd middels voorgaande geheel arbitraire namedropping).
Helaas ebde onze goesting om goedkeurend mee te knikken enigszins weg bij het horen van de eerste vocale uitspattingen van Jaar. Al dient het gezegd: naderhand – en mits de nodige effecten – was er nog weinig op aan te merken. Wat minder gemakkelijk te verteren viel waren de soms op het randje van platte 4/4-beats en het daarmee gepaard gaande handgeklap van het (nochtans niet uitsluitend puberende) publiek.
Jammer was dat, want dat die intermezzo’s afbreuk deden aan de vakkundig uitgevoerde doch rustgevende grooves van Harrington, in combinatie met de duistere samples van Jaar – die een heerlijk psychedelisch klankspel opleverden – zou een understatement zijn. Eens we begrepen hadden dat van Darkside’s standaard opbouw (trippy intro/zang/beats/climax/rustige bridge/tweede climax) niet teveel ging worden afgeweken, bleef er van de initiële spanning weinig over.
Begrijp ons niet verkeerd: we kunnen de muzikale driften van deze twee heren echt wel appreciëren. Alleen hadden we ze liever ondergaan bij een roescocktail in een Berlijnse club, of languitgestrekt in de schaduw in een Madrileens stadspark. Ach, het laatste restje winterblues allicht.