Mediakunst met de m van man

Ook in mediakunst worden vrouwelijke artiesten haast systematisch over het hoofd gezien én zeer zelden bekroond voor hun werk. Is het Gentse Update_6 een uitzondering? De catalogus – onlangs verschenen bij MER. Paper Kunsthalle – roept echter niet alleen vragen op over genderdispariteit.

Update 6 cover Vergeleken met Nederland heeft België een povere reputatie op het gebied van ’technological art’. Ons buurland telt diverse festivals, zoals Sonic Acts, Gogbot, Fiber Festival, TodaysArt en STRP, met internationale uitstraling. Eind 2017 zou er naast Bozar Electronic Arts Festival (Brussel), Artefact (Leuven) en KIKK (Namen) een nieuw festival voor ‘arts numériques‘ komen in Brussel. Ook uit de recent toegekende Vlaamse subsidies blijkt dat het veld geen prioriteit is. Jammer, want een aantal Vlaamse kunstenaars die internationaal tot de (sub)top behoren, krijgt zo niet de ondersteuning om te groeien op artistiek en commercieel gebied, bijvoorbeeld door aankopen van musea en verzamelaars.

Verwarring

Een in Vlaanderen minder bekend initiatief is de biënnale Update_ . Deze tweejaarlijkse tentoonstelling in de Gentse Zebrastraat is thematisch opgezet, maar wil vooral een stand van zake de ‘new technological art’ geven. Dat roept meteen de vraag op wat de initiatiefnemers van Update_  precies bedoelen. ‘Computerkunst’, digitale kunst, mediakunst, virtual reality, kunst die gebruik maakt van nieuwe inzichten uit de wetenschappen of techniek, …? En hoe beïnvloedt dit de New Technological Art Award die wordt uitgereikt?
De filosofie op de website maakt me niet veel wijzer. Ook in de catalogus worden alle hiervoor genoemde begrippen door elkaar gebruikt. De Franse kunstenaar en professor Jean-Marie Dallet, die ook de curator was van Update_1 in 2006, schept bovendien meteen verwarring met de titel van het inleidende essay: ‘Creatie en expositie van nieuwe mediakunst – Een korte historische selectie’. Niet alle technologische kunst kan echter worden gelijkgesteld met nieuwe mediakunst. En vice-versa. Om geen verdere verwarring te stichten, hanteer ik hierna de term ‘mediakunst’.

9 Evenings

Dallets uitgangspunt is bovendien vrij chauvinistisch: ‘Artifices’ (1990) zou “een van de eerste initiatieven wereldwijd die zgn. ‘digitale’ kunst toonde.” Dat is nogal gechargeerd, zelfs voor een essay dat geen volledigheid nastreeft. Hoewel hij ingaat op interessante voorlopers zoals de wereldtentoonstelling in Osaka (1970), slaat hij – als we even chauvinistisch mogen zijn –  de Brusselse Expo ’58 waar onder andere componist Iannis Xenakis al de bakens verzette, over.
Gelukkig besteedt hij wel aandacht aan bijvoorbeeld ‘9 Evenings:Theatre and Engineering’ die midden jaren 1960 in New York plaatsvonden en waar kunstenaars zoals John Cage, Lucinda Childs en Yvonne Rainer, ingenieurs en wetenschappers elkaar ontmoeten, discussieerden en intensieve samenwerkingen aangingen. De unieke registraties van deze bijeenkomsten en performances zijn overigens nu nog steeds bijzonder relevant.

Ars Electronica

Vervolgens maakt hij een grote sprong en belandt in de jaren 1990 bij ZKM in Karlsruhe, dat volgens hem de enige echte eerste plek in een kunstcontext is voor mediakunst in Europa. Daarmee gaat hij voorbij aan bijvoorbeeld het Rotterdamse V2_Instituut voor Instabiele Media (1981/1987) en het toonaangevende Ars Electronica in Linz (1979).
Voor Dallet zijn instellingen zoals Ars Electronic of teveel gericht op het politieke of het praktische toepasbare. Zij voldoen niet aan zijn ‘esthetische’ criteria. Hoewel Ars Electronica de laatste jaren zeker is opgeschoven in commerciële richting, was lange tijd het kunstzinnige minstens even belangrijk. De erelijst winnaars in de diverse categorieën awards die er worden uitgereikt, laat daarover geen twijfel bestaan.

Interactief

Voor Dallet was “de Biënnale van Lyon (1995) – waar zelfs een digitale catalogus was! – de eerste en de laatste keer dat we op een grote biënnale van hedendaagse kunst een dergelijke bereidheid konden vaststellen m.b.t. het in vraag stellen van het gebruik van nieuwe vormen van beelden en relaties, via digitale werken die vaak interactief waren.” In de tussengelegen twee decennia heeft het begrip ‘interactief’ z’n betovering verloren: het blijft te vaak een variatie op wat de kunstenaar in het werk heeft gestopt, al dan met behulp van algoritmes.
Echter, vooral het zeer strikte onderscheid tussen het politieke en het esthetische, is volledig achterhaald. Wie de laatste jaren bijvoorbeeld Transmediale (Berlijn), Plug (Istanbul), Sapporo International Arts Festival, Fiber (Amsterdam), de Biënnale van Berlijn, of om het even welk ander groot hedendaags kunstevenement bezocht, ziet vooral ‘kunst’-werken die “het gebruik van nieuwe vormen van beelden en relaties in vraag stellen” – zoals Dallet zelf vooropstelt – en plaatsen in de maatschappelijke context.

Stedelijk Museum

Een belangrijk deel van dit essay – waardoor typisch Frans ‘discours’ schemert – en het essay over de geschiedenis van Update_ en NTAA wordt besteed aan verantwoording: de tentoongestelde werken vinden hun weg naar grotere events, ze worden aangekocht en aan het grote publiek getoond.
Elektronische kunst en muziek zijn steeds minder een niche. Videokunst, geluidskunst en nu ook mediakunst en digitale kunst vinden steeds vaker de weg naar het museum. Recent kochten het Amsterdamse Stedelijk Museum en MOTI Breda werk aan van zeventien Nederlandse en internationale grondleggers op het gebied van digitale kunst zoals Rosa Menkman, JODI en Michael Mandiberg; de lijst met aankopen bevat geen werk van Vlaamse kunstenaars.

Bullshit

De korte historiek in deze catalogus toont dat Update_ altijd relevante (inter-)nationale namen heeft geprogrammeerd en bekroond in zijn twaalfjarig bestaan: de eerste lichting bestond uit onder andere Kurt D’Haeseleer, Julien Maire, Nick Ervinck, Frederik De Wilde en Janek Schaefer. In latere jaren zien we werk van Manon de Boer, Anouk De Clercq, Mika Vaino, Mike Kelley/Scanner en Carsten Nicolai (hier ongelukkig simpelweg Noto genoemd), alsook Christoph De Boeck, Quayola en Peter Beyls. Opvallend maar niet geheel onverwacht: Update_ toont en NTAA bekroont vooral mannelijke kunstenaars.
‘Does the Art and Technology field have a gender problem?’ vroeg een aantal vooraanstaande vrouwelijke kunstenaars zich in september 2016 in The Guardian af naar aanleiding van de uitreiking van de Golden Nica op Ars Electronica. Ze begonnen daarbij een twittercampagne met als hashtag: #KISSMYARS. En initiatiefnemer Heather Dewey-Hagborg voegt eraan toe: “As women in art and tech we are consistently under-recognised, under-funded, and written out of history. We are made to feel that our work must simply not be as good as that of our male peers, and if only we made better work we would attain the same accolades and accomplishments as they did. Last year I finally realised that this was bullshit.”

Cijfers

“A painstaking review of the statistics confirmed that more than 90% of winners self-identified as male. Although fewer women had applied, there was no shortage of great female artists among the applicants.” Niet alleen het artikel in The Guardian zorgde voor controverse; ook op social media werd een heftig debat gevoerd. De winnaar van de Golden Nica 2013 Memo Atken suggereerde dat de initiatiefnemers de statistieken verkeerd hadden geïnterpreteerd. Bij nader inzien bleek dat niet het geval en moest hij zich verontschuldigen. In het artikel werd ook een aantal suggesties gedaan aan organisaties wereldwijd om die genderbias in de toekomst te vermijden.
Even #lekkertellen in de catalogus van Update_6 en NTAA5 bevestigt dit beeld. Van de 478 kunstenaars die in 2016 werk inzonden was bijna iets meer dan 60% een mannelijke kunstenaar, terwijl iets meer dan een kwart een vrouwelijke kunstenaar betrof. De overige kunstenaars bestonden uit een gemengd gezelschap, een (anoniem) collectief of was het gender niet te achterhalen. Nog nooit won een vrouwelijke kunstenaar een jury- of publieksprijs.

Diversiteit

Onder de inzendingen van dit jaar zijn toonaangevende vrouwelijke kunstenaars zoals Maria Blondeel, Julia Bünnagel, Verena Friedrich, Ruth Jarman en opkomend talent als Marieke Verbiesen. Nog een opvallende vaststelling: de inzendingen komen van kunstenaars met 57 verschillende nationaliteiten. NTAA heeft dus internationale aantrekkingskracht, maar de prijzen worden vervolgens alleen uitgereikt aan witte mannen.
Zoals Heather Dewey-Hagborg al aangaf: dit soort prijzen is ‘designed‘ door en voor westerse mannen. Diversiteit op het gebied van gender, geografische herkomst en culturele achtergrond is bij voorbaat uitgesloten. De bril waarmee de samenstellers en de jury ‘gewoon zijn’ te kijken, is bijziend voor de wereld anno 2016. Ten eerste telde Update_ de afgelopen twaalf jaar slechts tweemaal een vrouwelijke curator en pas in 2016 een vrouwelijk jurylid. Ten tweede zijn de criteria – met een krampachtige en vooral achterhaalde opsplitsing tussen kunstzinnig enerzijds en politiek/maatschappelijke bedding of toepasbaarheid anderzijds – zo opgesteld dat iedereen van wie het werk niet past in de specifieke, vaak afstandelijke esthetiek met kille technologische ondertoon waarmee vooral witte mannelijke mediakunstenaars de voorbije decennia groot werden, wordt uitgesloten.

Archetypisch

Voor NTAA 2016 selecteerde de jury uiteindelijk negentien kunstenaars uit de 478 inzendingen, waarvan drie vrouwelijke, een anoniem collectief en een gemengd trio. Hoewel ik de tentoonstelling niet kon bezoeken en mij heb gebaseerd op de catelogus en vimeo, is het teleurstellend vast te moeten stellen dat de keuze van de jury viel op vrij archetypische mediakunst, ‘Brume‘ van de Amerikaanse kunstenaar Michael Kugler en de Duitse kunstenaar Sebastian Wolf. De publieksprijs werd toegekend aan ‘Walking Cube‘ van 1024Architects, waarvan we ons kunnen voorstellen dat het jong en oud kan bekoren.
Gelukkig brengt de nieuw ingestelde prijs in samenwerking met het STARTS-programma van de Europese Commissie een frisse wind: de onderscheiding ging naar Theresa Schuberts onderzoek en werk ‘Growing Geometries (Tattooing Mushrooms)‘. Schimmels en zwammen intrigeerden John Cage, de filosofen Deleuze en Guattari ontleenden hun concept van het ‘rhizome’ er aan en bij de Amsterdamse culturele instelling Mediamatic zijn ze al jaren gefascineerd door zwammen. En het blijft een hot topic omdat er voortdurend verbluffende ontdekkingen worden gedaan.

Nieuwe strepen!

In de selectie van NTAA 2016 mis ik werken gebaseerd op de nieuwste inzichten uit bijvoorbeeld de neurologie, de biologie (momenteel wordt bijvoorbeeld met bacteriën baanbrekend onderzoek gedaan, dat ook in de kunsten zijn weerslag vindt), kunstmatige intelligentie, de computerlinguïstiek en nanotechnologie. Tijdens Gogbot en op Plug zag ik fascinerend werk gebaseerd op neurale netwerken en zelflerende/zelfgroeiende systemen; of werk dat zich richt op onderzoek naar superorganismen zoals het al op Poppositions 2015 getoonde project van Annemarie Maes: ‘The Transparent Beehive’.
Daarnaast stelden de geselecteerde werken voor NTAA nauwelijks vragen bij de huidige toch wel turbulente maatschappelijke context, bij digitale media of gebruik van technologie in kunst zelf, uitgezonderd enkele werken zoals die van Dries Depoorter (zie GC#134), Marc Lee en Michael Mandiberg die social media en fenomenen zoals wikipedia, privacy en online dating becommentariëren.
Na de recente kritiek op Ars Electronica ligt het veld wijd open voor een (nieuwe) prestigieuze internationale én inclusieve prijs voor kunst die zich op het raakvlak met media, technologie en/of wetenschap beweegt. Een ‘fundamentele update’ met strepen in andere kleurtjes en vooral meer dwarse en kritische strepen, biedt die mogelijkheid.


 

De catalogus van Update_6 is te bestellen bij MER. Paper Kunsthalle.


 

Met dank aan Kulttuurikauppila en Tandem For Culture.


 

tekst:
Ruth Timmermans
beeld:
14800867_1228346197252785_599997961_n1
geplaatst:
di 28 mrt 2017

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!