Eind januari trok Gonzo(circus) naar Berlijn voor het CTM-festival: het ontmoetingspunt van (club)muziek, engagement en podiumkunst. Dit jaar bedroeg het thema ‘Turmoil’, wat zich naar het Nederlands laat vertalen als ‘onrust’ en ‘gisting’. Het programma, verspreid over anderhalve week, ging in op de politiek van de muziekindustrie, de plaats van kunstmatige intelligentie in de kunst, en bovenal het navigeren van een onrustige tijd vol technologische ontwikkeling.
Doorspekt met ambitieuze pogingen om een geladen discours te doorbreken wist CTM echter meermaals niet te overtuigen: pijnlijke mislukkingen van nieuwe zowel als grote namen vulden de ruimtes in een programma dat sterk leunde op vergeten grootheden. Traditiegetrouw werd er licht geworpen op ondergewaardeerde pioniers, zoals Ernest Berk (dans) en George E. Lewis (jazz-improvisatie), beide een verademing van provocatie en overtuigingskracht tussen veel vertwijfelde nieuwelingen.
Verder diende de veelkleurige toekomst van kunstmatige intelligentie zich aan. CTM bood de ruimte voor choreografie, biotechniek en improvisatie om zowel performatief ontdekt als academisch besproken te worden. De boodschap van het bonte geheel klonk duidelijk: wees optimistisch, open en stroop je mouwen op. Het thema ‘Turmoil’ was, wanneer überhaupt, enkel als aanvankelijk uitgangspunt aanwezig; doemdenkerij kreeg in Berlijn geen plaats.
Uit het programma van CTM 2018 bleek immers dat er werkelijk iets gist, iets broeit, maar vooral dat we hunkeren naar ‘iets van waarde’. En die waarde blijkt vaak in vrijheid, lokale verbondenheid te liggen. Juist in Berlijn waar er een hevige discussie gaande is over ‘wij’ en ‘zij’, over de ‘elite’ en de ‘teleurgestelden’ en dat kreunt onder gentrificatie, had CTM meer verbindingen kunnen leggen met de nieuwe gist in de Duitse hoofdstad.
Waardebepalingen
Vrouwen in de muziekindustrie vinden het belangrijk om iedereen die bijdraagt aan artistieke creatie financieel, persoonlijk en moreel op waarde te schatten; maar wanneer worden vrouwelijke professionals echt op waarde geschat? Wanneer worden ze niet langer gedevalueerd omwille van sekse? En hoe wordt de kennis die vrouwelijke professionals doorgeven aan een nieuwe generatie en in diverse netwerken getaxeerd? Dat vormde de rode draad in de negen soms huiveringwekkende getuigenissen tijdens het panel ‘Women beyond the scene’. Wil je niet het stempel haaibaai of bitch krijgen, dan is de situatie behoorlijk hopeloos. Moeten we dan medelijden hebben met de witte heteroseksuele mannelijke muzikanten die klagen dat ze geen slots meer kunnen krijgen op festivals? Die conclusie kan alleszins niet worden getrokken uit het CTM-muziekprogramma.
Waardevolle muziek staat nooit bijna los van de samenleving en de context. Het geluid van 2018 vonden we bij de eenmansacts NAH en Violence – lees het interview in de volgende editie van Gonzo (circus) – en de acts van NUXXE met o.a. Sega Bodega. Niet toevallig de acts die – net als bijvoorbeeld Yves Tumor – hiphop en hardcore versmelten en er scheutjes r&b, pop, harsh noise en/of gabber. Vooral Violence maakte indruk met zijn oprechte en duistere woede en zorgde voor een uitzinnige moshpit in technoclub Berghain. Dit eigentijdse geluid – en ook dat van Perera Elsewhere (dansbare doomfolk) en Jana Rush (footwork) – is bij uitstek performatief: het maken en luisteren gaat gepaard met een onmiddellijke, vooral interne verandering en dat maakt deze muziek zo urgent.
Liever dan de bij vlagen cheesy gabber-nostalgie-trip in Berghain horen we dus het opwindende nieuwe geluid van Yves Tumor, NAH en Violence. Zij slagen erin het geluid van de verwarrende tijden onmiddellijk na de val van de Berlijnse muur te transponeren naar een razende commentaar op dertig jaar van nog grotere stilstand en verwarring.
Kunstmatige intelligentie
Het huwelijk tussen kunstmatige intelligentie en de podiumkunsten is net als alle relaties: soms prachtig, soms ellendig. CTM bood met twee dagen lang een inzicht in de mogelijkheden en artistieke gevaren van KI en improvisatie, zowel in dans, zang als instrumentale muziek.
De Italiaanse danser en academicus Marco Donnaruma leidde het onderwerp in met eigen werk, stammend uit een taalkundige kwestie: waarom worden prothese-technologie gezien als ‘extension’ in plaats van ‘incorporation’? En, daaruit volgend, kunnen we prothesen niet gebruiken om het ‘normale’ lichaamsbeeld te vernietigen, in plaats van te bevestigen? In zijn kunst gebruikt de Italiaan dan ook intelligente prothesen, die interactief deel uitmaken van zijn dansperformances. Bij zijn voorstelling Corpus Nil, waarin Donnarumma een ritueel zelfverminkende robot-arm op zijn rug draagt, wil hij vragen oproepen over de waarnemingen van het menselijke lichaam. Tijdens de daadwerkelijke performance liet de Italiaan echter zien dat zijn ideeën sterker zijn dan zijn uitvoeringen: Corpus Nil had meer verdienste als droneconcert dan als provocatieve dansvoorstelling. Daar waar Donnarumma in zijn bespreking kracht vond in duidelijkheid en overtuiging, bleef zijn performance in HAU2 steken in overdreven ambiguïteit, een jammerlijke poging een belangrijk punt te maken.
Het discoursprogramma werd voortgezet door Guy Ben-Ary. De in Australië werkzame wetenschapper-kunstenaar werkt binnen cybernetics en biotechnologie om de grenzen tussen menselijkheid, ‘bewuste’ intelligentie en technologie te ondervragen. Verreweg het meest relevante werk dat hij besprak is CellF (spreek uit: self), waarbij Ben-Ary uit eigen huidcellen, via de zogenaamde Induced Pluripotent Stem Cell-methode, een neuraal netwerk ontwikkelde. Dit ‘kleine brein’ groeide in een met elektroden belegde petrischaaltje, waardoor activiteit waargenomen én gestimuleerd kan worden. Vanzelfsprekend sloot Ben-Ary zijn minibrein aan op een modulaire synthesiser om vervolgens met een jazzmuzikant te improviseren, waarbij een bio-muzikaal circuit ontstaat dat de concepten van bewustzijn, reactie en improvisatie destabiliseert. Net als Donnarumma valt Ben-Ary terug op taal om de vruchtbare onduidelijkheden van zijn werk aan te duiden: “Wat je uiteindelijk merkt is dat het ons ontbreekt aan een woordenschat om verschillende vormen van leven en bewustzijn te beschrijven.”
Paaldansen met Holly
En zo ging het van het lichaam, via het brein, naar de stem. Mat Dryhurst, Holly Herndon en Jules LaPlace presenteerden hun ‘Spawn’-project waarbij de menselijke stem wordt nagebootst door kunstmatige intelligentie. In hun storend onsamenhangende presentatie probeerde het drietal de uitdagingen van KI en stemontwikkeling te verhelderen. Als ‘pasgeboren’ computermodel dat nog altijd gigantische hoeveelheden data gevoederd krijgt, reageert Spawn even infantiel als zijn menselijke evenknie zou doen. “Het dwingt je te spelen, net als bij een kind: je kan proberen het je eigen strakke ideeën bij te brengen, maar die worden eenvoudigweg niet geaccepteerd.” Na anderhalf jaar vrijelijk experimenteren met KI viel er te hopen dat het drietal met uitgewerkte ideeën en een stellingname zou komen. Beide bleven echter geheel uit: na meermaals te bekennen eigenlijk onvoorbereid te zijn taaide het trio haastig af.
Herndons Ensemble stelde de volgende dag muzikaal eveneens teleur bij het optreden in Festsaal Kreuzberg. Als bij vlagen erg goede gedeconstrueerde pop die refereert aan de ‘self-referential emptyness’ (zoals een vriend het treffend verwoordde) van vele werelberoemde popiconen die door te shoppen in hippe begrippen en stijlen de tijdsgeest vertolken voor een groot publiek, was de show zeker niet slecht. Al was het maar de vraag hoeveel kunstmatige intelligentie – in de echte betekenis van het woord – er werkelijk in de show was verwerkt.
Wat met name teleurstelde was de rommelige scenografie en uitgekauwde choreografie gebaseerd op slecht uitgewerkte kritiek op genderstereotypering. Het ensemble slaagde er dus ook niet om na anderhalf jaar een technische vlot lopende voorstelling te brengen, en kon evenmin een overtuigend scenebeeld neerzetten op het – toegegeven niet erg ruim bemeten – podium van de Festsaal. Dat dwong het genderfluïde, politiek correct samengestelde ensemble met hoog hipstergehalte om als een traditioneel Motown-vrouwenkoor plaats te nemen voor Matt Dryhurst. Al vapend en staand op een verhoog stond hij achter zijn laptop en werd daar toegewuifd door het ensemble waarvan de leden zonder duidelijke aanleiding gingen paaldansen, swingen of zelfs de horlepiep dansen.
Misslag en migraine
Het boeiende lezingenprogramma over KI leidde evenwel elders in de uitvoering tot een deceptie, met name door een oppervlakkige artistieke uitwerking van de onderliggende ideeën. Hoewel er volgens sommigen overeenkomsten zijn tussen de new age-beweging en het postmodernisme, blijft het verbazingwekkend dat muziek voor de toekomst uiteindelijk blijft klinken als Tangerine Dream en aanverwante muziek. En zeker nadat denkers zoals Adam Harper de bakens al hebben verzet.
Headliner James Ferraro was door CTM en Transmediale aangezocht om een grote nieuwe performance te ontwikkelen. Niet verwonderlijk want Ferraro zette mede genres als hypnagogic pop op de kaart en werkte samen met Spencer Clark. Die laatste heeft een fascinatie voor holodecks. Echter in zijn voorstelling ‘Plague’ kwam Ferraro niet verder van visuele, tekstuele en muzikale gemeenplaatsen over neurale netwerken – vaak verward met AI – en data black boxen waardoor we slaven van multinationals worden.
De retro-futuristische esthetiek deed zelfs cyberpunkfanaten in slaap vallen. Een Steve Jobs-imitator kroop pathetisch over het podium terwijl in een hoekje een ‘wezenloos koor’ – waarvan alle leden VR-brillen op hadden – er niet in slaagde het geheel op een originele wijze te duiden; behalve dat wellicht hun apathische zombie-achtige verschijning een spiegel moest zijn voor het publiek. Het publiek, dat gelukkig wel nog kritisch was, onthaalde het stuk niet verrassend met een beleefd lauw applaus en dito boe-geroep.
Een pijnlijke misslag van hetzelfde soort zagen wij bij Marcus Schmickler en Julian Rohrhuber, die de avond daarvoor met/tegen een computerprogramma speelden in de overvolle theaterzaal van het HAU. De twee Duitsers speelden elektronische muziek via hun laptops, waarop het klassieke ‘Minder Reader’ programma anticipeerde en antwoordde. Het resultaat was een uur lang frustratie, een ongemakkelijk concert dat klonk als een geesteszieke Kraftwerk-robot die doelde op migraine. De langzaam leeglopende zaal werd herhaaldelijk blootgesteld aan een lawaaispiraal waarin geen enkele vorm of beweging in viel te ontwaren, een onaangename chaos die volgens vele achterwege had kunnen worden gelaten.
Voyager op leeftijd
De tweede helft van de avond werd echter ingevuld door Roscoe Mitchell en George E. Lewis, grote namen uit de jazzwereld. Mitchell en Lewis traden op met Voyager, het improvisatieprogramma dat Lewis in de jaren 1980 ontwierp. Voyager kan op elk mogelijk instrument aangesloten worden: in Berlijn speelde het synthesizer en piano. Halverwege voelde Lewis zich niet meer benodigd op de bühne en nam plaats tussen de toeschouwers, terwijl Mitchell en Voyager voortspeelden: voor het eerst sinds een kwart eeuw deelden ze weer het podium. Een aandachtig samenspel tussen de twee volgde, een proces dat Lewis de volgende dag zou omschrijven als de vorm van improvisatie waarbij men “alternatieve zienswijzen tegenkomt en van de ander leert”—maar dan met een niet-menselijke medespeler. Dit leerproces is volgens hem de sleutel tot de vraag waarom men machines in het rijk der improvisatie zou toestaan. “Improviseren met computers laat ons een blik werpen in deze fundamentele processen van interactie…waarbij kunstmatig leven erin slaagt een niet-kunstmatige levendigheid te scheppen.”
Lewis beweert al sinds de jaren 1980 dat het precies deze momenten van interactie zijn die ideeën over menselijkheid, bewustzijn en intelligentie destabiliseren, en ruimte maken voor een ‘open’ interpretatie van de technologische toekomst. Het is dan ook Lewis’ welonderlegde hoop die wijst op het gebrek in CTMs programmering: een onbezonnen optimisme in de kunst waardoor de toeschouwer zich van het hedendaagse doemdenken kan losmaken. Enkel door kunst kunnen wij op een persoonlijk vlak met technologie verbinden, en onszelf daarbij evenwel beter begrijpen. Nieuwe KI als menselijk kind, KI die met een jazztitaan piano improviseert, of gekweekte intelligentie die een synthesizer bestuurt: allerhande grenzen worden opgebroken, laten we dat vieren en niet wantrouwig aanschouwen.
Het zijn echter evenwel de jammerlijke mislukkingen tussen KI en kunstenaars (Rohruber & Schmickler, Donnarumma’s Corpus Nil) die laten zien zien dat het uitvoeren van een stuk waarin deze complexe interactie tussen ‘mens’ en ‘machine’ opleeft en zichtbaar wordt een verre van makkelijke opgave is. Het overdragen of verkennen van een idee in symbiose met nieuwe technologie blijkt snel te vervallen tot een storende gimmick, een instrument waarvan een zwak stuk storend afhankelijk wordt.
Nieuwe ruimte
Dat probleem werd evenwel duidelijk in de nieuwe concertruimte MONOM. Onlangs geopend in het afgelegen Funkhaus, ver in het oosten van Berlijn, is MONOM het nieuwe honk voor het 4D-geluidssysteem. Hier deelden IOANN, FIS en Pan Daijing de donderdagavond, waarbij de Russische IOANN liet zien hoe je ondanks jarenlange ervaring én een baanbrekende installatie ter beschikking alsnog een tergend oninteressant concert kan verzorgen. Als een klein kind met keyboard werden allerhande instellingen tot verveling aan toe uitgeprobeerd zonder enig narratief of aanhoudend ruimtelijk bewustzijn, een des te ergerlijker feit daar IOANN al twee jaar resident is bij het Spatial Sound Institute in Boedapest.
FIS en Pan Daijing trokken de avond gelukkig enigszins recht. De Chinese producer kwam met een abstract fluisterspel bestaande uit chorale elementen, spoken word en voorzichtige drones, een show die zowel minimaal als doorgaand boeiend was. In MONOM’s donkere ruimte stonden tientallen luisteraars even onzeker over waar het volgende geluid zich zou ontwikkelen, en belangrijker nog: waarnaartoe. Deze intrigerende ruimtelijkheid werd nog verder ontwikkeld door FIS, die alle mogelijke vormen van industrial, ambient en field recordings aan elkaar weefde tot een meeslepend, filmisch stuk. Onverwachte en overweldigende golven van geluid werden afgewisseld met diep meditatieve dalen, zonder ook maar een enkel moment kunstmatig te klinken: een overtuigend bewijs van FIS zijn bijzondere productietalent.
Al met al toonde het nieuwe MONOM vooral hoe een troef als het 4D-systeem geen succes verzekert, en teleurstelling daarbij des te groter is. Het gimmick-gehalte groeit gevaarlijk snel, wat eerder in de week reeds duidelijk werd bij Gaika: de zwaargewicht der Londense grime overheerste de anderszins afgewogen show, en deed daarmee het potentieel van het audiovisuele geheel teniet.
Hypes en missers
Dat ‘riesige’ kinetische installaties en perfecte afwerking elkaar niet uitsluiten, bewijst de Nederlandse kunstenaar Zoro Feigl telkens opnieuw. Dat ging echter niet op voor het gehypete werk ‘Physical Rhythm Machine_Boem_BOem’ van de pas afgestuurde Nederlandse kunstenaar Philip Vermeulen, opgesteld in een immense ijskoude zijhal van Berghain; er was gelukkig wel voor dekentjes gezorgd. Twee houten wanden in het midden van de hal vingen met een droge tok de met hoge snelheid afgeschoten tennisballen op en kaatsten ze terug naar twee vilten wanden. Verschillende componisten waren aangezocht om met het ritme en de afwisseling tussen tok-, zoef- en veeggeluiden te spelen. De voorstelling die wij bijwoonden was echter een improvisatie, dus we kunnen niet oordelen over de versie die de meeste bezoekers te zien kregen.
Vermeulens doel om met eenvoudige middelen een sublieme ervaring – of angstaanjagende ervaring want je kon ook plaatsnemen tussen de ‘vuurlinies’ – te creëren, lukte maar deels. De nog te ruwe afwerking van de ‘machine’ en de opstelling onder felle bouwlampen verpesten het sublieme metten bij binnenkomst. Zodra de machines draaiden, het licht uit en de stroboscopen aan gingen, hing er wel kortstondig magie in de lucht. Letterlijk: de gele tennisballen bewogen hypnotiserend volgens patronen en ritmes zoals we die kennen uit de vroege experimentele abstracte films van bijvoorbeeld Hans Richter. Ongrijpbaar in een zwart zwerk.
Coda
De slotzondag bracht onder andere het klassieke concert inside / out. In de Akademie der Künste speelde het Solistenensemble Kaleidoskop stukken van Duitse namen als Dieter Schnebel, Walter Zimmermann en Ernstalbrecht Stiebler. De avond was samengesteld door Tilman Kanitz met perspectief en ruimte in gedachte, wat zich duidelijk en indrukwekkend vertalen liet in Stieblers ‘Ortung’ en de vreemde eend in de bijt: Pauline Oliveros’ ‘Quintessential’. Het repetitieve ‘Ortung’ vormt een minimalistische, warme beweging waarin Stiebler tracht een eenheid in de ruimte te scheppen. In de tweede helft van het programma dook Quintessential op, waarbij vier strijkers, elk in een hoek van de geheel belichte zaal, om en om willekeurige tonen spelen. Onder de lampen, ‘veronzekerd’, was het publiek gedwongen alert en nabij-onaangenaam zichtbaar te blijven. Ondanks de eenvoud van de tegenstellingen behaalde Kanitz met zijn programmering een bijzondere reflectie op ruimte, perspectief en deelname. De enige enige fout was het tokenistische inschakelen van de alomtegenwoordige Rashad Becker om ‘Stieblers werk naar het rijk der elektronische muziek te vertalen’, een miserabele halfbakken poging tot een ‘dialoog’ tussen klassiek en elektronisch waarbij de samenhang van de avond enigszins verloren ging.
Elders die avond sloot het CTM af met een immersieve AV-installatie van Kangding Ray en Christophe Baude in het gigantische Kraftwerk. In de hal hingen 40 spiegels – 4 rijen van 10 – die op en neer bewogen. Deze spiegels reflecteerden gekleurde lichtstralen op zowel het platte vlak als op de randen. Dat leverde zowel lichtvloeden op als zwevende vormen die ontleend konden zijn aan vroege abstracte experimentele films. Al staand voor de installatie kreeg je het gevoel overspoeld te worden door lichtgolven die op je afkwamen. Onder de installatie werd je in een licht- en geluidbad gedompeld, ook door de ambient sounds die uiteindelijk werden doorbroken door keiharde beats en raster-noton-esque clicks-and-cuts om bombastisch te eindigen. Nadat een denkbeeldige Sun Ra in zijn gouden ruimteschip was opgestegen, gingen de deuren van Kraftwerk open en verdween het publiek in de Berlijnse sneeuwnacht.
Naakte revival
Ook dit jaar bracht CTM een vergeten, maar nog steeds enerverende pionier voor het voetlicht: choreograaf, danser, acteur en musique concrete-maker Ernest Berk (1909-1993). Deze van oorsprong Duitse choreograaf en componist trok naar Engeland en bleef daar koppig voortwerken aan een bijzonder oeuvre, waarna hij in de vergetelheid terecht raakte. Companie Christoph Winkler maakte samen met de Japanse band Group A een hedendaagse adaptatie van de choreografieën en de door een ijverige student geredde tapes. Het uitbundige expressionistische karakter in bewegen, scenografie, kostuums en muziek – weliswaar afgewisseld met enkele ingetogen stukken als ‘For Victor Jara’ ter nagedachtenis van de begin jaren 1970 ter dood gebrachte Chileense protestzanger – was verfrissend in het sobere minimalisme dat de dominante esthetiek is op CTM.
Als slotstuk brachten de met oranje verf besmeurde naakte dansers een lange choreografie waarin ondanks de steeds wisselende samenstellingen een consistent beeld werd neergezet en die sterk denken aan de orgastische choreografieën van bijvoorbeeld Jack Smith en Yayoi Kusama. De nu vaak hoogbejaarde dansers vertelden in korte videopresenaties hoe bevrijdend het was om in het stijve Engeland van de jaren 1960 met Berk te werken, die de Freikörperkultur vanuit Duitsland had meegebracht en bijvoorbeeld naakt dineerde met (aangeklede) gasten. Dat zoiets in onze huidige tijdsgeest niet meer mogelijk is, maakte de performance – ondanks wisselende kwaliteit van de dansers – tot een geslaagd commentaar en spiegel voor onze tijd. De opwinding die Berk teweeg bracht in combinatie met dwars en kritisch denken – net zoals Fluxus-kunstenaars Yoko Ono en Michael Snow – missen we vooralsnog bij de componisten die met KI aan de slag gaan: ze lijken nog niet door het academische discours te breken.
De frisheid van dit oudere werk contrasteerde erg met de nieuwe dansstukken die CTM bracht. Daar waar ‘Embroygenesis’ van muzikant Lotic en danser Roderick George atletische kracht nog koppelde aan het uitgepuurde Lotic-geluid, ging kunstenaar Rashaad Newsome volledig de mist in met zijn ‘interdisciplinaire’ dansvoorstelling: noch de muziek noch de visuele elementen konden de politiek correcte choreografie met elementen ontleend aan ballet, krumping en breakdance naar een hoger niveau tillen. In het algemeen gaven de in opdracht gemaakte nieuwe stukken een geforceerde indruk: de betrokkenheid van vele partijen bij het financieren en produceren staan dan ook diametraal tegenover de vrijheid waarover Berk beschikte.
Tekst: Allart van der Woude en Ruth Timmermans