Radiopresentatoren outen zich over het algemeen als frisse, springerige hindes (m/v), die we niet alleen van stem, maar ook van gezicht leren kennen, evenals van hobby’s, culinaire voorkeuren en favoriete shoppingcentra. Deze transparantie is een goede zaak. Als je jezelf toelaat verliefd te worden op een radiostem, wil je niet dat die stem jaren later van een onnoemelijke lelijkaard blijkt te zijn.
Nochtans hoort het mysterie er een beetje bij: de radiomaker is dan ook in wezen een fopjesmens. Hoort de luisteraar een symfonisch orkest onder luid applaus zijn ding doen, dan heeft aan de andere kant van de ether gewoon iemand op een knopje geduwd. De radiomaker schept een virtueel universum waar de luisteraar zich goed in voelt. Radio is immers een middel om de stilte te bestrijden, om te ontsnappen aan de leegte van het bestaan, ja om de illusie te koesteren dat er nog Iets Meer is, daarbuiten. Geen kwaad woord over de Schepper, maar de Radiomaker, die is er altijd. Radiostilte is dan ook het ergste wat een radiomaker kan overkomen. Op tv is dat geen probleem: er is altijd wel iets om naar te kijken. Reclame, bijvoorbeeld. Of een mededeling van algemeen nut. Een programma, desnoods. Maar als je bij radio de klank wegneemt, blijft alleen het absolute niets over.
En die klank, die moet vlak zijn. De minste piek in het volume kan leiden tot paniek. Radio moet vertrouwen wekken, en dus is monotonie het enige adequate antwoord. De luisteraar vraagt immers een constante bron van achtergrondlawaai om zijn batterijen na een zware werkdag weer op te laden. Tegenwoordig bestaan daar geautomatiseerde systemen voor, compressie en zo, maar indertijd was het een beetje behelpen. De minste stemverheffing kon de wijzertjes op verontrustende wijze in het rood doen gaan. Dat is gelukkig niet meer het geval: de radiomaker kan nu zonder problemen gesprekspartners onderbreken en overstemmen, zodat de luisteraars bespaard blijven van langdradige interviews.
Ook de plofkap heeft in ruime mate bijgedragen tot de bewegingsvrijheid van de radiomaker. Op vrije expressie staat nu geen enkele rem meer: dankzij de geavanceerde technologie van de plofkap worden de harde ‘p’ en ‘t’ handig geneutraliseerd. Toch hoor je ze nog: presentatoren die zich angstvallig inhouden om harde klanken te gebruiken. Zoals in de natuur steeds de zwakste schakel overleeft, zoals de antilope de leeuw verscheurt, zo verscheurt de ‘d’ ook genadeloos de ‘t’. Dat maakt van het Radionederlands een unieke variant van de standaardtaal: weliswaar nodeloos complex, maar bij nader nazien ook verrassend gemakkelijk te ontcijferen. Het volstaat gewoon om de harde medeklinkers te vervangen door de zachte, en vice versa. Wordt er een Nationale Vlootdag georganiseerd in een kustdorp, dan kan je ervan op aan dat de radiomaker het heeft over de Nationale Vlodag in een kusdorp – geef toe, het heeft iets. Een stukje nostalgie dat niet verloren gaat, en daar kunnen nog geen duizend plofkappen iets aan veranderen.