In Den Haag vond de zesde editie van State-X New Forms plaats. Twee avonden vol vernieuwende, hedendaagse, traditionele en (on-)conventionele muziek.
In het Paard van Troje, de hoofdlocatie van het festival, is iedereen aardig. Met het persbandje loop ik door de detectiepoortjes naar de gratis garderobe via de onmogelijk steile trap naar de grote zaal. Binnen is het exces gaande. De band Hanggai vertolkt het Mongoolse lied en iedereen is een uur lang Mongools. Sommige bezoekers hebben gekke petjes op die gelijkenissen tonen met de hoofddeksels van de band. De mollige zanger zal tijdens de komende zes nummers 54 keer in een proostbeweging zijn blik bier richting menigte heffen. Zo nu en dan voegt hij daar een exotische spreuk bij die, wonderbaarlijk genoeg, met een instemmend gonzen door het publiek wordt beantwoord. Zo moet Oerol voelen. De band heeft zijn folklore-drankliederenact geperfectioneerd. Alles werkt, de stille intervallen, de koddige solo’s, de Mongoolse klederdracht en natuurlijk de geanimeerde uitbarstingen van de zanger. Als het repertoire aan zeemansliederen voor matrozen zonder schip is afgewerkt, verdwijnt het ensemble van het toneel. Terwijl mijn oog op een meisje met een debiele teddybeerrugzak valt, spreekt de MC tot de zaal. Of we het fijn vonden en of we klaar zijn voor de volgende act, maar voordat hij zijn zin kan afmaken wordt hij erop gewezen dat Hanggai nog een toegift wil spelen. Tijd om rond te lopen.
The Hague City Sounds
Onder de onmogelijk steile trap staan meerdere stoelen naast de broodjeskraam opgesteld. Ze wijzen allemaal in de richting van een televisie die op een smalle verhoging is gezet. De vibrerende vezels op het scherm zien er te gek uit, de merchandise-stand iets verderop doet dat niet. De smalle trap richting kleine zaal is het decor voor de geluidsinstallatie “The Hague City Sounds” van Jan Borchers e.a. Als ik de bovenste trede heb bereikt hoor ik een zomerse veldopname waarin jonge meisje luidkeels afspraken voor de avond maken. In de grote zaal wacht men ondertussen op Filastine. De lange intermezzo’s tussen de optredens zullen niet alleen vanavond, maar ook zaterdagavond opvallen. Er draait weliswaar een dj, maar het volume en de verlichting werken niet in zijn voordeel. Filastine reanimeert de zaal binnen enkele minuten. De wereldmuziekervaring van zojuist wordt door grimmige hiphop-baslijnen en breakcore-uitstapjes gecompenseerd. De Amerikaan wordt door een celliste ondersteund die de basrenonanties met haar instrument kan simuleren. Op de achtergrond laat Filastine beelden zien die het midden houden tussen “Kooyanisqatsi” en videomateriaal van antikapitalische betogingen. Terwijl de muziek dreigend naar een climax kruipt, zien we mensen onder de oppressie van staatsorganen lijden. Het wordt een beetje schaamteloos als het muzikale hoogtepunt wordt bereikt terwijl op het scherm de politie klappen krijgt. Als Filastine zijn jas uitrekt om vervolgens zijn op een winkelwagen geplaatste drumcomputer een paar goede tikken te geven, begrijpt iedereen dat dit eerder Bristol dan Ulaanbaatar is. Nadat enkele gekkies uit Duindorp de confrontatie met Filastine door middel van maffe sprongetjes relativeren vraag ik mezelf pathetisch af waarom subversiviteit eerder met harde beats wordt verbonden dan bijvoorbeeld met kamermuziek.
De posterboy van de dubstep
We moeten weer een half uurtje wachten, maar beneden maakt iedereen daar dankbaar gebruik van om met elkaar bij te kletsen. Girl Unit, die onder het heerschap van het Britse label Nightslugs opereert, blaast de zaal na een halve minuut op. Zij die zich op de dansvloer bevinden, zoeken op dit moment niet naar New Forms, maar eisen gewoon Rave. En Girl Unit levert dit. Iedere track balanceert tussen versnelde r&B, ghetto house, dubstep en UK funky en wordt consequent na twee minuten door een volgend nummer afgewisseld. De hoeveelheid platen die Girl Unit de zaal in slingert valideert het gebruik van het programma Traktor Scratch, waarmee zich digitale bestanden door middel van platenspelers laten aansturen. Als je deze set met vinyl wilt spelen sta je waarschijnlijk met 84 kilo overgewicht op de luchthaven van Stansted. Ondertussen loopt James Blake langs de bar en kijkt ietwat angstig en geirriteerd naar de taferelen voor de draaitafel. Blake draagt zwart en lijkt zo uit een Margaret Howell advertentie gestapt te zijn. De twintiger speelt zo nu en dan samen met Mount Kimbie, die de volgende dag op deze plek zullen optreden, en is met een fantastische cover van Feists “Limit to your Love” de posterboy van dubstep-not-dubstepwereld geworden. Een half uur later verschijnt Blake achter Girl Unit op het toneel. Hij zal waarschijnlijk met een laptop en een microfoon uitkomen, want er worden geen andere voorbereidingen getroffen. Niet veel later zie ik Blake door zijn cd-mapje bladeren. Het wordt dus geen liveoptreden, maar ‘slechts’ een dj-set. Ik weet niet of ik teleurgesteld moet zijn, de organisatie heeft immers nooit gezegd dat James Blake daadwerkelijk live zou spelen. Girl Unit draait ‘Art of Noise’, ook goed. Morgen weer een avond.
Enscenering op zaterdag
De zaterdag van State X verschilt in meerdere opzichten van de vrijdag. Niet alleen draagt het Koorenhuis deze avond een deel van de programmering, maar lijkt het festival ook iets feestelijker. Voor de gardrobe staan meisjes met bontjassen opgesteld die niet zozeer bezig zijn met het verklaren van hun aanwezigheid, maar veel liever al hun vrienden gedag zeggen. In de grote zaal vindt de enscenering van een Lee “Scratch” Perry-concert plaats. Het publiek is gelukkig. Perry wordt gevierd, steekt denkbeeldige “Spliffs” aan en hanteert dub-gebaren. De keyboarder draagt een Major Lazer T-shirt en na het optreden legt een spreker uit dat de muziek van Lee Perry de basis was voor een electronische muziekstroming die onder de naam dubstep bekend werd. Dat is natuurlijk waar, maar eveneens onzin. De volgende act Darkstar blijkt in ieder geval geen logisch vervolg op de dub van Lee Perry te zijn. Het klinkt alsof Angelo Badalmenti r&b maakt. De drie jongens spelen fantastisch onbewogen Witch House voor een tot een derde gemarginaliseerde zaal. Maakt niet uit, seances zijn immers het leukst binnen een intiem gezelschap. Iedereen doet zijn best om zwoel te dansen en vergeet waarschijnlijk door zijn eigen hitsigheid om voor de band te klappen.
Magnifieke Hauschka
De merchandisestand is nog steeds lelijk, maar er staan op zaterdag veel mensen voor de kraam. Niemand koopt iets, maar het is fijn om de mogelijkheid te hebben. Een Gonzo (circus)-collega vertelt me dat er tijdens voorafgaande edities meer tentjes in de foyer stonden. Ik weet niet zo goed of dit een waardeoordeel is en besluit hem er ook niet op door te vragen. Liever denk ik even terug aan het begin van de avond, toen Hauschka in het Koorenhuis op zijn geprepareerde piano speelde. Hij was opgelucht om zijn albumtour in Den Haag af te mogen sluiten. Opgelucht, dat hij lekker in zijn auto van Düsseldorf naar de Hofstad kon rijden en de komende tijd niet meer in vliegtuigen plaats hoefde te nemen. Daarna gooide hij pingpongballen, breinaalden en stukjes plakband in de klankkast van zijn piano en trakteerde de zaal van het veredelde buurthuis op een gigantisch concert. Uit dankbaarheid kocht ik een juten tasje van hem. Nadat ik hem in het Duits een fijne vakantie had toegewenst vergezelde zijn luide lach me naar de voordeur.
“Maybes”
De collega vertelt ondertussen over Speed-fest in Eindhoven en ik herinner me dat ik Mount Kimbie niet wil missen. Eigenlijk wil ik alleen maar het nummer “Maybes” horen. Een ontembare hybride van broken-beat, hiphop en 2step met “opgepitchde” vocals. De halfvolle zaal vindt het kennelijke ook verre van verschrikkelijk als de intro van het nummer wordt ingezet. De lome, omlaag getrokken pianoklanken geven het nummer het gewenste opstapje. De baslijn rolt de zaal in terwijl de door met een “twee-voor-één-actie“ ondersteunde whisky het maagzuur kietelt. Rommelig en drastisch. De zanglijnen camoufleren de onstuimigheid. “Maybes” klinkt eerst als een marionet die zijn houten beenderen over de vloer laat klateren, maar toch steeds omhoog wordt gehouden als het te ver gaat. Ik gooi mijn armen in de lucht en merk dat ik niet dronken genoeg ben om dit ongegeneerd te doen. Maakt niet uit, ik woon hier toch niet. Het mooiste aan dit nummer is zijn live-vertolking. Want nadat de samplebank is uitgelekt gaat de langste van het stel de vocalen zelf inzingen en dit is het moment van totale waanzin. Alsof hij het voor het eerst doet spreekt hij de woorden die zojuist als piepstemmetjes te horen waren met een kalm, vastberaden, Brits accent in de microfoon. Ik versta alleen het woord Maybes, maar niemand om me heen vraagt om semantiek. Alsof hij wil bewijzen dat ze niet alles aan de techniek willen overlaten, alsof hij er zeker van wil zijn dat iedereen de essentie van de tekst probeert te begrijpen, zo volhard hij in zijn zangpartij. Voor mij is dit een prachtig slotakkoord van het State X New Forms Festival 2010. Het State X festival is ook een festival vol Maybes, maar wie op zoek is naar nieuwe vormen mag gerust zijn twijfel kenbaar maken.