De monografie ‘Simple Thoughts’ bevestigt Peter Beyls’ reputatie als pionier binnen de kunsten. In zijn interdisciplinaire werk gebruikt hij algoritmen, zelfgemaakte programma’s en het internet als partner in creatieve ontdekkingsreizen, ontdekte George Vermij.
‘Simple Thoughts’ is een kloeke en mooie monografie waar afbeeldingen van Peter Beyls’ tekeningen, foto’s en aquarellen worden aangevuld door teksten van Beyls zelf over zijn methodiek. De introductie van componist Joel Chadabe schetst kort de context waarin wij zijn oeuvre moeten zien. Chabade plaatst het deels in het verlengde van componisten en kunstenaars zoals Pierre Boulez en John Cage, die op hun manier een tegenwicht zochten voor de regels en structuren van generaties voor hen.
Beyls’ experimentele werk, dat begon in de jaren 1970, wordt in dat verband gepositioneerd als een belangrijke basis voor het gebruik van computers bij het bevorderen van nieuwe creatieve processen die niet binnen de oude tradities vallen. Door middel van algoritmen die werden geprogrammeerd op basis van veranderende parameters werden tekeningen samengesteld die Beyls zelf weer aanvulde. De feedbackloop van de machines en hun zelfontwikkelde structuren inspireerden Beyls in het verder ontwikkelen van zijn ideeën.
De door dat proces ontstane tekeningen en aquarellen zijn terug te vinden in het boek en hebben een schoonheid die zweeft tussen een vreemde ordelijkheid en een herkenbare willekeurigheid. Je past patroonherkenning toe, totdat je wordt verrast door het onverwachte. Voor Beyls is dat het resultaat van een esthetische navigatie die tot stand komt door het samenspel tussen mens en machine, tussen intuïtie en algoritme, tussen systeem en gevoel.
Het boek bevat daarnaast vijf essays waarin verschillende auteurs ingaan op zijn werk. Kunsthistoricus Grant D. Taylor plaatst hem daarbij in de lijn van modernisten zoals Kazimir Malevich en Piet Mondriaan; het is duidelijk een analyse van Beyls als beeldend kunstenaar. Helena De Preester en Sahra Kunz kennen Beyls als een collega aan de universiteiten van respectievelijk Gent en Porto. In hun teksten schrijven zij over zijn revolutionaire methoden, zijn werk binnen de experimentele muziek en sonologie en zijn inspirerende ideeën die nog steeds gehoor vinden bij nieuwe generaties studenten. De teksten bieden een goede aanvulling, maar het mooist zijn toch Beyls’ eigen heldere en precieze bewoordingen waar op momenten een bijna poëtisch enthousiasme doorschemert over de mogelijkheden en verrassingen die technologie te bieden heeft. Zoals wanneer hij het heeft over het nut van fouten en storingen in systemen die zo de ware aard van het medium kunnen tonen: ‘Accept the glitch as a kind of implicit signature of the machine.’
Het boek toont ook Beyls’ brede praktische en theoretische kennis. Zo werd hij beïnvloed door de linguïstische theorieën van Noam Chomsky om een systeem te ontwikkelen waar een eindige serie regels een oneindige variatie kon voortbrengen. Ook is het leuk om te lezen dat Beyls al vroeg zijn eigen scanner maakte omdat hij patronen en structuren in bestaand beeldmateriaal wilde laten analyseren door zijn computers. Het toont Beyls’ grenzeloze nieuwsgierigheid, maar ook zijn technische bekwaamheid en spontane doorzettingsvermogen.
Het is een reis die Beyls nog steeds navigeert met behulp van machines en programma’s. Zijn korte afsluitende essay is er een van optimisme in de mogelijkheden die apparaten en machines bieden om onze creativiteit en verbeelding te vergroten door nieuwe mogelijkheden te verkennen. Een computer is voor Beyls een ‘imagination machine’ en een behulpzame sleutel om de geest en identiteit van de gebruiker te doorgronden en te begrijpen.