Niet alleen de weergoden waren ons ongunstig gezind. Na een enorm tijdrovende omweg langs de persparking (persoon 1: “mais si, vous pouvez passer!” persoon 2: “Vos amis n’ont pas un bracelet. Malheureusement vous devez aller à l’entrance public”. Of iets van die strekking) kwamen we ruim drie uur na ons vertrek in Antwerpen dan toch in Dour terecht, waar enkele malafide geplaatste bordjes ons nog een ruim halfuur vertraging opleverden. Plus que c’est dûr, plus que c’est Dour!
Maar eens op de wei was onze grief snel bekoeld: Charles Bradley werd ons door een collega nog nét voor het optreden getipt als “soulplaat van het jaar”, en live wist hij die ambitieuze claim ook moeiteloos te verzilveren. Daptone Records heeft natuurlijk een reservoir door de wol geverfde soulmuzikanten steken die ze vlot met hun poulains kunnen meesturen at will, maar Bradley bleek ook een puike incarnatie van the late James Brown te zijn. Origineel vraagt u? Geenszins, maar nu de Godfather het loodje heeft gelegd, zijn dit soort fakkeldragers belangrijker dan ooit. Dus laat Bradley maar funky hikken, wailen, en dubbele spagaten maken. Soul overstijgt elke hype van het moment.
De start van Gold Panda is tot nader order het Dourmoment van het jaar. Een perfecte dubbele kaakslag, waar vertraagde housebeats versmolten met fijne snippers melancholica, ter vermaak van een overvolle en dolgedraaide tent. Het mooie aan Gold Panda is dat hij perfect de valkuilen van een laptopset beseft, en ze met een geanimeerde en directe live-aanpak vakkundig ontwijkt. De bescheiden hit “You” in een inventieve geïmproviseerde jam was de genadeslag waarna iedereen zich onvoorwaardelijk overgaf aan de groove. Maar waarna Gold Panda blijkbaar ook besliste dat de strijd gestreden was, en overschakelde op wat goedkopere beats en een minder geïnspireerde bouw. We verloren vrij snel de interesse, al werden we nog even bij de lurven gevat met een mooi herpakte finale.
Het Orchestre Polyrythmo de Cotonou was alles wat het beloofde: overvol podium, straffe percussie en blazers, een sympathiek knullige podiumprésence, en een potje Afrofunk en soukous om u tegen te zeggen. We gingen bijna vergeten hoe hard het wel strontregende. En in goeie luim pikten we nog net het laatste van Martyn mee. Laat u niets wijsmaken: de beste dubstep die onder die gemeenplaats gebukt gaat, mag tegenwoordig gewoon house, techno of abstract hiphop genoemd worden. En Martyn boodt het beste van alledrie op een presenteerblaadje- prettig arrogant, roekeloos en in elke moment doordacht zonder een afstand met het buikgevoel te scheppen. Braindancing: het wordt de rage van de toekomst, zeg ik u!
Als er een plaats is waar je een project als Kyuss Lives! gaat checken, dan is het wel Dour Festival. En laat ons dat zelfs goed meegevallen zijn, zeker in vergelijking met de schoolse vertolking die we vorig jaar nog op Roadburn mochten aanschouwen. John Garcia blijft tot nader order de beste stoner-zanger die niet van het etiket houdt, en Brant Bjork de onbetwistbare heerser van de rupsbanddrums die erbij horen. En hoezeer we ook balen van Arsenal: alle lof voor Bruno Fevery, een duidelijke fan die ons aller wensdroom op het podium mag uitleven. Het is duidelijk dat hij elke plaat, elke maat, vooruit en achterstevoren in z’n geheugen heeft gegrift, en wie liever Josh Homme in z’n plaats zou zien is een onverbeterlijke nostalgicus in de slechte zin van het woord. Kyuss Lives okay, en na jaren van overdosissen stoner en doom horen we alle legendarische riffs nog even graag over ons heen walsen. Dat is slechts weinige gegeven.
Een vergelijkbare, doch een stuk minder intense aha!erlebnis bij Cypress Hill. We hadden slechts twee wensen: geen wakke begeleidingsband en vooral bloemlezen uit de eerste twee platen. Aan beide werd fluks voldaan, met als gevolg: een feest van herkenning, waarbij vroege klassiekers als ‘How I Could Just Kill A Man’ werden afgewisseld met puik later werk als ‘Dr. Greenthumb’. B-Real en Sen Dog (hoe cool waren die bijnamen toch in de nineties!) waren bijzonder op dreef, en voor we het wisten was het feest.
Graag, zo graag hadden we met u gedeeld hoe het was geweest bij Spank Rock en Beat Torrent. Maar kent u dat, het Dour-gevoel? Als bij magie bots je aan de lopende band oude en huidige vrienden tegen het lijf, en het ongepland rondzwalpen over de weide is een avondvullende bezigheid op zich. Dus voor we het wisten, stonden we in de rand van de tent bij Laurent Garnier uitgebreid een boom op te zetten over (ik ga hier voort op een beneveld doch getraind geheugen) de Belgische politiek, hair metal, de Weird Al Jankovic van de Antwerpse hiphop, goeie lieven, Four Roses bourbon, De Standaard, online journalistiek, stage props, home made platenlabels, vegetarische barbecues, lapsteel gitaren, en Bart Steenhaut. Verder kan ik u melden dat één van mijn logeergenoten spoorslags naar de EHBO moest gevoerd worden toen hij in de escalatie van een onschuldige grap in de arm werd gebeten. Door een Waal. We houden hem goed in de gaten, en geen zorg: van het moment dat hij sporen van Franstaligheid begint te vertonen, snijden we z’n kop eraf met een breekmes (nog zo’n onderwerp van de avond: waarom bestaat er in godsnaam nog geen zombiefilm die zich op een festival afspeelt? UPDATE: ondertussen werden we al rechtmatig op de vingers getikt door regisseur en schlock-kenner Jonas Govaerts: ‘I Spit On Your Rave‘ met Mighty Boosh Noel Fielding bestaat wel degelijk, en werd opgenomen tijdens het Big Chill Festival van 2009. D’oh.
Oh, en Laurent Garnier? Was okee. We hadden kunnen leven zonder de veelvuldige electronische saxpartijen die hij om de haverklap in de set leek te mixen, maar de man staat onderhand symbool voor onze eigenste levenslange band met de betere house, dus wat gaan we hem nog kwalijk nemen? Niks, that’s what.