Het Gentse platenlabel/platenzaak/koffiehuis/kunstgalerij Consouling Sounds had tijdelijk zijn tenten opgeslaan op het Pieter Vreedeplein. Daarmee had dat uit zwarte baksteen opgetrokken nieuwbouwplein meteen een ziel – nu ja Broodje Jantje heeft ook een ziel, al is het er dan één opgetrokken uit hoofdzakelijk frietvet en Joppiesaus.
Op zaterdagmiddag is de Consouling Store de locatie van een debat georganiseerd over de stand van zaken in het Nederlandse en Belgische popbeleid, en meer precies de ondersteuning van jong talent vanuit het festivallandschap. Schuiven aan de debattafel: Johan Gijsen (programmeur van Le Guess Who?), Walter Roadburn (een man die de wereld zulk een festival schenkt heeft geen achternaam nodig), Ralf Leesen van Hypertension Records (en tot voor kort Limburgs popambtenaar) en Stijn Lemaire van de Belgische poporganisatie Poppunt.
De centrale vraag van het debat is wat de vertegenwoordigde festivals doen om talent uit de eigen underground te promoten. Het enige correcte antwoord komt eigenlijk van Walter Roadburn, die voorzichtig laat verstaan best Nederlandse bands te willen boeken, maar dat voor hem die ‘eigen bodem’ eigenlijk de internationale muziekscene is, waar hij deel van uitmaakt, meer dan een door geografische grenzen afgebakend stukje land. Verder kabbelt het gesprek een beetje verder – enigszins gehinderd door een vreemde akoestische kink in de kabel waardoor moderator Kurt Overbergh vrijwel onverstaanbaar is voor het publiek.
Totdat daar een zekere Sietse van Erve (de man achter SOTU-festival en Moving Furniture Records: check die prachtige Machinefabriek/Dead Neanderthals-samenwerking) dan toch maar de knuppel in het hoenderhok gooit en Johan Gijsen laat weten dat een paar concerten in een schoenwinkel niét hetzelfde zijn als het actief ondersteunen van de lokale underground. Verbazing op het podium over zoveel weerstand, maar als professionele Belgen moeten we wél ontkennen dat het in België zoveel beter gesteld zou zijn. Want, ondanks alle afgoderij waarmee onze vaderlandse bands vaak worden bejegend, hebben wij nog steeds geen fantastisch genreoverschrijdend kwaliteitsfestival als Incubate. Althans toch niet de laatste keer dat we het checkten…
Consouling-talent hoort niet in een schoenwinkel
Vervolgens serveert Consouling (wij mogen ondertussen Nele, Mike en Jan zeggen) nog een mini-showcase van drie jonge acts uit hun stal. We zijn net terug van een verkwikkende wandeling, maar nog net op tijd terug om te horen dat we beter gewoon gebleven waren. Innerwoud – aan het drietal dreadlocks aan zijn achterhoofd te zien afkomstig uit Gent – maakt donkere drones met behulp van een op zijn zij gekeerde contrabas en een handjevol effectpedalen.
Vervolgens een korte set van Monnik: gitaarcomposities uit de slowsludgeschool van Syndrome. Veelbelovend, maar zijn op loops gebaseerde set lijkt enigszins onder zenuwen gebogen te gaan, getuige een stukje vals klinkende slidegitaar dat door die looptechnologie een hele set lang herhaald wordt. Gelukkig keert Monnik terug voor een herkansing samen met zijn bandmaten van Charnia, die helaas ook met tegenslag kampen want al tijdens de eerste track breekt de andere gitarist een snaar, die vervolgens onstage dient vervangen te worden, wegens geen backup-gitaar voorhanden. Het minisetje dat erop volgt maakt het euvel ruimschoots goed. Beschouw het als growing up in public, en het siert de lui van Consouling dat ze dat faciliteren. Uit het pakketje cd’s dat we na afloop toegestopt krijgen blijkt alvast dat die van Charnia talentjes zijn die het verdienen gekoesterd te worden. (sb)
Kapsalon, met mirre als dessert
We komen telkens weer vol goeie moed de Little Devil – één van de keten voor het zwaardere gitaargeweld op Incubate – binnen, maar even vaak blijven we na afloop wat op onze honger zitten.
Dat was na de set van Death Alley niet anders. Eightiesrock gebracht door jongemannen met lange haren, jeansvestjes en een Gibson SG. De band klinkt alsof ze uit de missing scenes van ‘Almost Famous’ zijn geknipt. En daar is op zich natuurlijk niks mis mee. Al verwacht je dan wel op z’n minst een humoristische knipoog hier en daar. Maar als de woorden van de zanger (een voorbeeld: ‘dit zijn de wegen die ja naar een betere wereld leiden’) uiteindelijk worden beantwoord met een luidkeels ‘spééélen!’, zijn er volgens ons weinig mensen in het publiek die zich ooit meer met een zatte Hollander kunnen identificeren. Maar we moeten niet overdrijven: de muzikanten spelen strak en de sound staat er. Alleen valt er, voor iedereen die ooit al eens een Motörhead-plaat heeft gehoord, niet zo heel veel te ontdekken.
Een kapsalon, kent u dat? Nee, niet de met roddelblaadjes overladen vitrine waar u uw hoofdhaar in alle mogelijke kleuren van de regenboog kunt laten verven, nadat uw schedel is gemassacreerd door een goedlachse zwaarlijvige jongedame met een après-shampoo-conditioner. Wel de blijkbaar Turks-Nederlandse creatie waarbij een bakje friet overladen wordt met achtereenvolgens kebapvlees, sla, tomaten, ajuin, wortels, kaas, cocktailsaus en sambal oelek. Wij hebben ons eens goed laten gaan: een aanrader. Het lauwe blikje Bavaria dat we erbij krijgen is dat minder.
Meer Gira dan Garfunkel
Iedereen die al eens op Incubate geweest is, weet: de Pauluskerk is een goeie gok als je een goed concert wil scoren te midden van die overload aan keuze. Alleen al doordat de Pauluskerk de enige plek is op heel Incubate waar je – behalve tussen nummers door – gewoonweg door buitenwippers/binnenhouders wordt tegengehouden. Die deur gaat niet open, tenzij er applaus klinkt. Het viel dus te verwachten dat de op klassieke leest geschoeide songs van Wooden Wand niet slecht zouden uitpakken in de Pauluskerk. James Toth is dan ook een singer-songwriter van het zuiverste water, maar wél eentje die meer met Michael Gira dan met – pakweg – Art Garfunkel te zien heeft
Het was alleszins lang geleden dat we nog eens met zo weinig middelen op zulk een maximaal effect getrakteerd waren: Toth brengt simpele liedjes over simpele problematieken: het gebrek aan graffiti in zijn thuisstad, en de geruststellende overvloed aan graffiti die op vanuit Europese treinen te bezichtigen valt, bijvoorbeeld. Ook goed: als de helft van het publiek de Pauluskerk tussen twee songs door verlaat, kan Toth daar best mee lachen: “Dit is niet mijn eerste festival”. Goeie gast, die Toth.
Met een beschrijving als ‘avant-garde / noise, noise rock’ zijn wij meer dan geprikkeld om Skullflower uit te checken. Het begint alvast veelbelovend: het met glasramen gedecoreerde kerkzaaltje is alvast de ideale setting. En met de beklijvende visuals, in combinatie met de overdosis mirre, is de sfeer meteen gezet. Nu alleen de muziek nog. En ook die begint veelbelovend: het duo had aanvankelijk iedereen mee met de droney opbouw die ze hadden ingezet. Alleen… daar bleef het dan ook bij. Toen de climax vijf minuten uitbleef, haakten heel wat toevallige passanten gedesillusioneerd af. Na zeven minuten was er nog steeds niet erg veel gebeurd, en de zaal begon geleidelijk aan leeg te lopen. Toen we na meer dan tien minuten nog steeds in dezelfde opbouw zaten, met dezelfde visuals in loop, gooiden ook wij uiteindelijk de handdoek in de ring. Het publiek tarten kan geestig zijn, en misschien zijn de volhouders nog wel beloond geweest, maar er waren die bewuste zaterdag teveel andere interessante dingen te zien in Tilburg om die gok te wagen.
Grote namen, met letterlijke pluimen
Wovenhand, bijvoorbeeld. Eén van de grote namen op deze verder gezellig experimentele tiende Incubate-editie. Dat de nieuwe plaat van de beruchte David Eugene Edwards wordt uitgebracht op het hardcore punklabel Deathwish, betekent logischerwijs een lichte koerswijziging ten koste van het country/folk-gehalte. En ook in de set is die switch voelbaar. Net wanneer de spanning bijna dreigt te verslappen is daar het essentiële fuzzpedaal. Het plaatje klopt perfect: de mysterieuze singer-songwriter (mét hoedje én pluimpje, zoals Hans Teeuwen het ooit zo poëtisch beschreef) en het je-m’en-foutisme van de rocker met een verleden versmelten heel organisch in de figuur van Edwards. Dit ontegensprekelijke hoogtepunt van de festivaldag doet ons bijna de ellenlange rij bij de Midi vergeten (dank u om niet mee te doen, 013), waardoor zowat iedereen minstens een kwart van de show mistte.
Na wat getwijfel – zullen we de Midi wel buitengaan: misschien raken we niet meer binnen voor Goat? – zaktken we toch maar af naar de andere kant van de stad om een stukje van Current 93 mee te pikken in de poepsjieke schouwburg. Met meer dan vijftig (!) albums en singles, en zowel een gitarist, bassist, pianist, toetsenist, drummer, saxofonist, knopjesman en achtergrondzangeres op het podium ter zijner versterking, is het gissen geblazen naar waarmee oprichter David Tibet op de proppen komt. Naar het schijnt overschreed de set van Tibet en de zijnen ruimschoots de curfew. De vijftien minuten die wij echter kunnen meepikken (we wilden toch echt niet te laat zijn voor Goat) hebben veel weg van een musicalorkest: storen doet het niet, maar echt prikkelen evenmin. We zijn al lang blij dat we onze krent even kunnen neerplanten in de rode suede zeteltjes.
Verbazingwekkend genoeg blijkt onze vooruitziendheid nogal overbodig, want er staat helemaal geen rij voor Goat. En dus kunnen we rustig nog enkele biertjes naar binnen werken (omdat hydratatie belangrijk is!) en nog wat op-en-top Tilburgse toilethumor meepikken (“uiteindelijk liggen we allemaal in de Goat”). De gemaskerde Zweedse sjamanen doen wat van hen verwacht wordt: strakke tribale grooves met uitstekend verzorgde gitaarlijnen (overigens stukken strakker dan vorig jaar op Roadburn) worden voorzien van de bezwerende zang en danspasjes van de twee zangeressen. Maar de zotste dansmoves spelen zich niet op het podium af, maar voor de toog. Kortom: ook het publiek is mee! De psychedelische opbouwen worden hoe later hoe langer, en hoe langer hoe beter. (nk)
In de Stadskelder, terwijl iedereen ergens anders naar Goat staat te gapen, het onbekendere Woodsman. Hun troef: psychedelische rock. Hun aas: lange brokstukken van vlotte solo’s, getemperde riffs en minuscule noise-uitspattingen in een veel te warme, steeds voller lopende kelder. De massa duwt je naar voren. Je eigen voeten bijna verstrengeld in de effectpedalen van de band. Een gedeukte Marshall-versterker. De langharigste gitarist werpt er nog maar eens zijn gitaar in. De feedback mislukt, maar het deert niet. Het lijkt geplande chaos. Of niet. Een snaar knapte al bij het eerste akkoord. Er wordt niet gewisseld, de muziek gaat door. Het wordt beter en heter. Laatkomers wringen naar voor. Het is dringen. En glimlachen van plezier. Op het einde: oorverdovend applaus en de roep om bisnummers. Woodsman weet nauwelijks blijf met die respons.
Van leuke technodeuntjes naar dansende slavernij
Er staat een / tussen Ekoplekz/Emmplekz. Een double bill dus. Ekoplekz eerst in zijn eentje met wat gortdroge, gekunstelde bedeesde techno-aanhangige electronica. Dan als Emmplekz, met Mordant Music tussen de letters gekropen. Plots draait het om de woorden en telt de muziek niet meer in zijn eentje. Mordant Music declameert zijn teksten, omgeven door overdosissen echo en andere effecten. Het baat niet, de stem is een vervelend vehikel in de klankenwereld van Ekoplekz. Niets leuk contrast en samenspel, maar een enerverende poezie waarbij de woorden te onbelangrijk lijken. Ekoplekz wordt naar de achtergrond gedrukt en haalt nauwelijks nog de spanning die hij in de eerste tien minuten aan het opbouwen was.
De herinnering aan de plaatjes van Terekke lijkt beter dan de daadwerkelijke live-set. Leuke technodeuntjes die deze avond weinig opwindend zijn. Ook al is het nog maar een opwarmer, soms heb je zin er meteen in te vliegen. Zoals bij Beau Wanzer bijvoorbeeld. Het is een totale onderdompeling in een vol retro-futurische techno gepropte, benauwder wordende Dudok. Een zweethok nabij. Dansende slavernij.
Twee avonden proeverijtjes van L.I.E.S. moet je gewoon afsluiten met een dj-set van Ron Morelli. Voeten van de grond en twijfelend over blijven of doorgaan. In volle overgave dansen. Morellli bespeelt het publiek. Teasers and pleasers. Het is donker en snikheet in Hall of Fame. Al het volk dat Dudok ontbeert, is hier, op elkaar gestapeld aan dansend op Legowelt. Het podium is onzichtbaar en lijkt eindeloos ver. Het is hier letterlijk een Bunker-night. (ks)
Gezien: Incubate, Tilburg, 20 september 2014