Bij het begin van deze derde dag Denovali Swingfest deed het festival zijn ondertitel – Experimental Music Festival – alle eer aan.
Zowel Origamibiro als Piano Interrupted maakten verknipte elektroakoestische muziek, en het was een plezier om naar te kijken, hoe al die brokjes lawaai op het podium gekneed werden tot sprankelende composities. De eersten maakten bovendien (grotendeels) live visuals, altijd een meerwaarde. Wat ons betreft mochten de optredens wat vroeger afsluiten – het mag niet te veel op een kunstje gaan lijken – maar beide bands stonden er wel.
Never Sol zorgde weer voor variatie. De Tsjechische, gezegend met een kloeke maar ook mooie stem, kwam haar verse debuut voorstellen. De setting was rudimentair en neigde naar folklore: de zangeres frontaal en keurig recht voor het publiek, de mixer van dienst achteloos leunend op de tafel naast haar. Muzikaal deed het wat denken aan een minimalistische versie van Zola Jesus. De charmant-naïeve bindteksten zullen wel wat sympathie opgewerkt hebben, maar muzikaal brak het vooralsnog geen potten.
Bohren & Der Club Of Gore, dat zijn vier stoïcijnse zoutpilaren die in het halfduister onbewogen de traagste doomjazz spelen, elk onder een zwak schijnend lichtpeertje. De Duitsers speelden hier duidelijk een thuismatch. De zaal zat (in dit geval letterlijk, maar dat weet u intussen) afgeladen vol, en toen de heren op zich lieten wachten, werden ze enthousiast het podium opgeroepen. Dat deden ze haast onmerkbaar: geruisloos, en nauwelijks zichtbaar. Vervolgens begonnen ze aan hun set, traag, beheerst, en op een vrij laag volume, om tussen de nummers door nog eens een loden stilte te laten vallen. Daar spelen ze voortdurend mee, met die bijna gênante stilte, en dus die ingehouden spanning. Je kunt een speld horen vallen, fotografen durven niet afdrukken uit vrees de stilte te verstoren. In combinatie met alcohol levert dat al snel de slappe lach op, maar dat is dan ook een beetje de bedoeling. Om de zoveel nummers grijpt één van de heren – want zo zijn ze uitgedost – de microfoon om op gortdroge wijze enkele absurditeiten te debiteren. Niet dat we alle bindteksten woord voor woord verstonden, maar enkelingen in het publiek lagen telkens toe van het lachen. Waarna er weer een nieuwe, kurkdroge sessie rokerige jazz werd ingezet. Met het naar hun normen vrij melodieuze ‘Karin’ sloten ze af, en toen hadden ze de zaal al lang ingepakt.
De vleugelpiano is een zekerheid op Denovali, een fijne traditie, maar echte virtuozen hadden we vandaag nog niet gehoord. Greg Haines is er zo één, maar die heeft zich intussen bekeerd tot de elektronica, zo weten we sinds zijn laatste plaat ‘Where We Were’. Natuurlijk is de piano nog niet volledig afgeschreven: basismelodieën speelde hij nog in op de piano, om er vervolgens elektronisch mee aan de slag te gaan. Alle respect voor de nieuwe wending, en evolutie moet er zijn, maar als pianist maakt hij overduidelijk het verschil, daar waar hij als elektronicus één van de velen is. En live was het bijna zonde van de vleugelpiano, die grotendeels gebruikt werd als tafel om zijn bakjes op te zetten.
Gelukkig had Denovali nog een derde topper achter de hand, en wat voor één. James Holden maakte indruk met ‘The Inheritors’ van vorig jaar, in feite nog maar zijn tweede langspeler, en die bepaalde dan ook grotendeels zijn live-set. Live klonken de tracks organischer, minder ruw en grootser dan op plaat. Een saxofonist had hij niet bij deze keer, maar het strakke samenspel met zijn drummer tilde de nummers naar een hoger niveau. ‘Renata’, ‘The Inheritors’ en ‘The Caterpillar’s Invention’ waren maar enkele van de hoogtepunten. De set was duidelijk gerodeerd, en daarmee was deze topper de perfecte boeking op het perfecte moment.
Tekst: De Geluidsarchitect – Foto’s: Wout Lievens (www.woutlievens.be)
Gezien: Denovali Swingfest 2014 – zaterdag 4 oktober 2014