Zelfs exquise, op jarenlange ervaring en doorgedreven onderzoek van het muzieklandschap gebouwde smaken durven nog wel eens verschillen: op de redactie was er nogal wat heen en weer geroepen over Light Asylum. Onze (swat) was de grootste verdediger, zelf hoorden we tot het licht-sceptische kamp. Omdat (swat) een hele heer is binnen die redactie toch maar afgezakt naar de Castello om Light Asylum het voordeel van de twijfel te geven. En kijk eens aan: Light Asylum live was opruiende boel – precies wat popmuziek en bij uitbreiding de wereld anno 2012 nodig heeft. Shannon Funchness en Bruno Coviello klinken live alsof Grace Jones zich aan het hoofd van Front 242 heeft gezet en Richard 23 heeft verplicht om in een roze maillot op te treden. Vergis u niet, Light Asylum is niét om te lachen: wanneer Funchess het publiek aanport om te dansen, is dat geen vriendelijk verzoek maar een instant uit te voeren bevel. Tijdens ‘Skull Fuct’ toverden ze plots die beat uit Portisheads ‘Machine Gun’ – toeval of hebben zowel Portishead als Light Asylum naar die break van ‘Blue Monday’ geluisterd? Alleszins, wij hebben onze les geleerd en als (swat) de volgende keer op tafel slaat, zullen wij een derde en een vierde luisterbeurt inbouwen. Beloofd.
Grandaddy, Afghan Whigs, Stone Roses en nu dus weer Bob Mould plays Copper Blue: Pukkelpop begon stilaan op een retrofeestje van Radio Modern te lijken. Met dat verschil dat op die feestjes iedereen proper is opgekleed en het mdma-verbruik iets lager ligt. Maar we zweren het u: vlak voor het concert van Mould merken we drie meter voor ons Kurt Cobain op in het publiek. Cobain is twee meter lang, in blakende gezondheid, maar helaas draagt hij tegenwoordig zo’n verschrikkelijke kniebroek. The Stone Roses suckten stevig, maar over Afghan Whigs en Grandaddy niets dan goeds. Géén reunietournee voor Bob Mould: de man had Sugar thuisgelaten en kwam met een nieuwe band (met Jason Narducy en Jon Wurster van Superchunk) ‘Copper Blue’ spelen. De eerste nummers die Mould uit zijn revival-molen toverde misten hun effect. ‘Good Idea’ miste elke nuance: té jachtig gespeeld en Mould zong quasi consequent nét bezijden de melodie. Maar song na song kreeg Mould meer greep op zijn klassieker. En ter hoogte van ‘Hoover Dam’ had hij ‘m helemaal beet. ‘Hoover Dam’ klonk minstens even glorieus als op de plaat en al wat volgde haalde minstens hetzelfde niveau, zelfs de nieuwe songs die Mould er achteraan smeet. Mould: “ik ben niet zo’n man van het verleden. Volgende maand komt mijn nieuwe plaat uit. Hier is ‘Descent’, de eerste single”. Elke ander pipo die zo’n verkooppraatje bovenhaalt, hangen wij zonder pardon op aan de dichtstbijzijnde boom, maar die plaat van Mould gaan we gewoon kopen. Trouwens: alle dichtstbijzijnde bomen op Pukkelpop waren omgehakt. Wij weten één ding: wanneer Mould volgend jaar ‘Beaster’ komt doen, staan wij daar weer.
Tien minuten na Bob Moulds slotakkoord was het zover. Dag op dag, bijna op de minuut een jaar nadat die vuile storm Pukkelpop 2011 stillegde, klonk een droge mededeling door alle boxen dat er een minuut stilte zou worden gehouden. Het was de indrukwekkendste minuut die we in lange tijd meemaakten. 66.000 jongens, meisjes, mannen en vrouwen, waarvan er niet één met de ogen knipperde. Iedereen staarde voor zich uit, over die prachtige, zon- en stofovergoten weide.
In de tussentijd even Odd Future Wolf Gang Kill Them All meegepikt. Tsja… Dan waren die warme goedkope pinten die we in onze backstage locker hadden liggen een prettiger vooruitzicht.
(sb, ldw en mt)