We schreven het al in onze voorbeschouwing: we hebben Bert Dockx en zijn ploeg nog nooit een minder dan uitstekend concert weten geven. Wij stonden dus als hongerige honden klaar voor meer van hetzelfde in een Wablief tent die – twee uur ‘s middags – de temperatuur van de machinekamer van een bescheiden oceaanstomer had bereikt. Een technische panne aan het effectenrack van bassist Matthias Cré zorgt voor een kwartiertje vertraging en tijdens de eerste nummers klinkt geluidsmix zo belabberd dat we niet begrijpen waarom iedereen gelukzalig staat te glimlachen. Alleen in het cirkeltje rondom ons verbijsterde blikken – “What de fuck is dees?” horen we een Antwerpenaar zeggen. Opener ‘T.M.L.’ doet de Wablief ook een beetje klinken alsof we in de buik van een oceaanstomer staan. Blijken we naast zo’n gigantische houten doos te staan die een tentpaal inkapselt en als een gigantische klankkast de bastonen opblaast tot een allesoverheersende brij. Pas wanneer we vijf meter naar achter stappen herstelt de geluidsbalans zich en begint het concert voor ons écht. We krijgen onder andere nog uitstekende versies van ‘There Lives A House’ en ‘Twist’. Typisch: ondanks het strakke Pukkelpopschema dwingt Dockx toch nog een extra nummer af, hoewel de band al over tijd is gegaan. Hij komt er nog mee weg ook, op een festival dat tot op de minuut getimed is.
Flying Horseman op Pukkelpop was niét het wonder van vernuftige details in een storm van geluid die ze doorgaans zijn – zò goed was die geluidsmix nu ook weer niet. Alfredo Bravo – doorgaans preciezer dan een digitale metronoom – speelde heel even naast het ritme en zelfs wanneer Dockx zijn gitaar heftig geselde kwam dat niet altijd boven de brommende bassen uit. Wij zijn natuurlijk zeuren die na een reeks schitterende concerten een Heel Erg Goed concert hebben gezien. Een concert ook, dat zich moeiteloos meet met het beste dat we heel deze Pukkelpop zagen. Maar eigenlijk moet Flying Horseman minstens anderhalf uur, airconditioning en een perfecte akoestiek krijgen om recht te doen aan die prachtig gearrangeerde alle kanten uitwaaierende songs. Wij zien u dus graag op het volgende concert van de band in een kleine zaal om elk zuchtje van Dockx, de zusjes Mahieu en sideman Milan Warmoeskerken op kamertemperatuur te savoureren.
Tussen Flying Horseman en Kiss The Anus Of A Black Cat waren we van plan Daughter te gaan checken in de Club. De warmte hield ons echter in de buurt van de Wablieft?! Daar zochten we de schaduw op van een paneel met waarschuwingen met wat te doen in geval van ontij. De enige anderhalve vierkante meter schaduw in de wijde omgeving die nog vrij was deed deugd. In die iets verderop gelegen Marquee was er het verkleedfeestje van The Van Jets. De muziek verwaaide waar we bijstonden.
Na het concert van Kiss The Anus Of A Black Cat raken we aan de praat met één van de medewerkers. Bleek het gisteren in de Wablief tent 51° celsius geweest te zijn. Reken daar voor vandaag maar een graad of twee-drie bij. Alleszins: Stef Heeren en zijn heruitgevonden folk-gone-wave band, laten weten dat ze het een beetje lastig hebben met de hitte. Plectrums die alle kanten opvliegen bijvoorbeeld. Gelukkig vriest het in Kiss The Anus-nieuwe stijl het toch altijd een béétje. Mede dankzij An Pierlé, die tussen het achtergrondzingen door een beeldige ijsprinses neerzette. Het moet overigens gezegd dat KTAOABC een van de weinige acts was die ook visueel iets neerzette – meer dan wat fluorescerende buislampen en Pierlés glitterkleedje hadden ze daar niet voor nodig.
(sb, ldw en mt)