Het publiek bestond voor de ene helft uit Mike Patton-fans en voor de andere uit Berio-liefhebbers, vrijdagavond in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Dat was wel mooi eigenlijk. De klassieke Holland Festival-elite die een rockzanger als Patton voor de kiezen kreeg en rockers die moesten vaststellen dat hun held ook heel ingetogen teksten bij een ‘highbrow’ academisch stuk kon declameren. En beide groepen konden zich vergapen aan de ICP-musici na de pauze, waarbij Han Bennink uiteraard weer achter z’n slagwerk vandaan kwam, op de grond ging zitten en met z’n drumstokjes de podiumvloer betrommelde. Doet-ie al zo’n veertig jaar, maar ook anno 2010 blijken er nog altijd heel wat mensen te zijn die daardoor verrast worden.
‘Laborintus II’ van Luciano Berio is geen stuk muziek dat je zomaar rauw op je dak moet laten vallen. Als je het onvoorbereid hoort is de kans groot dat je er als luisteraar geen kant me op kunt – tenzij je Mike Patton, de zanger van Faith No More, Mr. Bungle en tal van andere rockprojecten, bij voorbaat al zo bewondert dat het je niets mee uitmaakt wat voor gorgels, knorren of teksten hij voortbrengt. Maar de kans dat je ‘Laborintus II’ onvoorbereid te horen krijgt is klein. Er is zegge en schrijven één uitvoering van het stuk regulier op cd in de handel – die van het Musique Vivante Ensemble, reeds decennia oud – en het wordt nog zelden of nooit door een orkest op het repertoire genomen.
‘Laborintus II’ is een typisch jaren zestig stuk van een typische componist van de tweede helft van de twintigste eeuw. En die componist, Luciano Berio, is ook nog eens een Italiaan, met alle frivoliteiten van dien.
Luciano Berio werd halverwege de jaren vijftig als aanstormende twintiger en componist midden in de toen nieuwe, seriële traditie geparachuteerd. En voor hij het wist maakte hij tevens deel uit van de Italiaanse elektronische avantgarde-pioniers. Daarbij – het wordt in alle Berio-bio’s keer op keer herhaald – was hij een typische Italiaan, die als kind reeds in de operatraditie was ondergedompeld zoals Obelix in de toverdrank.
Het wordt vaak gezien als verklaring voor de nadruk op de vele stemmen en het theatrale van de muziek van deze Italiaan bij wie onze eigen Louis Andriessen in de vroege jaren zestig studeerde.
Berio was in de jaren vijftig getrouwd met de Amerikaanse zangeres Cathy Berberian. Daardoor verbleef hij als hij de kans kreeg in de jaren zestig veel als docent aan Amerikaanse muziekinstituten. Hij gaf les aan het Mills College in Oakland, California, toen hij in 1963 van een Frans Radiostation de opdracht kreeg voor het stuk dat ‘Laborintus II’ zou gaan heten. Twee jaar later was het werk af.
Als je al die dingen weet, hoor je dat ook terug in deze kenmerkende ‘No-Story opera’. Het stuk past feilloos in de hectiek van de ‘sixties’ – loopt er zelfs iets op vooruit, omdat het meeste typische jaren zestig werk in de tweede helft van dat decennium gemaakt werd. Je hoort de botsende generaties – koor, ensemble en vertelstem die langs elkaar schuren. Je hoort de protestcultuur – Mike Patton met megafoon. Je hoort de opkomst van de free-jazz – dirigent Georges – Elie Octors verlaat zelfs demonstratief het podium, zodat de ritmesectie en blazers van zijn Ictus Ensemble een paar minuten ongestoord ‘vrij’ kunnen improviseren.
‘Laborintus II’ is zoals reeds gezegd een stuk zonder ‘verhaallijn’. Dat geld ook voor de muziek. Het is een stapeling van ideeën, schijnbaar achteloos en zonder systeem. Maar bij een serieuze componist is nooit iets ‘zomaar’. Het moet ‘werken’ en in dit geval werkt het.
Berio schijnt te hebben aangegeven dat de uitvoerders zelf mochten bepalen hoe ze ‘Laborintus II’ zouden presenteren: als hoorspel, als muziektheateropvoering, als concert. Het is allemaal gedaan in het verleden, maar deze Holland Festival uitvoering is duidelijk een ‘concert’. Geen twijfel mogelijk. Een concert voor Ictus Ensemble, Nederlands Kamerkoor, drie vrouwelijke vocale solisten en Mike Patton als verteller. En dat doet hij goed. Zwart overhemd, zwarte jeans. Haar strak achterover gekamd. Zittend op een kruk aan de podiumrand, opzijn van de dirigent. Lessenaar met teksten voor zich; tafeltje met megafoon naast zich. Hij woonde een groot deel van de jaren negentig in Italië en spreekt goed Italiaans.
De teksten die hij leest vormen het addertje onder het gras, maar daarvoor moet je natuurlijk Italiaans verstaan of je anderszins op de hoogte gesteld hebben van de achtergronden van het stuk. Luciano Berio kreeg destijds, begin jaren zestig, de opdracht een stuk te schrijven ter gelegenheid van de zevenhonderdste geboortedag van Dante, die in 1965 gevierd zou worden. Berio schakelde voor het libretto een bevriende dichter en Dante-kenner Eduardo Sanguineti in. En die gebruikte nogal wat teksten uit Dantes Divina Comedia – de Goddelijke Komedie – waarin hij de graaierigheid en hebzucht van de toenmalige paus Bonifacius VIII aan de kaak stelt. Actueel tijdens de welvaartsexplosie van de jaren zestig, maar ook in het licht van de recente kredietcrisis.
Na de pauze improviseert Patton met de ICP-musici Han Bennink, Mary Oliver, Ab Baars en Michael Moore, aangevuld met Guus Jansen aan de vleugel. Bang dat de Amerikaanse rockzanger zich door deze improreuzen zal laten intimideren, hoef je niet te zijn. Patton maakte zijn kilometers immers reeds decennialang bij tal van groepen met John Zorn – ondermeer Naked City waarmee hij in 2003 nota bene nog tijdens het Holland Festival in Carré stond.
Qua klank sluit de improsessie goed aan bij het stuk van Berio. Bennink blijft gewoon Bennink en de doorgaans als strenge avantgarde-ouderlingen spelende rietblazers Baars en Moore blijken zozeer door het mediterrane Berio-virus gegrepen, dat ze voor hun doen ongekend frivool spelen. Patton heeft zoals gezegd genoeg ego om zich niet weg te laten spelen. Hij heeft een tafel voor elektronica – effect- en sample-apparatuur – voor zich een stembanden om een flinke keel op te zetten. Héél even, in het eerste kwartier, lijkt hij zich iets te veel op te willen dringen, maar al snel weet hij zijn plek binnen het collectief te vinden. En dat is mooi.
Tenslotte is er als derde programma-onderdeel nog DJ Florintintin aangekondigd, die muziek draait bij Italiaanse jaren zestig films – een poging tot hippe afterparty in berio-stijl. Het komt neer op fraaie Italiaanse vrouwenbillen in bleke celluloidkleuren, waarbij men een drankje nuttigt en babbelt. Berio hield van vrouwenbillen, zo wil de overlevering. En hij was ook niet vies van een trendy party, zo nu en dan. Dus ook deze afsluiting was conceptueel honderd procent verantwoord.
Het concert wordt zaterdag 26 juni door de VPRO uitgezonden op Radio 6 en is daar later ook online nog terug te beluisteren.