Tussen Kunst en Kitsch
Op “Hymn to the Immortal Wind”, het kort geleden verschenen vijfde studio-album van Mono, laten de vier vaste groepsleden zich op goed getimede momenten door tientallen strijkers omringen. Het door Steve Albini geproduceerde album straalt dan ook een paradijselijke schoonheid uit en past perfect binnen een herlevende periode vol melancholie en romantiek. Sinds haar bestaan (2000) is Mono vergeleken met allerhande vrijwel gelijkgezinde instrumentale bands, zoals Tortoise, Godspeed You Black Emperor!, My Bloody Valentine en Mogwai. Toch heeft de band haar eigen geluid doorontwikkeld naar het schemergebied tussen kunst en kitsch. Soms slaat dat gevaarlijk door naar een suikerzoet en voorspelbaar gitaargepingel. Avontuurlijk en dynamisch wordt het als de Japanners gaan strooien met dissonant gierende gitaarbombardementen. Dat brengt de ingedutte luisteraar enkele verrassende “earopeners”. Een langere houdbaarheidsduur blijft hiermee voor Mono gegarandeerd.
Op het Patronaat podium moeten we het vooralsnog stellen met de vier Japanse groepsleden zelf. Geruime tijd voor dat het concert begint vormt zich een groep Mono-liefhebbers voor de kassa bij het Patronaat. Velen zijn op de bonnefooi gekomen, maar worden geconfronteerd met het bordje “uitverkocht” boven de kassalade. Binnen wordt het publiek, dat wel een kaartje heeft weten te bemachtigen, opgewarmd door de met logge dub-effecten, zwevende trombone geluiden en soft psychedelische pornoBfilm beelden werkende Mount Fuji Doomjazz Corporation. De muziek is donker van kleur. De sfeer is broeierig en geladen. De pauze wordt opgeluisterd met zwaar klassiek. En het gordijn wil maar niet openen voor onze Japanse gasten. Het maakt allemaal deel uit van het voorspel, waarbij Mono uiteindelijk het ultieme genot zal moeten brengen. Als dan het moment aanbreekt dat het podium wordt vrijgegeven valt het rumoerige publiek in één klap stil. Heel traag en met minimalistisch samenspel komt er een zuigende machine op gang. Mono speelt subtiel opgebouwde instrumentale gitaarlicks. De karakteristieke geluiden van de Fender gitaren zorgen voor melodielijnen die zich meestentijds in de hogere toonfrequenties bevinden. Het geeft de composities een tintelend ijl karakter mee. Bij de aanzwellende passages vormt dat een mystiek zwevend geluid. En als het op sommige momenten tot een climax komt worden we omsloten door een gierende drone-metal geluidsmantel.
Mono houdt zich voor het grootste deel van het concert vast aan de trackvolgorde op hun nieuwste album “Hymn to the Immortal Wind”. Zo wordt er geopend met “Ashes In The Snow” en gieren de laatste feedbackklanken door de zaal bij het nummer “Everlasting Light”. Natuurlijk wordt het orkestrale “Silent Flight, Sleeping Dawn” niet uitgevoerd. Wel neemt basgitariste Tamaki Kunishi tijdens de uitvoeringen van “Follow The Map” en “Everlasting Light” plaats achter de elektrische piano. Dat zorgt voor een welkome afwisseling in de toch wel uniforme opbouw van de losse composities. Uniformiteit en voorspelbaarheid zijn de grootste valkuilen in de muziek van Mono. De opgeheven aansteker cliché’s worden breed uitgemeten. Natuurlijk schuilt daar ook de kracht van Mono achter. De voorspelbaarheid maakt de weg vrij voor het euforische effect van de dynamische en explosieve geluidsuitbarstingen. Een zelfde ervaring komen we bijv. tegen bij films van David Lynch en Quentin Tarantino. Extra waarde wordt “live” toegevoegd door een mimisch intense voordracht. Gulzig wordt de muziek van Mono door de toeschouwers geconsumeerd. Het is zeker indrukwekkend. En dan maakt het ook niet meer uit of het nu kunst of kitsch is.