MERRY MIXES (15): Maarten Schermer

Het allerlaatste lijstje van 2014 komt van Maarten Schermer. Hij zag vorig jaar bouwwerken van galmende ambient, brute kracht en tegendraadse pop.

Hier tien platen waarvan ik uiteindelijk maar besloot dat het de beste van het jaar waren. In willekeurige volgorde:

maarten-schermer--2014 (1) Koenraad Ecker – Ill Fares The Land
Tijdens een interview zei Koenraad Ecker: “Als luisteraar hou ik heel erg van muziek waarin ik het gevoel heb dat er een verhaal verteld wordt, zonder te kunnen benoemen wát er nu precies verteld wordt of wat de betekenis ervan is.” Dat gevoel is sterk op ‘Ill Fares The Land’, dat gaat over de staat van onze samenleving. Omineuze soundscapes van ruis en drones, afgewisseld met zware passages met gebroken industriële ritmes. Donkere, intuïtieve muziek, waar soms opeens een lichtstraal doorheen schijnt wanneer een breekbare cello het wint van de machinale geluidswereld, als een teken van hoop in een sombere wereld.

Ekoplekz – Unfidelity
Na een sabbatical en denkpauze in 2013 was dit de eerste Ekoplekz-plaat van 2014, en meteen de beste sinds ‘Memowrekz’. ‘Unfidelity’ leunt niet meer alleen maar op de “medium is the message”-benadering, en is compositorisch veel sterker dan veel voorgaande Ekoplekz-platen. Dikke bassen, soms met een knik naar reggae, old skool industriële ritme, ijle analoge synths – alle elementen krijgen de ruimte. “Liedjes” zijn het nog steeds niet, maar Ekoplekz had altijd al een goed gevoel voor melodie en dat heeft hij nog steeds. Sommige nummers zouden outtakes uit de ‘Voice Of America’-periode van Cabaret Voltaire kunnen zijn. Een uitstekend weerzien, en dubbelaar ‘Four Track Mind’ met restmateriaal mocht er ook zijn.

Have A Nice Life – The Unnatural World
Have A Nice Life smeedt shoegaze, postpunk, pop en (goth-)rock aaneen tot een eigenzinnig geluid. De lo fi-productie lijkt afgekeken van black metal, veel galm, gruis en het gevoel dat de band in de mist staat te spelen, maar laat de zang vrijwel onaangeroerd. Daardoor de fraaie teksten (meestal) verstaanbaar blijven (en anders staan ze wel ergens online); die teksten zijn een en al doom & gloom, maar niet obligaat. Persoonlijk, met zeggingskracht, soms ronduit poëtisch. Tel dat op bij de sterke songs, en je begrijpt hoe het duo uit Connecticut een bescheiden cultstatus verwierf na hun debuut in 2008. Dat die status terecht is bevestigt ze nu met ‘The Unnatural World’.

maarten-schermer--2014 (2) Lawrence English – Wilderness Of Mirrors
Naast subtiele, op field recordings gebaseerde samenwerkingen met Werner Dafeldecker en met Stephen Vitiello ‎(‘Fable’, ook een aanrader), maakte Room40-baas Lawrence English indruk met ‘Wilderness Of Mirrors’, het logische vervolg op ‘Kiri No Oto’ en ‘The Peregrine’. English zei te zijn geïnspireerd door de fysieke kracht van het geluid van onder meer Earth en Swans, maar de donkere ondertoon van die bands lijkt minstens zoveel invloed te hebben gehad. Het is zijn meest coherente ambient noise/drone-plaat tot nu toe, meeslepend, soms overweldigend, vaak dreigend. De term ‘wilderness of mirrors’, afkomstig uit een gedicht van T.S. Eliot, was in de Koude Oorlog in zwang als metafoor voor de campagnes van spionage en miscommunicatie door de supermachten. En die net zo goed rijmt met een tijd waarin een constante informatie-storm vooral sporen van onzekerheid trekt.

Nihill – Verderf
‘Verderf’ is brute, brute kracht, vernietigende precisie, gewelddadige drive. Aardedonker, overdonderend claustrofobisch. Genadeloze black metal, met een dosis chaotisch industrieel lawaai als het zo uitkomt. Niks te lachen, niks te relativeren. Wat een angstwekkende, goddeloze, geweldige teringherrie (op goud vinyl – kan het verderfelijker?). Heel hard draaien en in extase lijden.

The Body – I Shall Die Here
Na het verpletterende ‘Christs, Redeemers’ kon je je afvragen wat The Body kon doen om hun sombere wereldbeeld nog dringender uit te drukken. Antwoord: mastertapes van de nieuwe plaat over dragen aan horror-elektronica-meester The Haxan Cloak. Die bewerkte het hele album, met overdonderend resultaat. Overstuurde elektrobeats gaan naadloos over in verwoestende drums, gekrijs neemt het op tegen snerpende synths, terwijl feedbackende gitaar en dissonante drones samenvloeien. ‘I Shall Die Here’ is een unieke plaat in een eigen categorie. Laat alle hoop varen.

OAKE – Auferstehung
Een mysterieus Duits (?) duo dat grote bouwwerken van galmende ambient maakt, met ijle vrouwenstemmen, drones en industriële drums. OAKE leunt niet op songs, maar op sfeer, en die is donker en dramatisch. Op Downwards, het industrial-, shoegaze- en postrock-label van Engelse techno-veteraan Regis. Downwards bracht dit jaar ook goede platen van Talker en Grebenstein, in dezelfde hoek als OAKE, maar nergens zo meeslepend.

maarten-schermer--2014 (3) Edvard Graham Lewis – All Over
Een kwart eeuw sinds He Said’s ‘Watch Take Care’ – ik zou me oud voelen als Edvard (met een “v” sinds hij in Zweden woont) Graham Lewis op zijn eerste soloplaat sinds 1989 niet zo onbekommerd vitaal klonk. ‘All Over’ is een popplaat, maar wel pop zoals we het verwachten van een lid van Wire: toegankelijk en tegendraads tegelijk. Wanneer hij met zijn deftige bariton de steevast associatieve teksten voordraagt, ontstaat er automatisch een ironische afstand, alsof hij met een twinkel in de ogen zijn eigen verrichtingen aanschouwt. Het instrumentarium is vrijwel helemaal elektronisch en het geluid niet te ingewikkeld, maar door subtiel gebruik van dissonantie, noisy geluiden en eigenzinnige samples creëert Lewis een heel eigen soort industriële pop. Het echte experiment laat hij over aan zijn dochter Klara, die dit jaar niet onverdienstelijk debuteerde met het album ‘Ett’ en de single ‘Msuic’.

Ian William Craig – A Turn Of Breath
Halverwege het jaar maakte ik via haar geweldige bijdrage aan Fat Cat’s Split Series 12inch kennis met Katie Gately, en herontdekte daarmee ook de menselijke stem als instrument. Heel veel wordt er sowieso niet gezongen op de platen die ik koop, maar muzikanten voor wie de stem het voornaamste instrument is waren lang een uitzondering. Tot Katie Gately dus; andere platen die daar opeen of andere manier binnen pasten waren Holly Herndon’s ‘Chorus’ single, de ongemakkelijke maar fascinerende plaat van Gazelle Twin en het intieme geweld van Pharmakon. Aan de andere kant van het spectrum vond ik Ian William Craig, een operazanger die zijn eenzame stem middels filters en effecten vervormt, bekrast en erodeert als via Basinski’s taperecorder, soms stapelt tot een eenmans-koor, en – excuse the drama – als een flakkerende vlam in de nacht licht en schaduwen op de ziel werpt.

Peter Christopherson – Time Machines II
En als laatste een knieval, op meer manieren dan me eigenlijk lief is: dubieuze oorsprong, veel te duur, levertijd van meer dan een half jaar (“we wachten op onderdelen uit China”) en een drager die ik associeer met werk en illegale downloads. Wie er achter zit is niet helemaal duidelijk – volgens sommigen iemand die er met Peter Christopherson’s laptop vandoor ging terwijl zijn lichaam nog warm was – en technisch gezien weet ik niet eens zeker dat het ook is wat het gesuggereerd wordt te zijn: nooit afgeronde demo’s voor ‘Time Machines II’, het vervolg op Coil’s hypnotische drone-we uit 1998. Ooit gepland te verschijnen als 5CD-box, maar zoals wel meer Coil-projecten kwam het er nooit van. Tot nu dan, postuum, of althans een beetje. Vijfkwartier titelloze drone-tracks als 24bit AIFF op een USB-stick. Is het echt? Bewijzen kan ik het niet, maar de dissonante alien soundscapes klinken mij echt genoeg, geluiden en effecten die ik meen te herkennen als van de alchemische hand van Christopherson. Verwijt me dat ik meewerk aan grafroof, maar Coil is nu eenmaal de beste band die ik gekend heb. Afscheid nemen is lastig. En ik vind ‘Time Machines II’ fantastisch.

Andere hoogtepunten waren de nieuwe Clark, ‘Clearing The Path To Ascend’ van Yob, Sophia Loizou’s ‘Chrysalis’, de eerste KETEV cassette, Petrels’ ‘Mima’, ‘Queller’ van Nadja (vooral voor “Mouths”), Vessel’s ‘Punish, Honey’, Swans’ ‘To Be Kind’, Siavash Amini’s ‘What Wind Whispered To The Trees’, Al Lover’s ‘Sacred Drugs’, Janek Schaefer’s ‘Lay-By Lullaby’ en Clock DVA’s ‘Clock 2’ (ook een USB-geval – in godsnaam, laat het geen trend worden).

Maarten Schermer is redacteur, schrijver en incidentele dj bij Gonzo (circus), woont in Amsterdam en is zijn buren immer dankbaar dat ze zonder morren de pakjes van Post.nl voor hem aanpakken terwijl hij aan het werk is bij Naturalis in Leiden.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!