We kunnen het echt niet laten, nog één lijstje om het af te leren. Tom Nys blaast het stof uit de groeven van de techno en liet zich omverblazen door enkele fotografietentoonstellingen.
1. In 2013 was de jonge Engelsman Perc één van de bepalende artiesten in de technoscene. Hij diende dus dit jaar te bewijzen dat hij die kwalitatief hoogstaande lijn kon verder trekken, wat hij met zijn tweede album ‘The Power And The Glory’ – gevarieerder dan de industriële waanzin van op zijn debuut – met verve deed. Ook zijn label Perc Trax deed het goed. Daarnaast waren enkele deejaygigs in de Lage Landen ronduit indrukwekkend, net als de podcast mix die hij deed voor Fact .
2. Daarop stond eveneens een track van Blacknecks, waarvan al drie zelf uitgebrachte eps veel stof uit de groeven van de techno deden opwaaien. In 2014 volgde nog twee eps (‘Blacknecks #004’ bevatte met ‘To The Cosmos, Let’s Go’ mijn favoriete nummer van het jaar) en een minialbum, waarmee het project meteen ophield te bestaan. De wereld leerde uiteindelijk dat het Percs Londense maatje Truss en technoartiest Bleaching Agent waren die achter het pseudoniem schuilgingen en met deze melange van Engelse beukbeats, scheve electro, hysterische italo en ongegeneerde onderbroekenlol een schitterend antidotum boden voor het soms erg rigide en humorloze technomilieu.
3. Even rauw, grappig en Engels is uiteraard Sleaford Mods, wier doorbraak alom wordt erkend. Weinig gepolijste elektronische punk met hilarische sneren naar de maatschappij en naar de Man vormt de basis, en dat is ook het geval op hun album ‘Divide And Exit’. Ondanks de titel verdeelde het duo het collectieve muziekjournaille geenszins en weinigen verlaten het pand wanneer bijvoorbeeld ‘Tied Up In Nottz’ wordt gespeeld. Terecht, want dit soort bijtende bands hadden we nodig.
4. Nog zo eentje is Good Throb: Londense meisjes en een jongen die eerder te situeren zijn in de ondergrondse punkscene. Hun debuut ‘Fuck Off’ keert terug naar de essentie van het Britse punkgeluid, dat ze warempel kwader dan ooit brengen. Het rammelt op de meest aanstekelijke wijze waardoor hun muziek wel eens stupid of idiot punk wordt genoemd maar hun discours is evenwel helemaal niet zo idioot. Daarnaast stond ook het zijproject FRAU bijzonder scherp, net als het vergelijkbare groepje Dregs.
5. In het metalwereldje vielen enkele comebacks op; voor mij was vooral de nieuwe plaat van het Nederlandse death/trashcombo Thanatos een aangename verrassing, maar natuurlijk kan ik moeilijk om At The Gates heen. ‘At War With Reality’ is hun eerste album na negentien jaar en vat netjes samen wat At The Gates is geweest en zou moeten zijn: de prachtige, gevoelsmatige stukken, melodieuze momenten met prachtig samenspel en delen vol kracht en agressiviteit, de poëtische teksten, … Alles is aanwezig. De lof en aandacht voor de band uit Göthenborg momenteel is aanmerkelijk maar terecht. Er is op dat vlak wel wat veranderd sinds ik ze voor het eerst live zag in 1992 (te Aalst, met My Dying Bride) maar er zijn weinig groepen die ik dit zodanig gun als At The Gates, ik kijk dan ook uit naar hun optredens in december.
6. Verder zag ik een aantal sterke tentoonstellingen van kunstenaars die fotografie als medium gebruiken, zoals van Sarah Westphal in het Waregemse Be-Part (omwille van de diepgang en de markante presentatie) en vooral van Charlotte Lybeer in Stilll Galery te Antwerpen (omwille van het heldere overzicht van een consistent en sterk oeuvre maar ook omwille van de fijne titel).
7. Eén van de mooiste presentaties die ik dit jaar in eigen land zag, was: ‘Suivez La Valgue Du Vent’, een duotentoonstelling van Tinka Pittoors en Kris Fierens in Galerie Le Triangle Bleu te Stavelot. De galerie is gelegen in een oude abdij die prachtig werd gerenoveerd, te midden van een idyllisch dorp in de Hoge Venen en het koppel exposeerde er een behoorlijk aantal knappe werken in een schitterende accrochage, waarbij ook duidelijk werd hoe beide kunstenaars elkaar subtiel beïnvloeden. Tinka Pittoors participeerde dit jaar eveneens aan de biënnale van Sydney en bracht een tweede monografie uit – wat mij betreft redenen genoeg om opgenomen te worden in m’n lijst.
8. In Mechelen was ik dan weer overdonderend door ‘Persiana’ van Carla Arocha & Stephane Schraenen. In de mooie exporuimtes van het cultuurcentrum werd een samenvatting gegeven van hun werk tot nog toe: een speelse vorm van minimalisme met dikwijls een architecturale insteek. Hoewel ik al veel werken van het duo zag op groepstentoonstellingen, bood deze show een ander beeld waaruit de coherentie van het oeuvre – ondanks de diverse, aangewende materialen – duidelijk bleek.
9. Over de plas zagen we nog de visueel knappe en inhoudelijk solide show ‘The Way of the Shovel: On the Archaeological Imaginary in Art’ in het Museum of Contemporary Art van Chicago. Deze groepstentoonstelling was de eerste, eigen creatie van curator Dieter Roelstraete sinds hij twee jaar geleden de overstap maakte van het Antwerpse MuHKA naar het MCA. Roelstraete schreef in een ver verleden trouwens nog voor ons eigenste blad.
10. En omdat ik toen toch net in de geboortestad der house was, trok ik ook naar de Smart Bar, een fantastische club waar op zondag ‘Queen’ wordt georganiseerd, in feite een gay night, waar je de beste uitsnede krijgt van de klassieke variant van het genre. Derrick Carter deelde die avond de decks met Michael Serafini. Die laatste is niet alleen een geweldige deejay maar ook eigenaar van de legendarische platenzaak Gramaphone. Het was de eerste maal dat ik hem aanschouwde en dat smaakte naar meer – hetgeen ik later op het jaar ook kreeg, toen hij voor het eerst in Europa (Berlijn en Gent) kwam draaien. Carter legde op zijn beurt een set waar het genot van afdroop; je merkte dat hij zich muzikaal veel meer liet gaan in deze thuissituatie. De samenhorigheid, mooi uitgedoste drags, vriendschap en passie voor het dansen onder de aanwezigen maakten deze onvergetelijke soiree af.
Tom Nys is auteur, curator, docent, activist en feestbeest. Hij schrijft sinds 2000 voor Gonzo (circus).