Klank&Komma #1 was een zesdaags schrijflab in oktober en november 2022 waarin cultuurjournalisten, essayisten en creative writers onder leiding van auteur en audioregisseur Renée van Marissing op zoek gingen naar hun eigen schrijfstem in een kritiek van klank. Een recap door docent Renée van Marissing.
Hoe schrijf je over klank? Dat was een van de vragen waar een groep cultuurjournalisten en schrijvers zich drie weekenden over gebogen hebben. Maar al snel werd duidelijk dat voorafgaand aan hoe over klank te schrijven een andere vraag lag: Wat is klank? Die vraag blijkt niet eenduidig te beantwoorden, wat voor dit schrijflab eigenlijk wel goed uitkwam.
Een ander aspect dat we tijdens Klank&Komma hebben belicht is wat voor plek de schrijver zichzelf kan geven in een tekst. Want behalve auteur ben je ook luisteraar, pleitbezorger, denker en (in)voelend mens.
In het eerste weekend hebben we in de studio van Het Concreet in Tilburg geluisterd naar een improvisatiesessie met tape als instrument. Daarnaast hebben de deelnemers veel geschreven, onder andere naar aanleiding Cornelius Cardews partituur ‘Treatise’ en teksten van Joe Brainard. Het tweede weekend bezochten we November Music en Willem Twee Studios in ’s-Hertogenbosch en het derde weekend waren we te gast bij het Paviljoen Ongehoorde Muziek van Bart van Dongen en liepen we door Het Klankenbos in het Belgische Pelt. We hebben veel geluisterd, geschreven en met elkaar gepraat, stellend, bevragend, onderzoekend.
De resultaten van deze weekenden zijn hier te lezen. Alle zeven schrijvers hebben een kort, persoonlijk essay geschreven die gezamenlijk een mooie staalkaart geven van de eerste editie van Klank&Komma.
Miriam Rasch verbindt in ‘Zo Begint Het’ een intiem gezinsmoment met haar concertervaring bij een optreden van Pan Daijing. Justin Scholze onderzoekt in ‘Tussen Vorm En Vormloosheid’ wat voor hem het verschil tussen noise en muziek is en welke plek muzikant Tim Hecker hierin inneemt. ‘Klankherinneringen’ van Arthur Kok leidt ons via de personeelsfietsenstalling van de Efteling naar een dissonante koorzang, en Christine Geense verkent in haar fragmentarisch essay ‘Zenuwenmuziek’ de mogelijkheden betekenis te geven aan niet-begrepen momenten. In ‘Een Klein Aantal Noten Is Genoeg’ onderzoekt en analyseert Caspar Stalenhoef zijn (luister)ervaring tijdens een uitvoering van de compositie ‘Long Gradus’ van Sarah Davachi, en hoe een klank je terug kan voeren naar de geluiden uit je jeugd, daarover schrijft Tanny Dobbelaar in ‘Een Herinneringsmachine’. Veerle Spronck gaat in ‘Dagelijksheid Componeren’ een vormexperiment aan waarin de lezer zijn/haar eigen leeservaring kan componeren.
Deze cursusreeks is een initiatief van Het Concreet en Domein voor Kunstkritiek i.s.m. Gonzo (circus) en is financieel mogelijk gemaakt door Het Concreet vanuit het Impulsgeldenprogramma van Kunstloc Brabant. Paviljoen Ongehoorde Muziek, Willem II Studio’s en November Music sloten aan als podiumpartners.