Noise uit de ‘Ciudad de la furia’
De energie van Buenos Aires laat zich kanaliseren in een gigantisch grid van eindeloze reeksen stratenblokken met onvermijdelijke planologische stuiptrekkingen. Sloppenwijken zoals het zeventigduizend inwoners tellende ‘Villa 32’ schijnen niet eens op de stadskaart voor te komen, en sierlijke oude huizen moeten overhaast plaats maken voor lompe flatgebouwen. Een horizon tussen het beton en metaal is moeilijk te ontwaren, en wie op zoek gaat naar het ondergrondse leven in dit stedelijke landschap, zal moeten spitten en graven.
In het geniep
Om meer te weten te komen over de alternatieve onderstroom in de plaatselijke muziekcultuur begin je automatisch te zoeken naar de platenzaken en de plekken waar de concerten plaatsvinden. Het vinden van de juiste aanwijzingen blijkt echter een hele opgave.
De interessantere zaken zitten verscholen in de galerijen van drukke winkelstraten. Er wordt gehandeld in tweedehands vinyl, dure cd-imports en collector items. Voor volkse muziek (chamame, Paraguayaanse polka en cumbia) kun je terecht in de minderbedeelde, maar levendige wijken als Constitución, waar vooral mensen van andere etniciteit, de niet-porteños (‘porteños’ is de benaming voor inwoners van Buenos Aires van Europese komaf, red), voor werk en dagelijkse noden ronddolen. Je vindt er platenzaken opgesmukt met etalages waarin strijkijzers te koop worden aangeboden en overdekte markten waar je voor een paar peso’s cumbia villera mp3-cd-r-compilaties op de kop kunt tikken.
In het publieke domein is het moeilijk onafhankelijke media in de vorm van fanzines of tijdschriften te vinden. Op de radio worden voornamelijk nationale rock en afgekloven hits uit de jaren 1980 gedraaid, en op straat zie je billboards die Deep Purple of de Genesis-coverband Bad Dreams aanprijzen.
Wie er achter wil komen waar ongewone muziek- en geluidsperformances gezien en gehoord kunnen worden, doet er goed aan contacten te onderhouden met de plaatselijke kenners. De meeste van dergelijke optredens vinden namelijk noodgedwongen in het geniep plaats in de geijkte autonome plekken buiten het officiële clubcircuit: in galeries, een anarchistisch centrum, de ruime privégarage van een goedwillende eigenaar, of een plek als ‘Sexto Cultural’: de zesde verdieping van een afgetakeld kantoorgebouw nabij de zeventig hectare tellende Chacarita-begraafplaats.
De beter geoutilleerde hippere clubs zoals Niceto en Bahrein worden voornamelijk bezocht door buitenlandse toeristen met een goedgevulde portemonnee. In Bahrein kan men zich tijdens de ‘+160’-avonden laven aan degelijke maar oubollige drum ‘n’ bass. Vroeg op de avond, als het hospubliek er pas binnen druppelt, kan men nog wel eens breakcore te horen krijgen – iets wat in Buenos Aires nog altijd een soort noviteit is. Elektronica-kopstukken als Emisor, Gustavo Lamas en Pablo Reche krijgen rond die tijd ook makkelijker carte blanche en verdienen een centje bij.
Lichterlaaie
De tegenstelling tussen het, uit nood geboren, amateurisme in het alternatieve circuit en het zakelijkere professionalisme in de clubs houdt ook verband met de ramp die zich in 2004 in de República Cromañon voltrok. Deze concertzaal had op 30 december van dat jaar de populaire rockband Callejeros te gast. Alvorens zij die avond hun eerste nummer konden afwerken, stak iemand uit het publiek een vuurpijl af, waardoor de makkelijk ontvlambare materialen in de decoratie aan het plafond van de zaal in brand vlogen. Om te voorkomen dat bezoekers zonder te betalen binnen zouden komen, waren vier van de zes deuren (waaronder nooduitgangen) met kettingen vergrendeld. 194 van de circa 3000 aanwezigen kwamen in de stampvolle nachtclub om. De afschuw over het grote aantal onwettigheden binnen de muren van Cromañon was enorm. Het ontketende een hysterie die onherroepelijk doet terugdenken aan de cafébrand in Volendam, die in Nederland in 2001 tot strengere verordeningen en controles zijdens de overheid leidde.
Gustavo Ortega, die samen met Manuel Osorio het experimental/indie/electronica-label Mun Discos runt, legt uit wat er in Argentinië gebeurde: “Om de verkeerde redenen ging voor het eerst in decennia plots alle media-aandacht naar de rock scene. De lokale overheden begonnen met het sluiten van bars, pubs en concertzalen. In de daaropvolgende twee, drie jaar was het heel moeilijk om een plek te vinden voor het organiseren van een concert. Niet zozeer omdat men zich zorgen maakte om de veiligheid van een zooitje ‘weirdos’ en ‘drugsverslaafden’, maar omdat iedereen bang was voor boetes en claims. De brand in Cromañon had negatievere consequenties voor de grotere bands en concerten, want de underground bewoog zich feitelijk altijd al in de illegaliteit. De politieke druk was enorm en de toenmalige burgemeester van Buenos Aires werd afgezet door zijn opponenten.”
Manuel voegt eraan toe dat de situatie er de afgelopen tijd weer beter op is geworden en dat het, met enig voorbehoud, weer mogelijk is om in zaaltjes, bars en kelders te spelen. Desondanks blijft de actieradius voor de Argentijnse artiest benauwend klein. Het nog steeds relatief jonge Argentinië verkeert sinds midden jaren 1930 immers in een staat van vrijwel onafgebroken afnemende welvaart en kampt met de erfenis van militaire dictatuur, de schending van de mensenrechten, corruptie en repressie. Tijdens de laatste economische crisis in december 2001 kelderde de peso met 350 procent, en met de voortdurende wankele sanering van de economie die daarop volgde in het achterhoofd, is het niet verwonderlijk dat nieuwe culturele ontwikkelingen niet bepaald adequaat kunnen gedijen. De onafhankelijk werkende, niet op commerciële successen gerichte artiest moet het doen zonder de luxe van een structureel subsidiebeleid zoals wij dat hier in de Benelux kennen.
Op een ietwat typerend lacherige manier horen we de artiesten dan ook klagen over de gevolgen van het alomtegenwoordige geldgebrek. Maar laten we niet te lang stil blijven staan bij de gevolgen van de economische misère, want ondanks alle tegenspoed heeft Argentinië de laatste vijftig jaar heel wat mooie muziek voortgebracht.
Fundering
De geschiedenis op het gebied van de Argentijnse gitaarmuziek laat zich in eerste instantie lezen als die van vele andere landen, maar kent een aantal interessante plotwendingen. Opvallend is bijvoorbeeld de keus om het Spaans als voertaal te gebruiken voor rock van eigen bodem. De door de Argentijnen gecultiveerde ‘rock nacional’ (die overigens niks met nationalistisch sentiment te maken heeft) droeg veel bij aan de wereldwijde emancipatie van niet-Engelstalige (rock)muziek. Het was een ontwikkeling die voortkwam uit de invloed van Mexicaanse rockbands die eind jaren 1950 de hits van Elvis, Chuck Berry en consorten recycleden in de eigen taal. In Argentinië zorgde de garageband Sandro y los del Fuego begin jaren 1960 voor de verspreiding van het rock ‘n’ roll-/beat-virus, opgevolgd door een invasie van beatbands uit het naburige Uruguay. De belangrijkste Uruguayaanse exponenten die successen in Argentinië boekten waren Los Shakers en Los Mockers, die zich respectievelijk aan de Beatles en de Stones spiegelden. De definitieve doorbraak voor de Argentijnse rock met origineel geschreven liedjes kwam toen eind jaren 1960 de psychedelische rockband Los Gatos werd opgericht, waarna een kleine vloedgolf van nieuwe bands volgde. In navolging van Los Gatos waren het vooral Manal en de in Argentinië meest invloedrijke sixties-band Almendra die van zich deden spreken. Deze drie laatstgenoemde bands vormden de fundering voor de Argentijnse rockbeweging en zij konden zich meten met het betere internationale werk.
Vanaf dit punt lopen de ontwikkelingen tot aan de jaren 1980 via prog, folk, en andere afsplitsingen min of meer parallel aan de gebeurtenissen in de globale muziekhistorie, zij het zonder voor Gonzoïsten echt onmisbare noemenswaardigheden. De Argentijnse jaren 1980 new wave, reggae- en ska-rock en de verschillende, voor de hand liggende, stijladaptaties van de jaren 1990 spiegelden zich eveneens in grote lijnen aan het internationale model.
Voordat we de sprong naar het heden maken, houden we echter nog wel even halt bij het muzikale artefact ‘Tontos (Operita)’ van Billy Bond y La Pesada del Rock. De groep van Bond, die in Argentinië te boek stond als een van de betere heavy rockbands, wist met dit buitenissige album uit 1972 een voor die tijd bijzonder gedurfde geluidscollage te maken. Bij beluistering kan men zich levendig inbeelden hoe de band al trippend sectie verricht op een van hun eigen stukken. Het resultaat is een soort plunderphonics avant la lettre, een lichtend voorbeeld van vrije expressie in een tijd van militaire dictatuur, moordaanslagen en ontvoeringen. Dit was immers de tijd vóór de democratische burgerregering van (de onlangs overleden) Raúl Alfonsín in de jaren 1980.
Het was overigens bij Alan Courtis thuis dat we, onder het genot van een glas wijn en vanzelfsprekend een stevige plak vlees, deze schijf van meneer Bond voor het eerst te horen kregen. Daarbij komen we uit bij de persoon die de belangrijkste spil in de Argentijnse underground genoemd mag worden. Courtis heeft namelijk het geluk één van de weinige artiesten uit Buenos Aires te zijn die met regelmaat van de klok op uitnodiging opduikt in de internationale spotlights. Ook de oprichting van het veel beschreven cult outsiders-gezelschap Reynols is hem toe te schrijven, al was de pure muzikale pracht van deze zonderlinge band geen lang leven beschoren. Reynols was vooral een vehikel voor vrije expressie voor bandlid Miguel Tomasín, die aan downsyndroom lijdt. Omdat de andere bandleden ervan beticht werden Tomasíns handicap te exploiteren, besloot de rest van de band, vermoeid door de vooroordelen, de brui eraan te geven.
Surreële gauchokostuums
De leemte die ontstond na het wegvallen van Reynols lijkt langzaam maar zeker gedicht te worden door een nieuwe lichting veelbelovende artiesten zoals Los Siquicos Literaleños. De thuisbasis van deze band, het stadje Curuzú Cuatiá, ligt verscholen op het platteland in de provincie Corrientes, in het noordoosten van Argentinië. Een busrit van acht uur verwijderd van Buenos Aires vind je er mate lurkende locals, kinderkamers die tegelijkertijd fungeren als een kiosko (handig als je geen zin hebt om vijftig meter verder te kruipen naar de dichtstbijzijnde supermarkt voor een fles bier) en een door zon zwartgeblakerde mini-dierentuin met een door twee aapjes bevolkt eilandje. Op een halve steenworp afstand, gelegen tegenover het politiebureau, staat het huis van Los Siquicos-drummer Germancho Rocha. In zijn achtertuin staan metershoge marihuanaplanten en in de voorkamer houdt de band met de voordeur wagenwijd open versterkt oefensessies. De politie en de buren kan het allemaal niets schelen. In deze biotoop heeft de muziek van Los Siquicos Literaleños gezapig kunnen rijpen tot een unieke symbiose tussen stadse en rurale lo-fi esthetica: psychedelische rock, improv, chamame, (tape)noise en Beefheartiaanse gitaren gaan bij liveoptredens gepaard met visuele stimulans in de vorm van surreële gauchokostuums en beelden van koeien, landschappen en ufo’s. Plaatselijk is Los Siquicos daarom al liefdevol omgedoopt tot el Pink Floyd de los pobres: de Pink Floyd van de armoedzaaiers.
Voorman en zanger-gitarist Nicola Kocotino brengt inmiddels de meeste tijd door in Buenos Aires. Hij steekt er zijn nek uit voor zijn mannen, maar het is moeilijk verder te geraken, zo legt hij uit: “Omdat we een periferische band zijn uit een semi rurale stad, blijven we op de een of andere manier steken buiten het Argentijnse rockcircuit, ook al trekken we in Buenos Aires de aandacht met onze onvoorspelbare gigs waarbij soms ook lokale musici onze line up komen versterken.” Als ik hem naar de aanwezigheid dan wel absentie van een plaatselijke underground scene vraag vervolgt hij: “Ik denk dat er op dit moment een zeer kleine underground scene is in Buenos Aires, die eerst moet groeien om een bepaalde impact te creëren, want wat je nu ziet is slechts een kern van vrienden en vrienden van vrienden die in bands spelen.”
Afgedankte ritmeboxen
Een van de bands waarmee Nicola’s Los Siquicos weleens toevallig het podium deelt is Syn Criterio uit Buenos Aires. De cd-r met de rafelige, lang uitgesponnen psychrock-tracks van deze groep werd ons twee jaar geleden in de handen gedrukt door Charly Zaragoza van de noise/drone-acts Klub der Klang en ÜL (met Alan Courtis). De DIY-releases van zowel Zaragoza’s projecten als die van Syn Criterio lijken spontaan in één ruk klaargestoomd. De middelen (lees: geld) om in een goed uitgeruste studio je product naar een hoger niveau te tillen zijn immers schaars. De ruwe oefenopname-kwaliteit van de meeste releases heeft zeker een bepaalde charme, maar maakt het lastiger te voorspellen waar de muziek staat en hoe deze zich ontwikkelt.
Dit geldt ook voor Olfa Meocorde, waarvan we een stomende oefensessie bijwoonden. De geflipte muziek van deze band houdt het midden tussen door punk en hardcore beïnvloede noiserock, jaren 1980 indie en noise-experimenten. Als lawaaierige oefenopnames functioneren de tracks uitstekend maar als de scherpe randjes in de studio eraf gemixt worden, klinkt het voor onze verwende oren soms net iets te gedateerd. Het zij ze vergeven, als je bedenkt dat de Argentijnse release van het Sex Pistols-debuut bijvoorbeeld tot 1986 op zich liet wachten en de toegang tot invloeden van buitenaf pas echt mogelijk werd door de komst van internet en peer-to-peer filesharing.
Een groep die duidelijk beter aansluiting heeft op wat er momenteel elders in de wereld op muziekgebied speelt, noemt zich Vlubä en komt eveneens uit Buenos Aires. Hun muziek vond de weg naar een aanzienlijk aantal labels op het noordelijk halfrond, waaronder ook het Vlaamse Imvated en Bread en Animals.
Goede voorbeelden van hedendaagse DIY-underground-labels die in Buenos Aires met experimentele muziek op de voorgrond treden zijn Mainumby en het eerder genoemde Mun Discos. Nicolás Valiente is de drijvende kracht achter Mainumby en musiceert tevens zelf in het vanuit Córdoba actieve Azur. De jonge acts op Valientes Mainumby-label opereren losjes op de scheidslijn tussen analoge en digitale experimenten. Met crappy (bas)gitaren van Argentijnse makelij, afgedankte ritmeboxen, effectenpedalen en pc’s weten artiesten als Minimalista Pais, Criadero en Seres en het uit Córdoba afkomstige Nébel Dots degelijke muziek te maken. Hun overwegend instrumentale muziek is eerder schetsmatig en suggestief dan stijlvast te noemen. Naast de aandacht voor abstracte muziek zoals bij Mainumby, heeft Mun Discos ook een zwak voor melodieuze indiepop, getuige de grote verscheidenheid aan stijlen op hun compilaties en full length-releases.
Slotakkoord
Argentinië is een land met vele tegenstellingen en als buitenstaander zul je de culturele context nooit precies kunnen afbakenen. Het is dan ook onmogelijk om aan het einde van dit artikel tot een harmonieus slotakkoord te komen. De muziekscene in Argentinië is diffuus (zoals ook blijkt uit de artikelen over (nueva) cumbia en elektronica elders in dit nummer) en net als overal is niet alles wat er wordt gemaakt bijzonder. Wat bijblijft is de positieve energie en vooral natuurlijk de toch riante oogst aan muziek die absoluut het beluisteren waard is.