U las het al in de recente Gonzo(Circus), Han Bennink geniet tegenwoordig weer de volle aandacht. Dat heeft veel te maken met de gelijktijdige release van zowel een biografie met de toepasselijke titel ‘De wereld als trommel’, en een dvd van een film met de eerder cryptische naam ‘Hazentijd’. Beide werpen een uniek licht op een ongrijpbaar individu.
Bij aanvang geraakt ‘De wereld als trommel’ maar moeilijk uit de startblokken. De lezer wordt meteen in een lawine aan namen gestort, nog vòòr Bennink zelfs maar ter wereld is gekomen. De carrière van zijn vader Rijn- eveneens een gevierd muzikant- wordt haastig afgewerkt in enkele bladzijden, wat al gauw verzandt in een opsomming van samenwerkingen en groepsbezettingen. Even is het vooral charmant te leren hoe levendig die prille Nederlandse scene wel was, maar vooral werkt de waslijst als een rem op het verhaal. En wat erger is: die archivarische vertelstijl wordt nog even aangehouden wanneer we de jonge Bennink volgen in z’n eerste stappen binnen de muziek. Wederom heel indrukwekkend met wie hij allemaal reeds het podium mocht delen, daar niet van. Maar ironisch genoeg leren we hier de muzikant Han Bennink vooral kennen door associatie met andere, grotere namen. De schaarse anekdotes en dagboekfragmenten maken ons nochtans nieuwsgierig naar de persoon die achter de vakman schuilt- maar die blijft in de eerste hoofdstukken wat frustrerend op de achtergrond.
Gelukkig heeft van den Berg een trefzekere stijl die je door de stroeve inhoud meetrekt, en bijna halverwege valt het boek plotsklaps wonderwel in de plooi. Vanaf dan is het dan ook écht genieten geblazen. Bennink’s transformatie van vakdrummer naar experimentalist verloopt niet zonder slag of stoot, en bracht in zijn tijd best wat ophef teweeg bij de muzikale goegemeente. De aanpak verschuift van strakke biografie naar een lossere aaneenschakeling van anekdotes, en dankzij het verschijnen van illustere excentriekelingen als Misja Mengelbergs, Willem Breuker en Peter Brötzmann is er geen gebrek aan vaak hilarische verhalen. Tussen de lijntjes komt er toch een mooi en genuanceerd beeld van Han Bennink naar voren: zelfbewust en soms koppig, maar evenzeer oprecht en beleefd, en met een gezonde Hollandse werkethos, zelfs in het aanschijn van z’n vaak losbandige collega’s.
Alleen jammer dat de focus overduidelijk op deze periode blijkt te liggen. Wanneer we aankomen bij het begin van de jaren 1970, zijn er nog nauwelijks enkele pagina’s te gaan. Daarin wordt in vogelvlucht, aan de hand van schijnbaar lukraak gekozen momenten, de verdere carrière van Bennink tot op heden afgehandeld. Bijna dertig jaar worden zo bijna een voetnoot van die bepalende periode in de jaren 1960.
‘De wereld als trommel’ is een mooi eerbetoon aan zijn onderwerp, maar had baat gehad bij een strengere afbakening van het materiaal. Had van den Berg de ijdele poging tot complete biografie achterwege gelaten, en zijn focus gericht op Bennink’s cruciale rol in het ontstaan van de Laaglandse avant-garde, dan hadden we van voor tot achter een pageturner gekregen. Nu zit die verborgen tussen een onbevredigende in- en uitleiding.
Gelukkig is er ook nog de film, ‘Hazentijd’, die eigenlijk de perfecte aanvulling vormt op het onuitgewerkte laatste deel van het boek. Het is waarschijnlijk om praktische redenen- de beschikbaarheid van het archiefmateriaal- dat de film zich focust op Bennink’s carrière van de jaren 1970 tot nu. Wel wordt er middels keurig voorgelezen dagboekfragmenten en mijmeringen van de immer innemende Bennink ook een blik geworpen op zijn vroege loopbaan. Maar Jellie Dekker houdt zich wijselijk ver van een biografiestructuur, en gaat meer voor een karakterschets, wat eigenlijk de enige manier is om zo’n bonte carrière in beeld te brengen. Bennink’s wijd uiteenlopende samenwerkingen zorgen keer op keer voor verrassingen. Nu eens zit hij met een stel jonge honden in een workshop op een snaartrom te roffelen, dan weer staat hij op het podium met een groep Afrikanen, of de Hollandse punkers van The Ex. Al dat trommelgeweld wordt echter mooi gebalanceerd met meditatieve momenten, wanneer Bennink in z’n atelier in De Rijp gaat uitblazen. Op die momenten haalt ook de film even adem, met verstilde blikken op zijn ontroerend speelse sculpturen, of beelden van een gezapig boottochtje. Aan het einde van de documentaire zit je helemaal in het ritme van de hoofdrolspeler, of om het met zijn eigen woorden te zeggen: ‘in tempo’. Voor een film over een percussionist is er geen mooiere verwezenlijking denkbaar, lijkt me.
Tussen de extra’s op de dvd verschuilt zich nog een parel van een uitsmijter. Het betreft een zwart-wit (amateur-?)opname van een half uur virtuoze, maar bij momenten hilarische improvisatie tussen Bennink en Mengelbergs, ergens ca. 1980 in De Spieghel te Groningen. Meer nog dan in de film wordt hier de kern van hun muzikale poësis blootgelegd: een speels, doch onverschrokken met de voeten treden van de traditie.
Bekijk zeker de film, en eigenlijk is ook het boek een aanrader- maar Bennink een keer live gaan ervaren, dàt blijft een must.
Meer info
Erik van den Berg, Han Bennink De wereld als trommel met CD (Amsterdam: Thomas Rap 2009)
Jellie Dekker, Hazentijd (DATAimages/Subterranean Distr. 2009)