Onze boekenredacteur Tom Wouters mijmert over de teloorgang van de uitgeverij waarvoor hij werkte, de zenuwbanen van de moderne samenleving en George Saunders. En waarom Saunders de beste satirische korte verhalenschrijver van het moment is.
*
Het verhaal gaat zo: een man en vrouw werken in een interactief museum. Concreet betekent dat dat ze 24 uur op 24 in een polyester grot wonen en oermens spelen. Ze mogen zich enkel uitdrukken met primitieve klanken en wie Engels spreekt, wordt daarvoor gestraft. Elke ochtend krijgen ze een geit om te slachten, elke avond een evaluatieformulier waarmee ze elkaar moeten beoordelen. Maar er komen steeds minder bezoekers en de vrouw valt alsmaar vaker uit haar rol. De man, plichtbewust als hij is, twijfelt elke avond of hij haar ‘onredelijke’ gedrag zal rapporteren aan het management. Dan volgt er een nota dat het bedrijf in moeilijkheden is, maar dat iedereen rustig moet blijven werken. Zij zitten in hun grot en weten van niets.
*
De situatie die de Amerikaanse schrijver George Saunders in zijn kortverhaal ‘Pastoralia’ beschrijft, is pijnlijk herkenbaar. Ik heb immers meer dan een maand gewerkt voor een uitgeverij die eigenlijk failliet was, maar door een bizar juridisch kluwen toch gewoon geld kon blijven uitgeven. Het Moederbedrijf begon intussen opnieuw onder een andere naam en wij bleven over in wat door collega’s al smalend als de Twilight Zone werd omschreven. Een curator was er naar het schijnt wel, maar wij hadden hem na een maand nog steeds niet gezien. En wij, de werknemers, wij twijfelden. Werken we door of stoppen we er mee, met het risico dat we het recht op allerlei vergoedingen en uitkeringen mislopen? De lening of de huur moest betaald worden, en dus bleven we artikels schrijven en magazines maken, die misschien nooit gedrukt zouden worden. In die vreemde situaties bood George Saunders troost. Hij weet immers met heel veel humor en mededogen de zenuwbanen van de moderne maatschappij bloot te leggen.
*
Begin dit jaar schreef The New York Times het artikel ‘George Saunders has written the best book you’ll read this year’, dat nog steeds gratis te lezen is. Het is een goede introductie tot een van de populairste satirici in de Verenigde Staten. Zijn kortverhalen – romans schrijft hij niet – spelen zich bijna allemaal af in een soort dystopische versie van suburbia, een gewelddadige samenleving waar iedereen vooral aan consumeren denkt. Alleen bestaat de middenklasse niet meer en moeten mensen zien rond te komen met slecht betaalde, vernederende of absurde jobs. Klinkt bekend, niet? Zo werkt het hoofdpersonage in het verhaal ‘Sea Oak’ in een restaurant waar hitsige vrouwen schaars geklede of naakte obers komen betasten. Saunders’ personages zijn stuk voor stuk losers, mensen die je in het dagelijkse leven als klootzak zou omschrijven. Toch voel je sympathie voor hen, want hun kleine kantjes komen voort uit onmacht. Zij zitten zo diep in het systeem gevangen dat de mogelijkheid tot revolutie zelfs niet in hen opkomt. Heel soms probeert een personage wat te morrelen aan de toegangspoorten van de multinationals, maar uiteindelijk is de conclusie toch bijna altijd dat je het kapitalisme alleen maar kunt ondergaan.
Die fascinatie met de sympathieke loser is er niet zomaar bij Saunders. In het stuk in The New York Times beschrijft hij onder meer hoe hij ooit dweepte met het narcisme van Ayn Rand, maar later zelf op de rand van de armoede stond.
“Het is bizar hoe Amerika je besluipt als je helemaal niets hebt. Een bullebak wordt het nooit, maar je wordt wel droog op je verplichtingen gewezen. Ja, je moet veertien uur per dag werken. En ja, je moet met de bus naar huis. Je hebt nu twee kinderen, en je zult op dat kantoor blijven werken of ten onder gaan. Plots werd alles op moreel vlak zo belangrijk, terwijl ik er zelf weinig over te zeggen had. We hadden niet genoeg geld, en om wel genoeg geld te hebben, zou ik nog heel wat jaren moeten werken. En toen besefte ik plots dat absurdisme geen intellectueel abstract begrip is, maar gewoon de realiteit. Ik besefte hoe rijkdom voor meer rijkdom zorgde, en op zijn beurt voor meer comfort. Maar een tekort aan rijkdom, dat was vooral een aanslag op je eigenwaarde.”
In de hyperkapitalistische Verenigde Staten worden sociale vangnetten met veel overtuiging uit parlementen weggefilibusterd, maar ook ik voelde me de afgelopen maanden onderdeel van de grote absurde realiteit die Saunders zo treffend weet te omschrijven. Neem nu het Moederbedrijf: twee jaar geleden kocht het de uitgeverij waar ik toen al een aantal jaren voor werkte, samen met nog een aantal kleine bedrijfjes. Hun strategie heette ‘Last Man Standing’ en had als bedoeling om nog als enige in een zieltogende markt over te blijven, maar uiteindelijk bleek hun strategie neer te komen op het plunderen van de rekeningen van hun dochterbedrijven, om zo hun eigen tekorten te maskeren. De hele boel zakte als een pudding in elkaar, maar gelukkig leven we in een absurde wereld en heeft een deel van het schaamteloze management het bedrijf opnieuw laten doorstarten. Dezelfde mannen aan het roer dus, met het enige verschil dat hun haar in een andere snit ligt en ze opgelucht de spullen die ze een jaar geleden snel snel op naam van hun vrouw hadden gezet opnieuw onder eigen beheer kunnen brengen.
*
Ik word daarentegen binnen zes maanden dertig jaar oud, en zal in naam van de welvaart toch minstens tot mijn zeventigste verjaardag moeten blijven werken. Daarnaast zal ik nog 24 jaar moeten afbetalen om te kunnen spreken van ‘mijn huis’. Het is die wereld die Saunders, net als zijn intussen overleden vriend en generatiegenoot David Foster Wallace uitvergroot. Zijn verhalen kunnen grotesk zijn – hoewel, de realiteit is dat soms nog meer – maar ze blijven desondanks menselijk. Hij choqueert en ontroert tegelijkertijd. Neem nu ‘The Semplica Girl Diaries’: in dit verhaal wint een arbeider onverwacht een som geld, maar in plaats van zijn schulden af te betalen, koopt hij illegale vrouwen om in zijn tuin tentoon te stellen. Dat is immers de nieuwe hype onder rijke mensen. Rauw en emotieloos, tot je weet dat de man dat doet voor zijn dochter, die word gepest omdat ze arm is. Zijn keuzes die moreel intrinsiek fout zijn, neemt hij uit liefde.
*
We kunnen het ook niet over Saunders hebben, zonder aandacht te schenken aan de manier waarop zijn personages spreken. Ze krijgen veelal een soort verminkte versie van hedendaagse idiomen in de mond gelegd: de taal van zelfhulpboeken door iemand die zijn frustratie toch niet kan verbergen onder de laag positivisme, corporate street slang en nog meer van die vreemde mengvormen. Het is zoals uit de plattelandsklei getrokken Vlaamse managers, die graag kosmopolitisch willen overkomen en hun streektaal vervuilen met woorden als synergie, cost efficiency of continuïteit. Saunders speelt heel erg met dat onvermogen van mensen om uit hun aangeboren taalregister te breken.
*
Dankzij Saunders prikte ik makkelijker door de ballonnetjes van onze bedrijfsleider die ons elke drie dagen bij elkaar riep voor een ‘update’. Hij gebruikte het business-lingo uit managementboeken en hoopte er zo op dat wij geloofden in zijn kunde. Ik beheers immers de terminologie zag je hem denken wanneer weer eens iemand hem vroeg om uit te leggen wat deze of die maatregel concreet betekende.
*
De afgelopen maand las ik elke avond in de trein naar huis een verhaal van Saunders. Het gaf me de broodnodige gemoedsrust. Toen het Moederbedrijf failliet ging, maakte ik me de eerste dagen zorgen om job en lening, en was ik vooral bang dat ik ongelukkige keuzes zou moeten maken om die vergaarde rijkdom te kunnen houden. Ik zou een job moeten kiezen in een sector die werkzekerheid biedt en die mij garandeert dat ik geld zal blijven binnenbrengen. Saunders is voor mij een geneesmiddel voor die manier van denken. Het kapitalisme ontkennen is een schier onmogelijke opdracht, en er zorgeloos in mee gaan iets wat niet strookt met mijn persoonlijkheid. Erken je het daarentegen als iets absurd dat vooral erg komisch is, dan wordt het plots allemaal relatief. Natuurlijk stopt het leven niet als ik mijn werk verlies.
*
Intussen is er een einde gekomen aan de onzekerheid binnen onze uitgeverij. Er is een andere curator aangesteld, die ons allemaal met veel menselijkheid naar huis heeft gestuurd. Ik heb de voorbije dagen veel geslapen, mijn gitaar heeft nieuwe snaren, de gigantische stapel boeken die ik nog heb liggen is al weer wat kleiner en ik heb eindelijk wat films gekeken die al lang op mijn lijstje stonden. Als ik besef dat ik ontsnapt ben uit de Twilight Zone, dan begin ik wel weer te zoeken naar een nieuwe job en doe ik opnieuw mee aan het circus van headhunters en opgepimpte LinkedIn-profielen. En als ik het na de zoveelste afwijzing of het zoveelste mislukte sollicitatiegesprek niet meer zie zitten, dan roep ik George Saunders bij mij, neem ik hem op schoot en laat ik hem managementgrapjes in mijn oor fluisteren. Zo iemand is hij wel.
Op 5 november 2013 verschijnt de verhalenbundel ‘Tien December’ bij Uitgeverij Podium.