De wereld kijkt met grote verbazing naar de onlusten in Turkije en de onthulling van de mechanismen van het Amerikaanse spionagesysteem PRISM. Het uitoefenen van controle via (digitale) media en de asymmetrische toegang tot informatie van ‘veiligheidsdiensten’ is echter niet nieuw. Al decennia lang bestaan er netwerken die op deze manier macht uitoefenen en controleren. De opvallende actualiteit is niet dat er controle wordt uitgeoefend, maar dat al 20 jaar geaccepteerd wordt dat dit in alle facetten van de samenleving gebeurd. Ongeveer zeven jaar geleden schreef Marc Schuilenburg al een serie over privacy en controle. Dit is deel 5; een kleine opfrisser in het kader van recente gebeurtenissen.
Allerlei maatregelen worden genomen om het collectieve gevoel van angst in de samenleving weg te nemen. Niet alleen zijn overal camera’s geplaatst om de lokale veiligheid te vergroten, ook op andere gebieden probeert de overheid meer rekening te houden met de angsten van de burgers. Om onze identiteit te bewaken, wordt het voor immigranten steeds moeilijker zich hier te vestigen. Uit angst voor nieuwe terreurdaden is het politieel en justitieel apparaat ingrijpend veranderd. Om nieuwe milieurampen te voorkomen, staat het klimaatbeleid weer op de politieke agenda. Achter deze maatregelen gaat een ondefinieerbaar gevoel van onbehagen schuil. In het vierde interview van een cultuur van controle spreken we over de factor angst met de Belgische filosoof Marc de Kesel. Hij publiceert over cultuur- en ideologiekritiek, psychoanalyse en politieke filosofie. Volgens De Kesel hebben we recht op ons onbehagen.
We lijken overal bang voor te zijn: voor buitenlanders, voor criminaliteit, voor hangjongeren, voor de Islam, enzovoort. Wat doet dit met onze identiteit?
De Kesel: “Eerst en vooral: identiteit is geen vaststaand biologisch gegeven, zoals men ons vandaag graag doet geloven, maar een construct, een fabrikaat. Niet iets wat door ons bewuste ‘Ik’ wordt gefabriceerd, maar iets dat onbewust in en door een relatie met anderen tot stand komt. We worden als een non-identiteit geboren en verwerven een identiteit door ons met anderen te identificeren. En die identificatierelatie, aldus de psychoanalyse, die mijns inziens hierover zeer rake dingen beweert, is per definitie complex. Ze is een haat/liefde relatie. Niet alleen houdt het kind van de ander, omdat het zich eraan spiegelt, het haat ook die ander. Liefde en haat: het zijn de bindmiddelen waarmee het construct van onze identiteit samenhangt.”
Identiteit wordt dus opgebouwd in een complexe verhouding tot een andere identiteit?
De Kesel: “Juist. En die verhouding is dubbel. Ik word iemand door te willen zijn zoals een ander, maar tegelijk kan ik die identiteit slechts handhaven door mij te onderscheiden van een ander. Anders gezegd, identiteit veronderstelt verschil. Wanneer ik me spiegel aan gelijken, moet ik mij gelijktijdig van anderen kunnen onderscheiden. Zodoende kan een sociaal veld waarin harde, vastgelegde verschillen bestaan, mijn identiteit een stevige basis geven.”
Kun je voorbeelden geven van die verschillen?
De Kesel: “Neem nu onze politieke identiteit. Lange tijd was het de cultuur die jouw identiteit voor je vastlegde. Je was proletariër of kapitalist, arbeider of bediende, socialist of liberaal. Die termen betekenden iets. Als bediende kon je je solidair voelen met andere bedienden en gezamenlijk tegen de arbeiders zijn. Dit functioneerde ook op ruimere schaal. Je leefde in het Westen of in het Oostblok, dat bepaalde een groot deel van je politieke identiteit. Met het vallen van de Berlijnse Muur in 1989 vielen vele van die gevestigde tegenstellingen weg. Oostblok of Westen, arbeider of bediende, socialist of liberaal: het maakte allemaal niet veel meer uit. Het gelijkheidsbeginsel van de Franse Revolutie leek eindelijk volle realiteit te worden. Alle mensen konden nu ‘gelijk, vrij en broeder’ zijn. En wat merk je? Een plots alom opduikend racisme. Alsof de burger, nu hij gelijk is aan elke burger, onvermijdelijk ook het verschil moet maken met andere burgers. En omdat de staat of de gevestigde cultuur hem die differentie, die ‘andere burger’, niet meer aanreikt, neemt hij de allochtoon van naast de deur om als ‘andere’ te fungeren. De allochtoon is een persoon van wie hij zich kan onderscheiden. Dit is de ontstaansgrond van het huidige racisme. En, in dezelfde lijn, ook van het feit dat plots veiligheid een hot issue is geworden in het maatschappelijk bewustzijn.”
Licht die drie-eenheid van angst, racisme en veiligheid eens verder toe? Hoe hangen ze samen?
De Kesel: “Alle regimes van de twintigste eeuw die zich op racisme baseerden, zoals het Duitse fascisme en de Zuid-Afrikaanse apartheid, zijn politiek volstrekt onhaalbaar gebleken. Tot ieders volslagen verrassing kwam het racisme in het laatste decennium van die eeuw toch weer op. Van onderuit, welteverstaan. Traditioneel socialistische kiezers gingen massaal extreemrechts stemmen uit nauwelijks verholen racistische motieven. Zoals ik al aangaf, dit was een onvoorziene reactie op een veranderde politieke identiteit: namelijk het feit dat alle burgers nu echt politiek gelijk waren geworden. Het verschil, dat een identiteit nodig heeft om te zijn wat ze is, moest de burger nu zelf installeren: ‘Ik ben een Nederlander, gelijk aan alle Nederlanders.’ Ik weet niet wat dat precies inhoudt, maar het betekent zeker dat ik geen Turk ben, zoals mijn buurman. Want: ‘Ik ben toch geen Turk. Hoe meer die Turk op mij lijkt, hoe meer ik tegen die Turk ben.’”
“Aan de basis van die reactie ligt een angst. Die angst is ontstaan bij het wegvallen van de vroeger goed afgeschermde identiteit. In de angst ervoer de mens even dat zijn identiteit een constructie was, iets grondeloos. Racisme is een mogelijk antwoord op die angst. Een fout antwoord, vanzelfsprekend, dat problemen creëert in plaats van problemen op te lossen. Edoch, ondanks een eeuw van hoogstaand cultuurkritisch denken, ondanks alle kritiek op de idee van een probleemloze identiteit, ondanks de analyses van Franse denkers als Jacques Derrida, Gilles Deleuze, Jaques Lacan, Michel Foucault en zovele anderen, heeft de mythe zich kunnen handhaven van een volle identiteit. Dit is de mythe die door het fascisme wordt hooggehouden.”
“Maar ook het gros van de menswetenschappen heeft de identiteitskritiek achter zich gelaten. Hoe langer hoe minder verholen, gaan zij er vanuit dat er zoiets bestaat als een volle, op zichzelf staande, natuurlijke, in de reële werkelijkheid verankerde identiteit. Vandaar dat ze homoseksualiteit, criminaliteit en ander deviant gedrag in de genen of in het brein gaan zoeken. Formeel beschouwd is dit dezelfde reactie als die van het nationalisme, die de oplossing van politieke problemen zoekt in de ware aard of in de natuur van een volk. De mythe van de volle identiteit; dit is de ideologie van de late twintigste en vroege eenentwintigste eeuw.”
Hoe hangt de mythe van de identiteit samen met het pleidooi voor de terugkeer van de soevereine staat? Geloven we neoconservatieve politici, dan kan alleen een soevereine staat de veiligheid van haar burgers garanderen.
De Kesel: “Wat we vandaag met man en macht ontkennen, en de huidige menswetenschappen nemen daarin het voortouw, is dat onze identiteit in een dialectische verhouding staat tot anderen, in een haat/liefde betrekking, een spanningsverhouding. Haat behoort namelijk tot de complexe structuur van de identiteit. Net als angst. Het is aan ons om naar manieren te zoeken om haat en angst niet meteen moraliserend weg te redeneren. Een voorbeeld. Predikt het Belgische Vlaams Belang de haat? Moedigt het Vlaams Belang vreemdelingenhaat aan? Helemaal niet, zo beweren ze stellig. Ze zijn juist vol eerbied voor de cultuur van de allochtonen. Jawel, ook de leiders van die partij gaan op vakantie naar Turkije en prijzen bij terugkeer onomwonden de Turkse gastvrijheid. Maar om de allochtonen hier de kans te geven hun ‘eigenheid’ echt in cultuur te brengen, zo voegen ze er meteen aan toe, keren zij het beste terug naar hun land van herkomst. Daar horen ze thuis, daar ligt de grond voor hun identiteit.”
“Uiteraard wakkert het Vlaams Belang de facto de vreemdelingenhaat bij hun aanhangers aan, maar in wat ze openlijk zeggen is van die haat geen spoor te bekennen. Wat het Vlaams Belang doet is die haat juist verdringen, hem uit het politieke forum weren om hem onderhuids des te nadrukkelijker verder te laten woekeren. Wellicht klinkt het eigenaardig, maar haat of negatieve spanningsverhouding dient een plaats te krijgen op het politieke toneel. Democratie is een forum waar de mogelijkheid wordt geboden tegen iemand te zijn en waar die tegenstand, die dissensus, productief kan werken. Ze is een forum waar de Turk tegen de Vlaming en de Vlaming tegen de Turk kan zijn, zoals een eeuw geleden de socialist tegen de katholieke politicus was en vice versa. Democratie brengt de spanningsverhouding waarin onze identiteit zich ophoudt, en dus ook de haat die daarmee gepaard gaat, in cultuur.”
Angst moet dus niet meteen als negatief worden benaderd. Maar wat is het positieve aspect van angst?
De Kesel: “Angst is een affect dat opdoemt als het hele construct van de identiteit in elkaar dreigt te storten. Als je helemaal niet meer weet waar je staat en wie je bent, is angst een signaal dat je terug duwt om daar iets aan te doen. Daarmee toont angst de waarheid van onze identiteit. Angst bewijst dat identiteit is gegrond in een gebrek aan grond.”
Hoe hangt het element van veiligheid hiermee samen?
De Kesel: “De huidige roep om veiligheid is een vraag om die mythische, volle identiteit te beschermen. Het paradoxale is echter dat de samenleving wordt gevraagd de burger te beschermen tegen diezelfde samenleving. In die zin doet de roep om veiligheid ons sociaal contract wankelen. Als de samenleving dient om het individu ertegen te beveiligen, dan gaat die samenleving op den duur ontbinden, dan verwordt ze tot een archipel van sterk beveiligde getto’s, waarbinnen een sociaal leven mogelijk is, maar waarbuiten de wet van de jungle heerst.”
“We moeten verhinderen dat het thema van de veiligheid ons die kant opjaagt. Daarom moet de aandacht voor veiligheid samengaan met het bevorderen van het middenveld of platforms waar mensen met elkaar in gesprek raken en met elkaar samenleven. Platforms waar mensen de negatieve kant van hun identiteit een kans kunnen geven. Dit is volgens mij de essentie van de democratie. Haar grootheid bestaat erin dat ze de politieke identiteit van een volk vasthoudt in haar verschil, in haar uitstel. In de ruimte van dit verschil, in de afstand tussen het volk en zichzelf, kunnen mensen met elkaar in debat gaan.”
Kunnen we nog wel spreken van angst voor iets of voor een ander? Of praten we over een ander fenomeen in een veiligheidsmaatschappij?
De Kesel: “Angst heeft geen object. Angst is precies het moment dat je je aan geen enkel object meer kan vastklampen. Dit onderscheidt angst van vrees. Vrees is al een oplossing voor het trauma van de angst. In het geval van vrees weet je tenminste waarvoor je bevreesd bent. Vrees heeft een ankerpunt in de realiteit. Ze geeft mij een kans te overleven door naar de andere kant te vluchten of iets te ondernemen. Wat in het maatschappelijke debat angst heet, is daarom meestal vrees. Het is namelijk al duidelijk waarvoor men ‘angst’ heeft: allochtonen, Islam, werkeloosheid. En die vrees is op haar manier al een ondersteuning van de mythe die de identiteit van zichzelf hoog wenst te houden.”
Toch praat iedereen in termen van angst.
De Kesel: “Inderdaad. Maar het is niet omdat iemand zegt dat hij angstig is, dat hij het ook effectief is. Angst fungeert als een vlag die vele ladingen dekt en daarom ideologisch multi-inzetbaar is. In het huidige klimaat doet de term dienst als een ‘meester-betekenaar’, om het met een lacaniaanse term te stellen, een betekenaar waarin een heel veld van andere betekenaars doorklinkt. In het België van 1995 was Dutroux zo’n meester-betekenaar. De term kapitaliseerde in zich de onveiligheid op straat, de onvrede van de burger met het gerecht, de corruptie van de magistratuur, de pedofilie, de seksuele perversie en de permissiviteit tegenover die twee laatste. Momenteel kapitaliseren de betekenaars angst en veiligheid op hun beurt ook zo’n diverse waaier van fenomenen, symptomen, wantoestanden, verzuchtingen, enzovoort.”
Maken we daarom mee dat angst voortdurend wordt gecultiveerd in films en andere vormen van vermaak?
De Kesel: “Angst en geweld staan zonder meer centraal in onze beeldcultuur. Het journaal schotelt ons een dagelijkse portie geweld en angst voor en zo doen ook de documentaire, de reality-show en de weekendfilm. Onafgebroken vergapen we ons aan angst en geweld. Dit blijkt de manier bij uitstek te zijn om ze te verdringen. Media en tv zijn daartoe de uitgelezen middelen. We wanen oog in oog te staan met angst en geweld, terwijl we ze veilig hebben weggestopt achter een scherm en ingeblikt houden in een kijkkastje. Onze fascinatie voor angst beschermt ons bij uitstek tegen elke mogelijke reële angst. Wellicht hebben we vandaag de mond vol van angst en geweld omdat we ze beide uit ons leven hebben gebannen en er heimelijk naar terug verlangen.”
Hoe past de zelfmoordterrorist in deze analyse van angst?
De Kesel: “Onze cultuur huldigt het zelfbehoud. Binnen de menswetenschappen vieren neodarwinisme en evolutionaire psychologie hoogtij. Zij gaan uit van het simpele en enkelvoudige principe dat een organisme leeft om het leven in stand te houden. Zo ook de mens: wat hem drijft is zelfbehoud. In dit opzicht zijn de zelfmoordacties een aanval op het zelfbehoud als principe van onze meest basale ideologie. Toen de zelfmoordacties opkwamen, waren ze nog een item in het journaal. Nu worden ze terloops vermeld in de luttele flitsen buitenlands nieuws, die op de lang uitgesponnen binnenlandse faits divers volgen. Een van de redenen waarom we er onverschillig voor zijn geworden, is omdat die zelfmoordterroristen op een paradoxale wijze hetzelfde doen als wij. Net als wij ontkennen zij dat angst het basisgegeven is voor leven en identiteit. Alleen doen zij dat met een duizelingwekkende duidelijkheid.”
Wat betekent deze ontleding van angst voor de politiek?
De Kesel: “Een belangrijke gevoeligheid in het maatschappelijk debat draait rond het item van de veiligheid. Ik ben geneigd te stellen dat veiligheid functioneert als het magnetische punt waaraan ons onbehagen en ons verlangen zich hebben gekoppeld. Zowel onbehagen als verlangen zijn in mijn ogen constitutieve elementen voor onze identiteit, ook onze politieke identiteit. Een identiteit is niet wat ze is, ze is haar verschil met zichzelf, ze is een verlangen naar zichzelf, en dit in de letterlijke zin van het woord: een verlangen dat verlangen blijft omdat het nooit zal worden bevredigd. Als het onderwerp veiligheid vandaag ideologisch functioneert, is dat omdat het dient om dit onvervulbaar verlangen en dit constitutief onbehagen te ontkennen of te verdringen. De veiligheid die de burgers van de politieke klasse verlangen, is een veiligheid die hen de volheid van hun identiteit zou moeten schenken. Die veiligheid kan evenwel alleen verlangd worden. Op zich bestaat ze niet. Ze bestaat enkel als object van een onvervulbare wens.”
“Daarom kan de politicus de burger nooit de veiligheid geven waar die burger om vraagt. Als je uitgaat van het primaat van het verlangen, moet je besluiten dat een politicus per definitie nooit exact datgene kan bieden wat de burgers van hem eisen. En dit is maar goed ook. Hij kan uiteraard veel doen voor de mensen, maar in laatste instantie kan hij de vraag van de burgers enkel decentreren en hen confronteren met het onvervulbare verlangen dat in die vraag schuil gaat. Hij kan hen enkel het verlangen, dat in hun vraag verpakt zit, teruggeven. Het lijkt een frustrerende boodschap, ongetwijfeld zullen velen denken dat de mensen dit niet pikken. Maar volgens mij getuigt het juist van respect wanneer de politicus de burger op een bepaald moment kan vertellen dat hij diens vraag niet kan beantwoorden. Overigens ben ik van mening dat mensen behoorlijk vatbaar zijn voor deze boodschap.”
Terwijl nu omstandig wordt beweerd dat de kloof tussen de burger en de politiek moet verdwijnen, houd jij dus een pleidooi voor de installatie van de kloof tussen politiek en de samenleving?
De Kesel: “Zeker. Maar geen kloof om wonden te slaan, maar een kloof die een noodzakelijke voorwaarde is voor communicatie. Wanneer die kloof verdwijnt, wanneer de politiek zegt en doet wat de mensen denken, hebben we te maken met populisme. Of, zoals in de tijd, met volksdemocratie. Beide miskennen het fundamentele feit dat het volk, of hoe je die politieke identiteit ook noemt, niet rechtstreeks bij zichzelf aanwezig kan zijn. Het volk is in laatste instantie – zoals elke identiteit – een differentie van zichzelf of, wat op hetzelfde neerkomt, een verlangen naar zichzelf. Het is in die kloof dat het volk kan zijn wat het is: een onvervulbaar en onbehaaglijk verlangen naar zichzelf.”