Kunnen we het ons nog voorstellen? Iets meer dan honderd jaar geleden vertoonden de broers Lumière met een primitieve projector een aanstormende trein op een wit doek. Het aanwezige publiek sloeg in paniek, gilde en schreeuwde. Tachtig jaar geleden rapporteerde Orson Welles over een invasie van aliens op de radio, met een ware mediahetze tot gevolg. Maar nauwelijks enkele tientallen jaren later, toen de jonge Andy Kaufman in het clubcircuit van New York arriveerde, was het shock-effect van de nieuwe media, nog geen eeuw oud, al helemaal opgebruikt. Er was al een geteleviseerde Vietnam-oorlog nodig geweest om de kijkers nog enigszins in hun wezen te beroeren, en zelfs daar was de gewenning al ingetreden. Het was tijd voor een graadje hoger. Televisie en film gaven de indruk een ongefilterde werkelijkheid in huis te brengen, terwijl in feite zelfs de meest getrouwe documentaire nog steeds een produkt was van scripts, editing, een fictief verhaal dat vorm gaf aan een ongeordend hoopje van feiten. Kaufman was opgegroeid met de televisie, en zijn act droeg daar van jongsafaan de sporen van. Maar bovenal zag hij zich wél als een performer van vlees en bloed, voor een publiek waar hij reactie van verwachtte- een felle, uitgesproken reactie, bovenal. Het was die kruisbestuiving tussen performance en televisie, die de kunst van Kaufman voor de rest van zijn veel te korte leven zou vormen.
In vele opzichten was Andy Kaufman een achtergebleven mankind. Maar net als zovele excentrieke genieën had hij een fabuleus doorzicht op weinig voor de hand liggende gebieden. En zo begreep hij, waar de fascinatie van de massa zich de komende jaren op zou focussen: op de grootste gemene deler van het volk dat de beeldbuis haalde. Ontspoorde starlets, mediageilaards die hun kwartiertje roem opeisen, non-talent dat teert op een enkel kunstje. Ook kon hij voorzien waar het vluchtige soort roem dat eigen is aan de moderne media onvermijdelijk toe leidde: opgeblazen ego’s, die zich wanhopig blijven vastklampen aan glorie die al vergaan is terwijl ze nog lijkt te schitteren.
En dus zocht hij z’n inspiratie in die takken van de entertainment, die een masochistische hang naar bekendheid met zich meedroegen. De worstelaars die zichzelf theatraal pijnigden om hun publiek te plezieren. Tony Clifton die op het podium van ghettotheaters bleef steken in zijn ziekelijke eigenwaan. Of de ‘Foreign Man‘ met z’n wanhopige pogingen tot entertainment in de grote stad, op zoek naar succes- met weliswaar een perfécte Elvis als succesnummer.
Maar de keuze van onderwerp was nog niet eens wat Kaufman baanbrekend maakte. Hij zag z’n acts vooral als een manier om het publiek, altijd het klankbord van de entertainment die het consumeert, een spiegel voor te houden. En hij zag ook, dat het niet langer voldoende was om ze onverbloemd de zogeheten ‘waarheid’ voor te schotelen. Televisie had de beleving van de realiteit enigszins afgestompt- het was de veiligste manier van ervaren, zelfs de meest schokkende of intieme momenten werden keurig afgeschermd door een beeldbuis van glas. En dus doorbrak Andy die wand. Door te spelen met de regels die het medium zich had toegeëigend. En ook door in z’n live acts die denkbeeldige afstand waaraan de toeschouwer gewend was geraakt, op te blazen met noodgedwongen confrontaties. Gaandeweg werd ook een groter project zichtbaar: om zijn punt helemaal duidelijk te maken, transformeerde Andy zich gaandeweg zélf tot zijn eigen onderwerp. Hij werd op het podium steeds vaker zélf het soort entertainer waarmee hij de draak wou steken, met dat verschil dat hij zich daar op elk moment compleet van bewust was. De bescheiden, en van inborst warme en empathieke mens die hij van nature was (zo blijkt klaar uit getuigenissen en archiefmateriaal waarin hij géén rolletje speelt) moet dat contrast met z’n eigen natuur hilarisch hebben gevonden. En misschien zal hij ook uiteindelijk de wrede, ironische grap van het lot hebben gesmaakt, toen hij met kanker werd gediagnoseerd en geen mens hem nog wou geloven. Of was die ultieme grap ook weer van hemzelf? Hij zou zich in elk geval erin verkneukeld hebben, dat we het nooit zullen weten.
Vijfentwintig jaar en één week later, kijken we rond en zien overal z’n erfenis. En zoals bij alle beste invloeden, is dat een mes dat langs twee kanten snijdt. Zijn oncomfortabele exposés van onaangename karakters hebben bij een nieuwe generatie humoristen geleid tot de cringe comedy, van de Britse voorgangers als ‘The Office‘ tot de huidige golf die zich in de States is aan’t opwerken, met Jody Hill en Danny McBride in de voorhoede (‘The Foot Fist Way‘, ‘Eastbound And Down‘). Sasha Baron Cohen (‘Borat‘, ‘Ali G‘) is daarin misschien nog wel de meest getrouwe navolger: onversaagd smijt hij zich in steeds nieuwe vermommingen middenin de echte wereld, waar vooroordelen, foute principes en hypocrisie een even makkelijke als gevaarlijke prooi zijn voor de enkeling die ze durft ontmaskeren. Michael Moore was met zijn politieke prankshow TV Nation nog een andere veelbelovende Kaufman-adept, tot hij de fatale fout maakte zichzelf té serieus te gaan nemen en zijn rol als entertainer opzij te schuiven. Gelukkig heeft hij met Louis Theroux wél een waardige journalist met Kaufman-ethos opgeleid: diens faux-argeloze stijl van interviewen en onbevreesd engagement in z’n reportages had zeker een goedkeurende knik van Andy gekregen.
Maar er is helaas meer. Zoals alle profeten van het goeie leven werd ook Kaufman’s boodschap nogal eens verkeerd begrepen door would-be creatievelingen die het opbreken van de dagdagelijkse leefroutine hebben herleid tot een makkelijke formule. Jawel, we kijken naar u daar, hanteerders der verborgen camera- sinds jaar en dag (en meerbepaald: de eighties) het instrument van veelal flauwe plezanten die de indruk geven hun nek uit te steken, maar die op elk moment kunnen terugtrekken met het verlossende gebaar: ‘dààr staat de camera’, en vanaf dan lacht iedereen mee, en de orde keert terug. Dat was niet volgens de afspraak bij Andy, die nooit vluchtte in de veilige armen van de clou van een grap. Op zijn best was de pointe gewoon een aanzet tot een nieuwe bak, een nieuwe aanval op de veilige werkelijkheid, nòg meer chaos.
Er zijn nog laffere exponenten gevolgd. De hele realitygolf van het laatste decennium is zonder twijfel schatplichtig aan Andy’s gegoochel met de grens tussen werkelijkheid en opgezet spel. Maar ook hier was hijzelf als artiest niet alleen degene die de touwtjes in handen had, maar ook het meest kwetsbaar voor de gevolgen. In een realityshow zijn het echter de deelnemers die het onderwerp van de geënsceneerde realiteit vormen, maar tegelijk ook het minste controle hebben over het spelverloop. Zij worden gelokt met de belofte van hun leven voor de camera, ten aanschouw van het publiek waar ze zo naar hunkeren, en claimen ongegeneerd hun vijftien minuten van die andere Andy. Onderhand weten we dat hun aantreden even gescript is als een sitcom, dat ze eigenlijk in de pas lopen van een scenario waar ze zelf geen weet van hebben, al zouden ze nu wel mogen weten dat het er ìs. Maar de grappenmakers steken zich in dit geval veilig weg, achter hun filmcrew, achter hun planning desk, achter de montagetafel. Andy zou zich enthousiast zélf op een eiland hebben gezet met tien sloeries, om ze dan één voor één te schofferen. Maar goed, de krampachtige hang naar blijvend succes van dergelijk gefabriceerd talent had hij òòk al voorspeld.
N’importe, Andy Kaufman zou het allemaal even fantastisch hebben gevonden. Want zijn voornaamste levensles blijft nog even zeldzaam en onbegrepen als toen hij zich de woede van verontwaardigde toeschouwers op de hals haalde: hij hield van mensen, en kon zich evenzeer verrukt verwonderen over hun kunnen, als hij kon lachen met hun domheid. En voor wie dàt heeft gesnopen, maakt hij nog steeds elke dag het leven wat lichter.
Merci Andy.