Interview: Bertien van Manen

De melancholie van de arbeidersklasse

De arbeidersklasse wordt vaak gereduceerd tot een groep met een wit-xenofoob verlangen om terug te keren naar het verleden. In haar documentairefotografie toont Bertien van Manen een andere kant. Theo Ploeg bespreekt haar werk.
Bertien van Manen - Crossley Street, New Sharlston, Yorkshire, 1979

De arbeidersklasse wordt vaak gereduceerd tot een homogene groep met een wit-xenofoob verlangen om terug te keren naar het verleden. In haar documentairefotografie toont Bertien van Manen een andere kant. Wat ze zo mooi vindt aan mijnwerkersgemeenschappen? ‘De mensen zijn echt én oprecht, zonder pretenties.’

Als er flink gedronken werd, dan deed ik mee. Ik had geen andere keuze.

‘Dit werk toont een belangrijk moment uit de geschiedenis dat niet vergeten mag worden. We gaan samen op zoek naar een passende plek in de stad’, opent wethouder van cultuur Jordy Clemens de expositie rond het kunstwerk ‘Stationstunnel’ van Dean Kisters. Op uitnodiging van de Stichting StreetArt nam de kunstenaar deel aan het Playground-project van de gemeente Heerlen. Kisters liet zich inspireren door een iconische foto uit de periode dat de stad te maken had met een drugs- en prostitutie-epidemie. De foto toont een aantal drugsverslaafden die – handen tegen de muur en benen wijd – door de politie zijn aangehouden en worden gefouilleerd. In de jaren 1970, 1980 en 1990 een veelvoorkomend beeld in het centrum van de stad, met name rond het station. Inmiddels hebben drugs en prostitutie plaatsgemaakt voor groen en de pompeuze architectuur van het Maankwartier. Aan de zuidkant van het station herinnert niets meer aan de donkere jaren na de sluiting van de staatsmijnen. Met de mijnen verdween de voornaamste vorm van werkgelegenheid uit de regio. De beloofde bedrijven en universiteit kwamen niet. Heerlen belandde in een vrije val: van één van de rijkste steden van Nederland naar afvoerputje. Wel kreeg de regio het Noordwest-Europese hoofdkwartier van de NAVO. De Amerikaanse regering dumpte er Vietnamveteranen die het niet lukte af te kicken van de heroïne. Die drug bleek ook aantrekkelijk voor de lokale bevolking die opgroeide in een stad zonder toekomst. Nog steeds is Parkstad – zoals de voormalige Oostelijke Mijnstreek tegenwoordig heet – een van armste, ziekste en minst-geletterde regio’s van Nederland.

Thuis

Een expositie iets verderop in het centrum van Heerlen herinnert aan een andere tijd. In de multidisciplinaire culturele instelling SCHUNCK exposeert Bertien van Manen (Den Haag, 1942) werk uit haar omvangrijke oeuvre. Er zijn fotoreportages te zien van mijnwerkersgemeenschappen die ze tussen 1979 en 2013 bezocht. Van Manen is een kind van de stad. Ze werd geboren in Den Haag, groeide op in Heerlen. Na de middelbare school vertrok ze naar Leiden om er te studeren, werkte als vertaler Frans, vestigde zich als modefotograaf in Amsterdam en ontdekte de documentairefotografie. Wereldwijd wordt ze gezien als een belangrijke vernieuwer in die discipline.
Met Heerlen onderhoudt ze een bijzondere band. Tijdens de opening van haar expositie ‘Gluckauf’ keerde ze er na lange tijd weer terug. Graag had ze weer door de stad gestruind. Net als vroeger. Dat zat er niet in. Door een ongeluk is ze aan een rolstoel gekluisterd. Ze komt snel terug, belooft ze in de zonovergoten tuin van het zorgcentrum in Amsterdam-West waar ze revalideert. Heerlen is veranderd, dát heeft ze duidelijk gezien. Toch voelde het óók als het Heerlen dat ze lang geleden achterliet.
‘Mijn vader werkte als ingenieur bij de Staatsmijnen, maar de meisjes in mijn klas uit mijnwerkersmilieus zagen me als één van hen. Ze gaven me het gevoel dat ik erbij hoorde, ondanks dat ik uit een ander milieu kwam. Dat vond ik prachtig,’ blikt ze terug.

Nostalgie

In de gezinnen van haar vriendinnetjes voelde ze zich welkom en gezien. Dat was zeker niet vanzelfsprekend. In de jaren 1950 heerste in de Oostelijke Mijnstreek een sterk hiërarchische cultuur. ‘Mijn ouders hadden geen contact met mijnwerkersgezinnen en gingen zeker niet met ze om.’ Van Manen trok zich niets aan van de sociale conventies. Haar vriendinnetjes ook niet. Toch ontkwam ze er later niet aan. Ze studeerde Frans in Leiden, ging aan de slag als tolk, kreeg kinderen. Als kind kreeg ze van haar moeder een Rolleiflex-camera. Daarmee fotografeerde ze in de vrije uurtjes, tot ze ‘Americans’ van Robert Frank onder ogen kreeg. Het boek opende haar de ogen: kiekjes van alledaagse gebeurtenissen met gewone mensen, alsof er per toeval een foto werd genomen. De pretentieloosheid ervan deed haar denken aan haar jeugd.
Vertalen maakte plaats voor fotografie. Ze fotografeerde een reportage over vrouwelijke gastarbeiders in Nederland en exposeerde in 1977 in Londen een verzameling van alledaagse kiekjes.
Twee jaar later trok ze naar Yorkshire om er een fotodocumentaire over de lokale mijnwerkersgemeenschap te maken. ‘Dat was zeker ingegeven door nostalgie. Ik miste dat gevoel dat ik had achtergelaten in Heerlen. Een gevoel van saamhorigheid, eenvoud en verbondenheid. Een wereld zonder pretenties.’ In Engeland vond ze wat in de Oostelijke Mijnstreek al chirurgisch was verwijderd: kolenmijnen waar een hele gemeenschap omheen was ontstaan. Van Manen ontwikkelde er de stijl waarmee ze beroemd werd. Met haar huis-tuin-en-keuken-camera wordt ze onderdeel van een gemeenschap. Meer dan een vlieg op de muur: ze wordt één van hen. Zoals ze dat als meisje al was in Heerlen.

Dichtbij

De expositie in SCHUNCK voelt als een fotoalbum waar je doorheen bladert. De beelden zijn intiem, ongedwongen, dichtbij. Alsof je als kijker onderdeel bent van het moment. Elk moment kan de pauzeknop weer worden uitgedrukt en komt het tafereel tot leven. Toch voel je je nergens een voyeur. De beelden stellen gerust: je hoort hier, je bent onderdeel van ons. De eenvoudige consumentencamera waar Van Manen mee werkt heeft een aantal belangrijke voordelen. Er zijn geen complexe instellingen waardoor het toestel altijd klaar is om gebruikt te worden en Van Manen zich volledig kan concentreren op de sociale interactie. Tevens valt de camera niet op. Dat maakt het voor Van Manen eenvoudiger om onderdeel te worden van de gemeenschap. Nóg eenvoudiger, Van Manen laat namelijk niets aan het toeval over. Ze is geen vlieg op de muur, maar neemt actief deel aan het leven van de mensen die ze portretteert. Ze trekt bij hen in en volgt hun leven. Weken, soms maandenlang. Dat schept een sterke band. Met velen van hen heeft ze contact gehouden.
De foto’s uit de ‘Moonshine’-reeks maken misschien wel het meeste indruk. Tussen 1985 en 2013 reisde Van Manen regelmatig naar de Appalachen in Kentucky en West-Virginia waar vrouwen en mannen gezamenlijk in de mijn werken. De beelden voelen – meer dan die uit Yorkshire en Siberië in de expo – intiem, open en eerlijk. ‘Amerikanen hebben nog minder pretenties dan Europeanen. Ze hebben geen enkele behoefte te voldoen aan een sociale norm en zijn enorm gastvrij.’ Van Manen had geen keuze: ze móést volledig onderdeel van de gemeenschap worden. ‘Als er flink gedronken werd, dan deed ik mee. Ik had geen andere keuze. Het was alles of niets.’

Worsteling

De beelden contrasteren met het idee van de arbeidersklasse als wit, conservatief, racistisch en extreemrechts. In ‘The Melancholia Of Class’ (2021) beschrijft Cynthia Cruz haar worsteling met haar arbeidersafkomst. Nu ze onderdeel is van een links-intellectueel milieu, wordt ze constant geconfronteerd met de vooroordelen die er heersen ten aanzien van de arbeidersklasse. Het romantische beeld heeft plaatsgemaakt voor een oordeel en een veroordeling. Tevens wordt de arbeidersklasse aangeduid als wit terwijl, zeker in het New York van Cruz, het merendeel van niet-westerse afkomst is. In het recent verschenen ‘I Could Be So Good For You: A Portrait Of the North London Working Class’ legt John Medhurst een worsteling bloot die lijkt op die van Cruz. Ook hij groeide op in een arbeidersmilieu en constateert dat de worsteling van de arbeidersklasse vaak wordt gereduceerd tot een wit-xenofoob verlangen om terug te keren naar het verleden. Dat doet geen recht aan de rijkheid aan verschillen binnen de arbeidersklasse. Die diversiteit zou juist getoond kunnen worden door een intersectionele benadering, maar in praktijk gebeurt dat weinig. Er is een ander belangrijk aspect dat Cruz en Hurst benadrukken: die reductie doet ook geen recht aan wat er buiten de worstelingen om gebeurt. Of eigenlijk: er is meer dan alleen worstelingen. Er wordt immers ook geleefd en dat leven heeft lelijke én mooie kanten. Het werk van Van Manen toont ons beide kanten en alles daartussen.

Pretenties

Twee andere recente kunstenaars weten de melancholie van de arbeidersklasse op een soortgelijke manier te vangen als Van Manen in haar fotodocumentaires. In de roman ‘GRM’ (2019) beschrijft Sibylle Berg het leven van vier arbeidersjongeren in een post-Brexit samenleving. In het Rochdale – op de kaart rechts naast Manchester – van de nabije toekomst worstelen zij met de gevolgen van het neoliberalisme, het verdwijnen van de industrie en daarmee hun bestaansrecht. Hun enige hoop is grime, door Berg de punk van deze tijd genoemd. Ondanks de gitzwarte toekomst die Berg schetst, is er genoeg hoop te ontdekken in ‘GRM’. Door met elkaar op te trekken, belanden de vier niet in een isolement en ervaren ze kameraadschap, openheid en eerlijkheid. Die thema’s komen ook voorbij op de prachtige mixtape die muzikant For Those I Love in 2020 maakte. Op ‘Into A World That Doesn’t Understand It, Unless You’re From It’ verhaalt David Balfe over het opgroeien en leven in het arbeidersmilieu van Dublin. De meeste liedjes kwamen een jaar later terecht op het titelloze debuut van For Those I Love, maar de mixtape heeft een kwaliteit die op het goed geproduceerde album ontbreekt: die van oprechtheid en vertwijfeling. De verre van perfect opgenomen mixtape komt recht uit het hart, soms breekt Balfes stem een beetje. Op die momenten voel je zijn pijn, maar ook zijn trots over zijn afkomst, zijn gemeenschap. Voor Van Manen is het documenteren van de mijnwerkersgemeenschappen altijd een doel op zich geweest. Verder heeft ze geen enkele pretentie. ‘Of mijn aanpak sociologisch of antropologisch is? Nee, helemaal niet. Het enige dat ik doe is documenteren. Ik laat zien wat er gebeurt. Meer niet. Dat is ook wat ik altijd zo fijn heb gevonden aan deze gemeenschappen: de mensen zijn echt én oprecht, zonder pretentie.’

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!