Anastasis is het Griekse woord voor heropstanding en dat is in het geval van Dead Can Dance niet eens overdreven. ‘Spiritchaser’, hun laatste album, dateert namelijk al van 1996. Brendan Perry en Lisa Gerrard kozen na de breuk elk hun eigen weg. De laatste maakte vooral furore in Hollywood door haar fenomenale stem te verbinden aan grote filmproducties zoals ‘The Gladiator’, ‘The Insider’ of ‘Black Hawk Down’. In 2007 werkte ze bovendien samen met elektronicapionier Klaus Schulze, om maar te zeggen dat een nieuw Dead Can Dance album niet onmiddellijk een prioriteit bleek. Perry’s solocarrière was minder glamoureus en geprofileerd, maar resulteerde niettemin in twee albums – ‘Eye Of The Hunter’ (1999) en ‘Ark’ (2008) – terwijl hij nu en dan zijn markante stem leende voor contributies aan bevriende bands zoals Piano Magic (‘Ovations’ uit 2009). Maar anno 2012 is het zover: een achtste studioalbum! ‘Anastasis’ bevat geen verrassingen of radicale ommezwaaien. Het recept en de klankkleur van Dead Can Dance zijn ondertussen gekend: de Stemmen, de epische strijkers, de vele (exotische) percussie-instrumenten en de fusie van ingrediënten afkomstig van de vier muzikale windrichtingen. Dat laatste is op ‘Anastasis’ opvallend beperkt gebleven. Het is vooral een sober album geworden ook. ‘Agape’ is met zijn Turkse, Griekse en Noord-Afrikaanse invloeden het meest etnisch gekruide nummer. ‘Anabasis’ is dromerig, terwijl ‘Opium’ eerder als somber kan worden omschreven. Die dualiteit typeert het volledige album. Perry en Gerrard namen elk de helft van de zangpartijen voor hun rekening en dat versterkt de indruk dat ze elk afzonderlijk aan hun nummers hebben gewerkt. Gelukkig niet ten koste van de homogeniteit. ‘Anastasis’ is, gewoon, een uitstekend album van een band die al lang niets meer hoeft te bewijzen.