In de jaren 1950 moet het wel heel wat geweest zijn met die jazz en (be)bop. Van ons was er toen nog lang geen sprake, in tegenstelling gelukkig tot de auteurs en initiatiefnemers van deze publicatie die er óf zelf bij waren, óf die het fenomeen uitgebreid bestudeerden, vermoedelijk in combinatie met uren luisterplezier. Zij beschrijven vol enthousiasme de periode waarin ‘de Vijftigers’ (o.a. Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Lucebert) actief waren. ‘Ik ben een gemankeerde saxofonist’ gaat specifiek over de invloed die jazz heeft uitgeoefend op het oeuvre van dichter-tekenaar-schilder Lucebert, en dan vooral op zijn gedichten die hij zelf notabene liever omschreef als spreekgedichten, waarbij het metrum en het ritme leidend waren. “Ritme is wel heel belangrijk in mijn gedichten. Ik ga van het ritme uit, de bop. Bopscatten is het leukste wat er is. Ik kan dat helaas niet, maar zou willen dat ik het kon”, wordt hij geciteerd in een onderzoekstekst van Jan van Gilst. En zoals de titel verraadt: Lucebert droomde er kennelijk van te reïncarneren als saxofonist. Hij had een collectie van meer dan duizend jazz-en bluesgerelateerde lp’s, die trouwens ook als een feestelijke opsomming geïnventariseerd staan in deze publicatie (door Ben IJpma en Arie Teunissen). Dit boek is met andere woorden een terechte manier om Lucebert als kunstenaar te leren kennen, om je te verdiepen in zijn denken en methode: in de stilte waarin hij schreef en daarnaast in zijn lawaaierige zoektocht naar telkens nieuwe klankreferenties en muzikale duwtjes in de rug.
Het hele boek is werkelijk een cadeau voor de liefhebber van taal en Lucebert, maar ook voor de liefhebber van jazz. Het stuurt je verbeelding aan een hele periode opnieuw tot leven te wekken en prikkelt je nieuwsgierigheid naar de oorsprong van de jazz en het werk van Lucebert dat die aandacht nog steeds meer dan verdient. Deze verzameling interviews, essays, brieven en herinneringen bevat daarnaast alle gedichten en beeldende werken waarin Lucebert verwijst naar jazz, via titels (‘I’ve found a new baby’, ‘monk’, ‘ghost of a chance’…) of andere aanduidingen.
Bij het boek steken bovendien twee cd’s. De ene is een opname van de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs aan Lucebert in 1965, waarop de kunstenaar een aantal gedichten op zijn welbekende manier voordraagt, afgewisseld met het door hem voor de gelegenheid opgedrongen Mischa Mengelberg/Piet Noordijk kwartet.
Terwijl je de rest van het boek induikt, kan je prima de tweede cd opzetten. De goed te verdragen jazz daarop, gespeeld door het nieuwe ensemble Flex Bent Braam, met nummers die deels gecomponeerd en deels gearrangeerd zijn door Michiel Braam, vormt het ideale decor voor de boeiende vertellingen waarin op een telkens weer liefdevolle en overtuigende manier de relatie tussen Lucebert en muziek uit de doeken wordt gedaan. Deze muziek maakt de brief van Sipke Huismans en de verheerlijkende voordracht van Bernlef bijvoorbeeld nog vermakelijker en ontroerender dan ze al waren. Maar ook de iets studieuzere teksten, zoals ‘Een vlek, een woord, of een noot. De hartenklop van de jazz in het werk van Lucebert‘ van Coen de Jonge en ‘Lucebert, lyrisch improvisator‘ van Johanneke van Slooten ga je er als vanzelf meer tijd door gunnen. Tijdens het lezen van de ode ‘Bessie Smith’ van Gerrit Kouwenaar uit 1949 – hier voorgesteld als het eerste experimentele jazzgedicht – waarin de gelijknamige zwarte blueszangeres op een voetstuk wordt gehesen en waaraan Lucebert op zijn beurt verwijst in zijn gedicht ‘voor de dichter g.k.’, helpt de cd je leesgenot naar ongekende hoogten.
Meer info
Auteurs: BenIjpma/Ben van Melick
www.uitgeverijhuisclos.nl
Lees in Gonzo (circus) #120 ook nog boekrecensies van:
- Noise – A Human History of Sound & Listening door David Hendy
- Het hart van Tony Wandel door Georges Eeckhoud
- posthipnotiese ingreep door Gust Gils
- On The Threshold Of Beauty – Philips And The Origins Of Electronic Music In The Netherlands 1925 – 1965 door Kees Tazelaar
- Penwortel door Leen Huet