Ik merkte voor het eerst dat ik volwassen was, toen ik met mijn vader een gesprek had over huwelijksproblemen die hij ooit had gehad. Het huwelijk was dat van mijn ouders en bestond nog steeds, en als kind had ik nauwelijks gemerkt dat de boel ooit op instorten had gestaan. Dat gegeven, dat het verhaal van de ouders plaatsvindt terwijl de kinderen onwetende nevenpersonages zijn, vormt de kern van Zambra’s krachtige roman ‘Manieren om naar huis terug te keren’. De ouders zijn in dit geval mensen die leven in het Chili van Pinochet, waar elke verkeerde vraag grote gevolgen kan hebben. Tijdens een aardbeving ontmoet het negenjarige ik-personage, een gefictionaliseerde versie van Zambra zelf, Claudia, het nichtje van zijn alleenstaande buurman Raùl. Die geeft hem enkele weken later de opdracht Raùl te schaduwen en haar te berichten over al zijn activiteiten. De jongen begrijpt niet waarom precies, maar voert de opdracht wel uit. De roman vindt op dat moment plaats, maar je krijgt als lezer het nevenverhaal te lezen. Wat er echt toe doet, weten we op dat moment nog niet.
Daarna schakelt Zambra plots over op dagboekfragmenten, waarin hij onder meer vertelt over het schrijven van de roman waar we net een deel van gelezen hebben. Het is een trend, schrijvers die een mengvorm tussen fictie en autobiografie gebruiken en ze zonder moeite met elkaar afwisselen. We zagen het al bij ‘Post Mortem’ van Peter Terrin en ‘de Seingever’ van Ann De Craemer. Zambra paste het trucje trouwens ook al toe in zijn vorige romans.
De auteur lijkt gaandeweg te beseffen dat het verhaal dat hij aan het schrijven, eigenlijk niet het zijne is. Het waren zijn ouders die moesten leren leven in die dictatuur, zij zijn de echte romanpersonages: “Terwijl de roman plaatsvond, speelden wij verstoppertje, leerden wij hoe we konden verdwijnen”. Dat wordt nog duidelijker geschetst in een herinnering van Eme, Zambra’s ex-vrouw. Wanneer ze als kind samen met vriendinnen verstoppertje speelt, roepen haar ouders dat het tijd is om binnen te komen. De kinderen spelen ongehinderd verder, tot ze merken dat hun ouders al een tijdje zwijgen. Als ze binnengaan, zien ze hoe die rond de radio zitten, te huilen om de berichten over huiszoekingen. “Wij kinderen begrepen opeens dat wij eigenlijk helemaal niet zo belangrijk waren.”
Toch kan Zambra niet anders dan over zichzelf praten. Hij stelt vast dat “al willen we graag vreemde verhalen vertellen, we altijd uiteindelijk ons eigen verhaal zullen vertellen”. Wanneer hij de draad van de roman weer oppikt, waarin zijn personages elkaar twintig jaar later ontmoeten, doet Zambra dan ook niet de moeite om de lezer lang in spanning te houden. Het mysterie rond Raùl wordt snel ontrafeld en maakt plaats voor het verhaal van Claudia en het ik-personage. Andere schrijvers zouden voor de gemakkelijke oplossing gaan en Raùls leven uit de doeken doen, maar Zambra kan alleen zijn eigen verhaal vertellen.
‘Manieren om terug naar huis te keren’ is een logisch vervolg op het vorige werk van Zambra. Hoezeer hij ook de moeite om zichzelf als personage buitenspel te zitten, toch kan hij er niet om heen. Het levert een indrukwekkende roman op, die voortdurend met zichzelf in de knoop zit maar er tegelijkertijd toch in slaagt om het leven in een dictatuur erg fijnzinnig te schetsen. Zambra kent bovendien de kracht van het schrappen en heeft maar weinig woorden nodig om indruk te maken. Een van de grote beloftes van de Zuid-Amerikaanse literatuur, misschien wel de wereldliteratuur.