Ik weet niet hoe vaak ik ze al samen op het podium gezien heb, improviserend. Tien keer minstens… Ken Vandermark en Terrie Hessels. De hypertechnisch en theoretisch geschoolde saxofonist uit Chicago en de gitarist uit de Zaanstreek die nog geen C- van een G-akkoord kan onderscheiden. En iedere keer boeit de uitdagende ontmoeting tussen de twee weer. Ook afgelopen zaterdag toen in het Amsterdamse Bimhuis gevierd werd dat The Ex vijfenveertig jaar bestaat. Omdat ze geen twee keer hetzelfde spelen. En omdat beiden op zoek zijn naar de essentie van de muziek.
Eigenlijk geldt dat voor iedereen die deze avond op het podium staat. Het is wat hen bindt. Neem nu de inmiddels tweeëntachtigjarige Han Bennink, een van de meest legendarische jazz- en impro-drummers die nog actief is. Tijdens het Ex-verjaardagsfeest wordt hij gekoppeld aan twee jonge vrouwen die zijn kleindochters hadden kunnen zijn, de Belgische bassiste Farida Amadou – die vorige maand ook nog in het Bimhuisprogramma met Sun Ra Arkestra en Moor Mother speelde en ooit naam maakte met de punkformatie Cocaine Piss – en de Noorse tromboniste Guro Kvale. Toegegeven, fysiek moet Bennink ondertussen wel wat inleveren, maar wat wil je ook. Als muzikale vrijdenkers doen ze ondanks een leeftijdsverschil van zo’n halve eeuw niet voor elkaar onder.
Er zijn twee soorten muziek, wordt vaak gezegd: goede en slechte. Een statement dat in de loop der jaren aan talloze bronnen is toegeschreven. Maar tegelijk onzin, omdat de definitie van ‘goed en ‘slecht’ in dit geval voor iedereen een andere is. Je kunt ook het onderscheid maken tussen ‘leuke’ en ‘saaie’ muziek. Maar ook dat laat zich niet kwantitatief vaststellen. Het onderscheid tussen ‘populaire’ en ‘niet populaire’ muziek snijdt al meer hout, maar levert in feite niets op: zegt het iets over de muziek zelf als die bij meer of minder mensen populair is? Interessant wordt het wat mij betreft pas bij de tweedeling tussen muziek die gemaakt wordt ‘om de muziek zelf’ en muziek die gemaakt wordt ‘om er zoveel mogelijk geld mee te verdienen’.
Op de ochtend vóór het 45-jarig jubileumfeest van The Ex spreek ik toevallig een muzikant die in 1984 met zijn band een liedje voor de Vara-radio speelde dat insloeg als een bom. Zijn naam doet er hier even niet toe, omdat het om de mentaliteit gaat en niet om de poppetjes. De muzikant in kwestie kreeg onmiddellijk na de uitzending van diverse platenmaatschappijen en producers het aanbod om het liedje in kwestie op een single te zetten. Maar dan wel onder de voorwaarde dat het opnieuw opgenomen zou worden met studiomusici. De muzikant weigerde en kwam – in zijn eigen woorden – al meteen op een ‘zwarte lijst’ terecht als ‘onhandelbaar’. Toen hij een half jaar later een album wilde uitbrengen, ving hij overal bot.
Ander voorbeeld, ook waar gebeurd. En ook hier laat ik de namen even weg zodat die de lezer niet beïnvloeden. Nota bene de avond vóór het Ex-feest hield ik ergens een praatje over een redelijk succesvolle Nederlandse bluesband die in 1972 door een grote platenmaatschappij wordt gecontracteerd. Al snel komt de band erachter dat het de platenbazen er slechts om te doen is de zanger ‘binnen te halen’. Geweldige stem en charismatische podiumverschijning, daar niet van. Maar in plaats van een nieuwe bluesplaat met zijn band, stellen ze hem voor om met sessiemusici een bloedcommercieel top-40-liedje op te nemen. De zanger zwicht. Het liedje wordt een bescheiden hit. Dat smaakt naar meer. De vervolgsingles floppen echter stuk voor stuk en ook de bluesband ligt binnen twee jaar op z’n gat – z’n oude bandleden zien het allemaal met lede ogen aan en een met pijn en moeite alsnog opgenomen bluesplaat krijgt geen enkele ondersteuning van het platenlabel.
En voor wie nu zegt ‘Ja maar dat is allemaal jaren geleden’: Kijk naar alle energie die de muziekindustrie pakweg de laatste vijftien jaar steekt in allerhande Voice of Holland-, X-factor- en Soundmix-‘sterren’ die die als een soort kerstboom worden opgetuigd door producers, songschrijvers en marketingteams. Met als enig doel ‘snel scoren’. De producers en liedjesschrijvers gaan doorgaans jaren mee, maar hebben voortdurend nieuwe ‘stemmen’ en ‘gezichten’, kortom nieuwe ‘sterren’ nodig. De zanger of zangeres die als ‘artiest’ wordt gepresenteerd is slechts een wegwerpproduct ten behoeve van het verdienmodel. De muziekindustrie (!) draait om geld, niet zelden parasiterend op artiesten. En dat is van alle tijden.
Maar terug naar The Ex. De groep bestaat al vijfenveertig jaar en zonder één hit. Zonder ooit op de populaire radio- en televisiezenders te verschijnen. En zonder welk van buiten aangedragen marketingconcept dan ook. Bij The Ex draait het om de muziek. En over die muziek is hier op deze website onlangs nog uitgebreid geschreven.
The Ex staat daar niet alleen in. Het geldt voor een complete wereld aan muzikanten die dag in dag uit muziek maken, daarmee niet zelden de halve wereld rondreizen en dat vaak ook nog decennialang. Het is hun leven. Zonder dat ze zich afhankelijk maken van hitlijsten, uitverkochte Ziggo’s of Paradiso’s. En vooral zonder aan de hand te lopen van gretig uit de ruif mee-etende management- en marketingteams.
Voor die muziek blijkt er weldegelijk ook een markt te zijn. Het is muziek voor muziekliefhebbers. Luisteraars die liever voor de ontdekking dan voor de herkenning gaan. Die de inspanning van de muzikant belonen met de inspanning van het luisteren naar iets wat zich niet onmiddellijk laat verteren. Iets wat aandacht vraagt. Zo simpel is het.
45 jaar The Ex is geen feest in de Ziggo waar tienduizenden hun ‘handjes laten zien’, maar in een uitverkocht Bimhuis vol mensen die zich willen laten verrassen. Wat die muziekliefhebbers eveneens gemeen hebben is dat ze zich niet binden aan één muziekstijl of trend, en al zeker niet aan een ‘hype’. En dat herkennen ze bij elkaar.
Maar dat geldt evenzeer voor de muzikanten zelf. Het is niet voor niets dat The Ex al sinds de jaren tachtig veelvuldig samenspeelt met musici uit de impro-jazzscene die stuk voor stuk aan het conservatorium geschoold zijn, terwijl de groep zelf volstrekt autodidact is. Impromuzikanten zijn vrijwel altijd vrije geesten die begrijpen dat het in essentie niet om academisch aangeleerde technieken gaat.
Virtuositeit op een instrument is natuurlijk mooi, maar het blijft een gereedschap waar je vervolgens zelf nog ‘kunst’ mee moet maken. Techniek als ‘kunstje’ is niet genoeg. Speltechniek is een hulpmiddel om je als muzikant te kunnen uitdrukken, maar ‘wat’ je daadwerkelijk uitdrukt moet van jezelf komen. En precies dat is waarin de fabeltastisch saxofoon spelende Ken Vandermark en de in de punktraditie gewortelde Terrie Hessels aan elkaar gewaagd zijn.
Iets dergelijks geldt voor het duo van Katherina Bornefeld – bij velen vooral bekend als Kat Ex – en de ook al uit Chicago afkomstige Frank Rosaly, die door menigeen op dit moment als één van de beste jazzslagwerkers te wereld wordt beschouwd. Kat speelt al veertig jaar bij de nu jubilerende band en heeft een heel persoonlijke, unieke speltechniek ontwikkeld die zij tot in de finesses beheerst. Rosaly is een ‘alleskunner’ die bij een half dozijn beroemde jazzdrummers in de leer is geweest. Maar in plaats van dat opzichtig te etaleren, past hij zich in eerste instantie aan de stijl van Kat aan en begint daar in de loop van hun duo-optreden subtiel op te variëren. Geen ‘battle’, maar elkaar ondersteunen. Het leidt tot een genadeloos swingende apotheose met een staande ovatie als resultaat.
Waar muziek gedijt bij vrijheid gaat de muziekindustrie gebukt onder wetmatigheden. Discussies over vragen of Nederlandse muzikanten om succes te hebben in het Engels moeten zingen of juist in het Nederlands. Alsof de muziek zelf geen grensoverschrijdende taal is. Enerzijds lijkt het logisch dat je je het beste uitdrukt in je eigen taal. Maar als je werkelijk iets te melden hebt laat dat zich ook niet door de taal beperken. Niet voor niets trok Zea – het alter ego van Ex-zanger Arnold de Boer – de afgelopen jaren door half Europa met zijn Friestalige liedjes. En daar had men nergens moeite mee – zijn verhaal kwam over.
Nu, in het Bimhuis, treedt hij op met de Friestalige voormalig ‘dichter des vaderlands’ Tsead Bruinja en slagwerkster Michelle Samba. Een spontane ontmoeting waarbij ieder van het drietal de overeenkomsten accentueert en niet de verschillen. Dus kan De Boer het op een pygmeeënlegende gebaseerde liedje ‘And The Man Killed The Bird’ van zijn vorig jaar verschenen album ‘We Are Still Each Other’s Only Hope’ deze avond ook gerust in het Fries zingen. In de finale van het korte optreden mag cellist, acteur en stemkunstenaar Harald Austbø ook nog even meedoen. In een fantasie-taal, omdat ‘fantasie’ en ‘taal’ nu eenmaal alles met elkaar te maken hebben.
Voor wie muziek geen competitie om de gunst van de consument is, verdwijnt ook het wedstrijdelement. Ik herinner mij een populaire Nederlandse artiest die alleen in het voorprogramma van een grote ster in de – destijds nog – Heineken Music Hall mocht spelen als hij met minder musici op het podium zou staan dan de ster in kwestie. De ster wilde niet het minste risico lopen om ‘weggespeeld’ te worden. Dus moest het voorprogramma zijn achtergrondkoortje thuis laten. Muziek als wedstrijd.
Terwijl het zo mooi is wanneer je als ervaren muzikant de muziekliefhebbers juist laat kennismaken met nieuw talent. Op het Ex-feest geldt dat voor de al genoemde Noorse tromboniste Guro Kvale, die maar meteen de hoofdprijs krijgt door met Han Bennink het podium op te mogen. En wat te denken van het verrassende queer powerduo Kiss My Knoblauch, dat hun muziek presenteert als ‘The Garlic of Truth’. Grappig, dansbaar, politiek, kritisch en knipogend naar Hangyouth: ‘Ben ik moe of is het kapitalisme?’
Wat al deze drie of vier generaties omspannende muziek in het Bimhuis – met een minstens zo gevarieerd publiek – gemeen heeft, is dat het over vrijheid gaat. Vrijdenken. Het echte leven waarin het nemen van beslissingen geen angst inboezemt, maar juist uitdaagt. Vrijdenken, nieuwsgierigheid en avontuur, zonder escapistische droomwereld. Al vormt dat op de popacademies en conservatoria vooralsnog niet de kern van de opleiding. Vrijdenken is immers eng. Gevaarlijk zelfs, in een door commercie voortgedreven muziekindustrie. Het stelt vragen. Niet voor niets liet de aan de Frankfurter Schule gelieerde psycholoog en filosoof Erich Fromm in zijn boek ‘De Angst voor Vrijheid’ de mens die bang is om vrij te denken vluchten in het conformisme.
Gezien: The Ex – 45!, za. 23 november 2024, Bimhuis, Amsterdam