Vrijdag wàs al geen al te opbeurende dag op Pukkelpop 2010 (ons gezeur kan u in de voorgaande post lezen, al nemen we er niets van terug), smijt de hoofdredacteur van een niet nader genoemd webzine ons ook nog eens het vreselijke nieuws in het gezicht dat Charles Haddon van Ou est le Swimming Pool zich na het concert van zijn groep van het leven beroofd had. De details besparen we u. De tweede dode op rij van deze Pukkelpop-editie dus, nadat gisteren de vader van Black Rebel Motorcycle Club’s Robert Been aan een hartaanval bezweek.
Na zoveel onheilstijdingen hebt u ongetwijfeld nood aan wat lullige trivia. Welaan dan: E van Eels ziet er anno vandaag niet alleen uit alsof hij straks nog effe de security moet gaan verzorgen op een Harley Davidson treffen (inclusief drie kilo baard én bandana), zijn band klinkt ook nog eens alsof ze het bluesconcert op de afterparty daar moeten gaan spelen.
Maar laat ons u vooral meegeven hoe een muzikaal weinig verheffende dag, toch nog eindigde met een handvol mooie concerten. Zo gaf Beach House misschien wel het eerste concert dat voor het volle pond klopte. Niet alleen blijkt de prachtstem van Victoria Legrand live nog indrukwekkender te zijn dan op plaat, ook de meticuleus rond die stem geboetseerde sound – donker zoemende orgels, spookachtige gitaren en kaduke drums – blijft live perfect overeind. Voeg daaraan nog een sobere, maar goed uitgedachte belichting en – het leven kan simpel zijn – de Gonzolicious crew zeurt niet meer over te weinig underground op Pukkelpop.
Het is toch zonde dat de gevestigde waarden een wankele Pukkelpop-dag moeten redden. Al sinds de release van ‘There Is Love In You’ staat Four Tet bij onze favoriete namen als absolute must-see. Zelden hebben we een plaat gehoord die op zo’n mooie manier dansbaarheid combineert met luistervaardigheid. Het is dus helemaal niet zo merkwaardig dat sommigen liever op de grond bleven chillen, terwijl anderen in de oververhitte chateau de beats meester maakten. De honger om te dansen was onzienbaar groot en dat had Four Tet meteen in de smiezen. Een strakke beat opende zijn set, hield een twintigtal minuten aan en werd de mond gesnoerd. Een verstommend gejuich en Kieran Hebden stond dolgelukkig te genieten. ‘Angel Echoes’ opende het tweede stuk. Stille frequenties, geluidsfragmenten die een roes van ritme vormden. Dwalen en verdwalen in de geluiden van Four Tet.
Op naar The XX, dan maar. Een dik jaar geleden hadden we nog onze twijfels bij de jonge Britse zwartromantiekers, maar na een beluistering op een onverdacht moment veroverden ze met hun titelloze debuut alsnog ons hart. Met slechts één plaat op het conto, die dan ook nog eens maar een half uur duurt, een concert van een uur brengen, bleek echter geen sinecure. Bovendien bleek de grootste forte van The XX – hun spaarzame sound – moeilijk stand te houden terwijl links Snow Patrol van jetje stond te geven, en rechts, voor en achter telkens een handvol dronken idioten meezongen gedurende instrumentale stukken en meeklapten tijdens vrijwel ritmeloze stukken. Dat wij The XX geen vlammend succes vonden, ligt met andere woorden niet alleen aan The XX zélf. Voor de slechte verstaander: hier en daar slaagden ze er wel in om de magie van hun plaat te reproduceren. Muzikaal komt het dus wel goed. Daarna is het nog slechts werken aan de bindteksten en de garderobe. Johnnies!
Richie Hawtin had een lichtspel beloofd. In de volledig verduisterde Dancehall stroomden mondjesmaat mensen binnen. Sommigen even benieuwd als ondergetekende, een enkeling met een bordje als ‘Richie = King’. Vanavond geen DJ-set maar Plastikman, zijn berucht alter-ego waarvan hij deze maand nog al het beste verzamelde op ‘Kompilation’. Terwijl zijn broer de stiltes in ruimtes opzoekt, vindt Richie de zwaarste basgeluiden uit de dancegeschiedenis. Daar stond hij, gevangen in een verbluffende lichtkooi en met massa’s materiaal rond zich. De bassen gingen diep, het logo op de lichtkooi daverde mee in frequentie. Lichtspel is het spektakel onrecht aandoen. Dit was een geweldadige lichtshow die met de verbluffende beats van Plastikman, de diepgraaiende mensenstem en het betere technowerk verslavend op je inbeukte. Licht over tijd draaide hij de knoppen toe. De menigte was ontzet. Richie Hawtin liep uit zijn lichtkooi en vond voor aan het podium een kleine synthesizer en drumcomputer. Nog eens vijf minuten de beuk erin, iedereen zalig glimlachend de nacht in.
We wisten het op voorhand en we kregen gelijk (zie ook Fuck Buttons, gisteren): Holy Fuck zou het hoogtepunt van Dag Twee worden. Net als twee jaar geleden trok Brian Borcherdt als bezeten aan zijn filmbanden. En ook dit keer kreeg hij er weer de vreemdste geluiden uit. Graham Walsh dook na elk nummer de coulissen in om een nog goedkopere synth dan de vorige boven te halen. En ook dit keer klonk elke goedkopere synth beter dan de duurdere. En het publiek dat ging helemaal loos. Een West-Vlaamse zwakzinnige naast ons probeerde tussen het dansen in de bijna-bejaarde voor hem zelfs te bestelen, door na elke dance-move de ritssluiting van diens rugzakje een halve centimeter meer open te schuiven. Vanzelfsprekend ruilde de Gonzo-crew heel even zijn journalistieke jasje in voor de burgerzin-battledress en tikte de zwakzinnige bijna-dief zo hard op de vingers dat die later op de avond door een bedrijfsarts technisch werkonbekwaam werd verklaard.
Holy Fuck liet het niet aan hun hart komen: met ‘Lovely Allen’ en ‘Stay Lit’ gooiden ze er meteen hun twee meest melodieuze nummers tegenaan, om daarna onmiddelijk weer over te schakelen op beats, beats en nog eens beats. Het concert van Holy Fuck duurde naar verluidt een uur, maar het leek of we binnenwandelden, drie keer applaudiseerden en alweer in de auto richting Gonzo-crib zaten.
(sb, ks, mt)