Dinsdag
Terwijl ik bij het open raam van mijn hotelkamer mijn aantekeningen voor het interview nog even snel doorneem, zie ik hem aan komen rijden. Hij parkeert z’n fiets tegen een hek en gaat op de trappen van de Volksbühne zitten wachter. Het is vijf voor elf. Om elf uur heb ik met hem afgesproken, Jaimi Faulkner, de Australische singer-songwriter die besloten heeft een jaartje in Berlijn te bivakkeren. In oktober doet hij een tour door ons land.
Hij begroet me met het onbevangen enthousiasme van een zondagskind. Hij is ook in zekere wel een typisch zondagskind, deze Faulkner Dat blijkt als hij even later over zijn loopbaan begint te vertellen. Zo’n jongen bij wie dingen gewoon ‘lukken’. Iemand die de kansen die voorbij komen zonder aarzelen grijpt.Geen ‘popster’, maar een man die op z’n zestiende of zeventiende besloot muzikant te worden en dat vervolgens ook gedaan heeft. Gewoon waar hij zin in had. Jaartje Amerika, jaartje Europa, tussendoor tournees thuis, ‘down under’. “Ik noem het geen ‘carrière’, ik noem het gewoon ‘leven’, zegt hij lakoniek.
We zitten op het terras van Voss, naast de befaamde Babylon-bioscoop. Koffie en cola. Faulkner vertelt over z’n bewondering voor Chris Whitley, wiens voorprogramma hij jaren geleden verzorgde en op wiens muziek zijn stem en liedjes opvallend sterk lijken. Enfin, het interview wordt later dit jaar nog wel gepubliceerd.
Van Einstürzende Neubauten heeft hij nog nooit gehoord, zegt hij.
Ruim een uur later zit ik een kilometer verderop in Sankt Oberholz aan het Rosenthalerplatz. Zo’n typisch Berlijnse ‘free wifi plek’, waar je in één oogopslag vijfentwintig tot dertig mensen naar het scherm van hun laptops ziet turen. De ene helft verse fruitsap slurpend en de rest prikt een vorkje in een salade. Ik check m’n mail, stuur wat tweets en begin aan dit dagboek te schrijven. Als ik een uurtje later nogmaals m’n mail check is er een bericht van Andrew Chudy, alias NU Unruh, instrumentbouwer en metaalslager van Einstürzende Neubauten. Met een telefoonnummer. Of ik ‘m even wil bellen. Vorige week hadden we al mailcontact gehad over een afspraak in Berlijn. Hij zou nog wel van zich laten horen, schreef hij toen. Ik bel hem. Morgen, woensdag, is wel een mooie dag om af te spreken, zeg ik.
“Nee, liever vandaag. Waarom niet vandaag?” reageert hij.
Ik vind het prima. Per mail had ik hem al laten weten dat ik hem graag wilde interviewen op een plek in Berlijn die een rol heeft gespeeld in de geschiedenis van Neubauten. Aan hem de keuze waar. En ook wanneer, wat mij betreft. Ik ben allang blij dat de afspraak doorgaat.
Over twee uur, zegt hij. Afgesproken. Het geeft bij de gelegenheid om nog eens op m’n gemak m’n aantekeningen en Neubauten-archief door te nemen dat ik mee naar Berlijn genomen heb.
Ik wandel terug naar de Rosa Luxemburg Platz. Om vier uur, de afgesproken tijd, sta ik op de stoep. Geen Unruh. Ik wacht, hangt rond, probeer hem tevergeefs nog eens te bellen, wacht verder en opeens staat hij naast mij. Ik ken hem natuurlijk van het podium en heb hem in het verleden zelfs wel eens ‘in het wild’ in een café gezien, maar nu, nu ik speciaal op hem let, zie ik hem bijna over het hoofd. Onopvallend, kalend, brilletje, beetje sjofele kleren, het uiterlijk van een archivaris uit een stripverhaal.
Hij is hartelijk en enthousiast. “Waar wil je eerst heen?” vraagt hij.
“Verras me maar,’’ zeg ik. We stappen in zijn bestelauto’tje. Andrew is samen met Blixa Bargeld de man die Einstürzende Naubauten voorjaar 1980 oprichtte. Maar verder is hij in alles de absolute tegenpool van Bargeld. Bescheiden, open, relativerend. Blixa kent hij al sinds ze op de middelbare school samen in de klas zaten, vertelt hij in de auto. Gedurende de tien uur die volgen zal hij keer op keer laten merken dat Blixa de spil van Neubauten is. Dat zonder Blixa de groep niet bestaat. En dat zijn loyaliteit aan Bargeld vrijwel onvoorwaardelijk is. Maar tegelijk krijg ik tientallen Blixa-anekdotes te horen die onderstrepen hoe onmogelijk dezelfde Blixa voor z’n omgeving kan zijn. Andrew weet de zaken te relativeren. “Ach, Blixa blijft Blixa, hè.’’
We rijden door de Berlijnse wijk Schöneberg. Kijk, daar hebben we nog steeds ons kantoor, zegt hij. We zijn ondertussen in de Hauptstrasse. Andrew wijst naar een pand als alle anderen. ,,Blixa heeft hier altijd zijn flat gehad, maar heeft nu een huis laten bouwen in Mitte,’’ zegt Andrew. ,,Is het je wel eens opgevallen dat Blixa vroeger in interviews vaak zei dat hij nooit wilde worden als zo’n punk die bij de ingang van het postkantoor zat te bedelen? Dat was hier!’’ En ja, honderd meter voorbij het pand waar Blixa z’n flat heeft is een postkantoor. ,,Die punk zat daar echt iedere dag,’’ lacht Andrew.
Hij wijst een winkel aan waar in de jaren tachtig een café was waar ze vaak kwamen. En een club waar ze een van hun eerste concerten speelden. ,,En die flat dáár, daar woonden de ouders van Blixa. En zelf woonde ik als kind hier een paar straten achter.’’
Hij grinnikt als hij beseft dat de details nu wel wat ver gaan, slaat linksaf de Saarstrasse in en parkeert honderd meter verderop. ,,Kom me,.’’ zegt hij. Ik stap uit en een minuut later staan we op een brug over een snelweg.
Dé brug over dé snelweg – voor fanatieke Neubauten fans althans.
Het is de brug waar Blixa en Andrew in de nacht van 1 juni 1980 de allereerste Neubauten-single opnamen. Niet onder de brug, maar in de brug. In een kruipruimte, die gebruikt wordt om te controleren of de brug niet aan het roesten is.
“We hebben nooit aan buitenstaanders willen zeggen waar we die opnamen precies opgenomen hebben,” vertelt Andrew. “Dat was deel van het mysterie. We zijn er later zelfs nog eens binnen geweest met een filmploeg voor een Neubauten-documentaire, maar die hebben we toen geblinddoekt opdat zij niet zouden weten welke brug het precies was, haha. Maar nu, na dertig jaar mogen we wel eens ophouden met die mysterieuze flauwekul, vind ik.” Hij vertelt ook over de mythes rond die allereerste single. Dat ze in die kruipruimte met een drilboor in de weer zouden zijn geweest. “Allemaal onzin! Waar hadden we de elektriciteit vandaan moeten halen. Blixa en ik hadden wat spullen op twee fietsen daar naartoe gebracht. De opnamen maakten we met een cassetterecorder. Eenmaal binnen kwamen we er achter dat we één anderhalf volt batterijtje te weinig bij ons hadden. Daar ben ik toen naar op zoek gegaan terwijl Blixa bij de spullen bleef. Het was één uur ’s nachts. Avondwinkels had je nog niet in die tijd. Dus ben ik kroegen en clubs afgelopen op zoek naar bekenden die misschien zo’n penlite batterij bij zich hadden. En toen hebben we alsnog die opname gemaakt. Die ruimte is helemaal van staal. Helemaal. De resonantie is fantastisch.”
Het is inmiddels zes uur. We staan al meer dan een half uur op de brug waar verder niets aan te zien is. Geen Neubauten-graffiti. “Blixa kende die plek destijds. We zijn hier opgegroeid. Als jochie verken je braak liggende stukken land en die stukken niemansland tussen spoorbanen en snelwegen. Dat had Blixa ook gedaan. Daardoor wist hij hoe we in de kruipruimte van die brug moesten komen.”
Andrew vertelt. Ontnuchterende verhalen soms. Want Blixa mag dan nog zo gretig volhouden dat Einstürzende Neubauten puur toevallig en onbedoeld was ontstaan – toen hij één optreden op 1 april 1980 aangeboden kreeg in club Moon in Schöneberg, Andrew heeft een andere versie. Hij woonde destijds in Amsterdam, vertelt hij, waar hij als pianorestaurateur werkte bij Cristofori. Op een keer kwam Blixa langs en zei: waarom kom je niet terug naar Berlijn, dan beginnen we een band.
Maar dat is allemaal oude koek. Stokoud. Terwijl hij vanaf de brug in de verte staart zegt Andrew dat hij niet weet of Neubauten na de komende jubileumtournee wel blijft bestaan. Als het aan hem ligt wel. Maar het staat of valt met Blixa – of die nog zin heeft. En, stelt hij vast, de rek is er wel een klein beetje uit. Ach, hij zal wel zien. Hij is nu ook bezig met een soloproject: Gott sei’s getrommelt. Een vorm van collectief drummen met enkele tientallen tot honderden mensen, waarvoor hij speciale ‘drumtafels’ heeft ontwikkeld. Tijdens de komende Neubauten tour gaat hij het ook in een aantal steden doen. Niet in Amsterdam.
We lopen terug naar de auto en rijden terug door Schöneberg. In de Goltzstrasse wijst Andrew een hobbywinkel aan: “Daar had Blixa in de jaren tachtig een tijdje een modewinkel, een soort boutique. Maar die ging nooit voor achten ’s avonds open. Als hij al kwam opdagen. Belangrijker voor mij was dat ik in de kelder van die winkel mijn werkplaats had. Daar bouwde ik mijn staalslagwerk. Even later passeren we S-Bahnstation Yorckstrasse. Daar was Club Risiko, wijst Andrew. De legendarische Club Risiko, het epicentrum van de Berlijnse underground van de jaren tachtig. “Heel veel mensen denken dat Blixa de eigenaar was,” zegt Andrew lachend. “Zo deed hij het zelf ook graag voorkomen. Maar hij werkte er alleen wat achter de bar. Heel soms. Maar ja, als je het opperhoofd van de Berlijnse underground bent, wat Blixa destijds graag wilde zijn, dan was het natuurlijk beneden je stad om ergens achter de bar te werken. Dan moest je de eigenaar zijn. Maar in werkelijkheid was hij alleen maar de eigenaar van dat winkeltje waar we zojuist langs kwamen en waar hij eigenlijk ook bijna nooit was, haha.”
Nog een misvertand: Dat Neubauten onverbrekelijk verbonden zou zijn met het Kreuzberg van de jaren tachtig. Klopt niet, zegt Andrew als we verder rijden. “Wij kwamen allemaal uit Schöneberg en daar zijn we ook begonnen en speelde zich het grootste deel van de jaren tachtig voor ons af. Kreuzberg grenst weliswaar aan Schöneberg, maar dat was een volstrekt andere scene. Kreuzberg, dat waren de punks met hun hanenkammen en honden. Daar hadden wij niets mee. Blixa niet en ik evenmin. We hebben er natuurlijk zo nu en dan wel gespeeld, maar het was niet echt onze omgeving.”
Anno 2010 is er niets alternatiefs meer in Schöneberg over. Niets.
Hij wil mij nog iets laten zien, zegt Andrew. We zijn ondertussen naar Kreuzberg gereden en stappen uit bij het Georg von Rauch-haus aan de Mariannenplatz. Een van de oudste kraakpanden van Berlijn. Hier heeft de tijd werkelijk meer dan dertig jaar stil gestaan.. Veel graffiti en een kampement van stadsnomaden zoals je dat in Nederland nergens meer ziet. Wrakkige bussen die geen meter meer kunnen rijden, golfplatenbouwsels en natuurlijk de onvermijdelijke honden.
Hij zou er voor geen goud willen wonen, maar hij is blij dat zoiets in ieder geval nog kan in Berlijn, zegt Andrew. We lopen om het ´Rauchhaus´ heen. De muur liep er destijds vlak achter, vertelt hij. Op minder dan twee meter. Een vriend van hem, die een atelier had in het Rauchhaus, bevestigde ooit eens op die plek met stevige bouten een pisbak aan de muur. Een eerbetoon aan Marcel Duchamp. De Oostduitse grenswachten keken over de rand waar al die herrie vandaan kwam en zagen de pisbak. Omdat het Oostduitse gebied officieel tot ruim een meter ten ´westen´ van de muur liep hadden ze het ook daar voor het zeggen. Even later klommen ze met een ladder over de muur en haalden de pisbaak weg. “Maar wij hebben daar toen wel een prachtige middag aan beleefd,” lacht Andrew.
Naast het Rauchhaus is een voormalig ziekenhuis waar Andrew ooit een atelier had. Het plafond was er zes meter hoog, vertelt hij enthousiast. Er schijnt nu een terras of café te zijn. Maar hij is er nog nooit geweest. Ik stel voor om te gaan kijken. Ik wil hem immers ook nog een ‘officieel interview’ afnemen. ‘3 Schwestern‘ zegt het bord bij de ingang. We gaan naar binnen. Op het eerste gezicht oogt het chique. Eigenlijk een tikkeltje te chique. Maar de tuin is schitterend en al een stuk minder opgedirkt. Plots een kreet van herkenning. “Wat doe jij hier?”
Andrew is op iemand afgelopen. Een Bowie-achtige verschijning. Ook begin vijftig. Hij stelt zich voor als Michi. Een oude vriend. Hij stond vroeger achter de bar in Club Risiko, zegt Andrew. Hij keert zich weer tot Michi en vraagt: “Wat doe je nu?”
“Ik run deze tent.”
“Wat, is deze tent van jou?”
“Ja, we worden met de jaren toch allemaal nette mensen,” zegt Michi lachend.
We vinden een plek in de tuin. Het is inmiddels acht uur geweest. Andrew ziet nog meer oude bekenden. We eten. Ik stel mijn vragen. Andrew blijft vertellen. Nog meer Blixa-anekdotes. Het is donker als we tegen half tien weer vertrekken. “Ken je de Eschschloraque? Dat is een kunstenaarscafé dat je echt moet zien,” zegt Andrew. Ik schud mijn hoofd en we rijden richting Mitte. Ik blijk het café, vlakbij de Hackische Markt weldegelijk te kennen. Het is een andere plek waar ik Neubautens gitarist Jochen Arbeit eens heb zien spelen. Andrew heeft een reden hier heen te willen, vertelt hij. Een kunstenaar met wie hij samen een grote werkplaats huurt gaat binnenkort verhuizen en nu zoekt hij een nieuwe medehuurder. Voor hem alleen is het te groot en te duur.
Eschschloraque is een prachtige club aan een binnenplaats vol Dogtroep-achtige beelden.
We drinken en praten, maar de man die Andrew zoekt is er niet. Een half uurtje later lopen we weer buiten, langs de stadsstranden aan de Spree komen we bij de Oraniënburgersstrassse. De slagwerker stelt voor even langs Tacheles te gaan, daar kent hij ook mensen. Het gebied rond dit beroemdste kraakpand van Berlijn is inmiddels uitgegroeid tot een van de ultieme toeristische trekpleisters van Berlijn. Het is druk. De terrassen zitten vol. De temperatuur is ook nu, tegen middernacht, nog zomers. Op de stoep voor Tacheles zit een groepje mannen op tuinstoelen rond een oude schemerlamp. Blikken bier bij de hand. Zich niets aantrekkend van de stroom toeristen die langs hen heen trekt. Hij heeft eind juli nog een slagwerkperformance in Tacheles gegeven, zegt Andrew. Eén van de mannen herkent hem. Een ander ook. Een kort praatje. Ze zijn allemaal in de veertig of vijftig. Een enkeling in de zestig. Ja, dat is de hardcore, vertelt Andrew even later als we verder lopen. Dat zijn de krakers van het eerste uur. Tacheles is hun hele leven. Als dat ontruimd wordt hebben ze niets meer.
Via een omweg lopen we terug naar de Hackische Markt. Ergens halverwege wijst Andrew in het donker. “Daar heeft Blixa een huis laten bouwen.” Hij zegt het zonder spijt of afgunst in zijn stem. Eerder op de avond heeft hij al uitgebreid betoogd dat hij er altijd mee ingestemd heeft dat Blixa vanaf halverwege de jaren negentig een grotere punt van de taart kreeg dan de anderen – wat destijds voor de andere slagwerker, FM Einheit, de reden was om op te stappen. Blixa schrijft alle teksten, die erg belangrijk zijn bij Neubauten. En Blixa is het gezicht en de ideoloog van de band. En daarbij heeft Bargeld een steenrijke vrouw getrouwd. Dat alles maakt dat de zanger inmiddels een totaal ander leven leidt dan Andrew. Hij zit er niet mee. Hij heeft een mooi bestaan, zegt de slagwerker. Hij heeft met de groep de hele wereld rondgereisd. En in de studio of op het podium is Blixa voor hem nog altijd de oude Blixa, die hij al sinds zijn tienerjaren kent.
Weer bij de Hackische Markt, waar z’n auto staat, aarzelt Andrew. “Nog één drankje dan, om onze ontmoeting tot een goed einde te brengen?” help ik hem over de drempel. Hij stemt onmiddellijk toe. Het is één uur geweest. In de Eschschloraque is het aanzienlijk drukker dan eerder op de avond. En het lijkt alleen maar voller en voller te worden. Nu zijn er ook bekenden van Andrew. Hij wordt begroet en stelt mij voor aan Bob Rutman, een bejaarde kunstenaar en uitvinder van de zogenaamde ‘Steel Cello’. Een spectaculair instrument, zegt Andrew. Neubauten heeft Rutman ooit als support-act meegenomen op een tournee door de Verenigde Staten. En in Nederland heeft hij wel eens in De Ijsbreker in Amsterdam gespeeld, vertelt de kunstenaar. “Bestaat dat nog, de Ijsbreker?” Hij zet een fles bier aan z’n mond.
Even later zal Andrew zeggen dat Rutman negenenzeventig is. Hij ziet er minstens tien jaar jonger uit. Hij stelt mij voor aan de presentatrice van een regionale actualiteitenzender. Aan Stephan Creutzburg, een bevriende gitarist die in Oost Berlijn opgroeide, een tijdje met Jochen Arbeit in een band speelde en in zijn melancholieke buien – die hij vaak schijnt te hebben – graag zegt dat alles vroeger in de DDR-tijd veel beter was.
Creutzburg klampt zich bijna vast aan Andrew met de mededeling dat hij binnenkort een concert heeft met een nieuwe band. Of de slagwerker misschien wil komen luisteren…. Natuurlijk wil Andrew dat. “Ik ga lang niet zoveel meer uit als vroeger,” zegt hij als we weer zitten. “Maar als er vrienden optreden ga ik altijd kijken. Altijd. Blixa niet. Die komt bijna nergens – hij was niet eens op het feest ter gelegenheid van 30 jaar Neubauten dat ik in Club Tresor georganiseerd had. Maar Blixa wordt natuurlijk overal meteen door iedereen aangeklampt. Ik kan dat wel begrijpen.”
Meer bekenden van Andrew. Namen vergeten. Bier en water – de slagwerker blijft consequent water dringen. Als hij mij veel later bij het hostel aan de Rosa Luxemburg Platz afzet, loop ik toch nog even door richting Bar Yesterday. Een aller-allerlaatste biertje en tien uur met NU Unruh overdenken. Misschien nog een paar aantekeningen.
Bar Yesterday blijkt al dicht.