Wat maakt het festival van Dour zo ongrijpbaar? Het moet vooreerst de locatie zijn- anderhalf uur treinen van Brussel, twee uur vanuit Antwerpen, en met een reeks tussenstops tussen Niemand en Nergens. Al op de pendelbus naar het festivalterrein word je overvallen door een zalige laissez-faire, terwijl de bus vertrekt met open deuren- stomweg vergeten dicht te doen!- en even later doodleuk voortsjokt achter een traktor.
Hier geen onontkoombare weide zoals op Werchter, dit is geen enclave in de suburbs van Hasselt zoals Pukkelpop, of een tijdelijk epicentrum in het stadscentrum als Les Ardentes- Dour is waarschijnlijk het dichtste dat je jaarlijks in dit land- zeg maar: dit werelddeel- bij een vrijstaat kan geraken.
Vanwege voornoemde slakkegang halen we maar net het slotakkoord van Baroness. Getuigen verzekeren dat het gewoonlijke niveau weer probleemloos werd gehaald (strak, gevarieerd, mokerslag), maar toch jammer, even dubbelchecken hadden we geen erg gevonden.
Na het onvermijdelijke acclimatiseren (een eerste dwaalronde over het terrein) schuiven we aan bij Woven Hand. Criticasters noemen het ‘Dave Eugene Edwards op automatische piloot’, maar sommige artiesten- zie ook: Tom Waits, J.J. Cale- hoeven zich niet zo nodig eeuwig heruit te vinden. eerder zouden we stellen dat Dave de toortsbrander is van de bijna uitgestorven ‘outlaw country’, doorzielde Amerikaanse volksmuziek die meteen de enige reden is waarom hij nog niet in de bak of de goot is verzeild. Elke song die bij Woven Hand wordt ingezet, lijkt het begin van het einde, aangekondigd door de apocalyptische preek van de zanger. Hij staart onbewogen door z’n spiegelbril, de Stetson al in de aanslag om de wereld een laatste groet toe te zwaaien. Het contrast is des te groter met de bizarre collaborateurs die Edwards voor dit optreden heeft voorzien: een bejaard Hongaars strijkkwartet met de spartaanse naam ‘Muzsikas‘. Zij leggen wat onopvallende laagjes over de donderwolk van de band, en om de paar nummers krijgen ze een open doekje, waarin ze fluks de sfeer doen omslaan met opgewekte maar al even opwindende Hongaarse folk. Het truukje is steeds hetzelfde: gezapig tempo inzetten, gestaag opdrijven. Maar het verzamelde volk smult ervan, en elke interventie wordt onveranderd op luid gejuich onthaald. De oudjes genieten zichtbaar, zelfs al lijkt de gastheer hun aanwezigheid nauwelijks op te merken. De discrepante combinatie lijkt ons de ideale inzet voor Dour, dit jaar.