Een van de doelen van Urban Explorers is om de afstand tussen bezoekers en kunstenaars te verkleinen, om mensen op die manier meer te betrekken bij wat ze zien en horen.
Het sterkst komt dat tot uiting tijdens het zondagprogramma, dat zich vrijwel helemaal afspeelt op één locatie in de binnenstad, en waar iedereen vrijelijk in en uit kan lopen. Ook is er in het CBK nergens een podium, waardoor de bezoekers soms bijna voet-aan-voet staan of zitten met de kunstenaars. Wat ook helpt is dat de maat van het festival klopt met die van de stad. Een groter festival zou waarschijnlijk gedwongen zijn om zich naar een ruimere plek buiten het centrum te begeven, en daarmee een deel van de zo belangrijke aansluiting met de stad te verliezen. Tegelijk zou een kleiner festival een margeverschijnsel worden, zonder merkbare impact op de omringende stad.
En waarschijnlijk zonder leuke dingen als de ‘radioscape’ waar kunstenaar Edwin van der Heide de buurt rond de Voorstraat in heeft veranderd. Op verscheidene plaatsen hangen radiozenders die ieder een andere reeks elektronische geluidsfragmenten uitzenden. Met een mobiele ontvanger en hoofdtelefoon dwaal je van de ene zender naar de andere, en omdat ze allemaal op dezelfde frequentie uitzenden, gaan al lopend de signalen geleidelijk in elkaar over. Zo ontstaat een soundscape die verandert terwijl, en doordat, je loopt. Het idee is vooral leuk omdat je al zoekende naar de volgende ontvanger op een andere manier tegen de straten en gebouwen aankijkt dan dat je normaal zou doen. En de geluiden zijn ook fijn; ergens in een achteraf straatje sta ik een paar minuten doodstil omdat de mix juist daar helemaal goed is. Ik heb geen idee wat de Dordtenaren van me denken, maar volgens mij zijn ze jaloers.
In de Voorstraat staat inmiddels ‘Het Glazen Huis‘, een installatie door AMOk die bestaat uit drie hokken met in elk een ‘nutteloos persoon’: iemand zonder werk, zonder vrienden, zonder nut. Voorbijgangers worden uitgenodigd om via Post-its op de ramen motiverende boodschappen aan de bewoners achter te laten. Het geheel wordt door een consultant verkocht als de ultieme poging om deze “hidden potentials” te re-integreren in de samenleving. De installatie speelt en spot met het reality-genre, de drang om mensen in termen van economische waarde en ‘nut’ uit te drukken, en hedendaagse trends en taalgebruik (hidpo Nadia “…houdt van celebs, MSN en Brazilian wax” en “wil dingen graag een plekje geven” staat er op een van de bio’s). Dat het kunst is, is zo vlak naast het festivalhoofdkwartier wel duidelijk, maar toen de installatie gisteren bij het drukke Statenplein stond leken sommige ontzette voorbijgangers echter wel degelijk te denken dat het echt was. Effectief dus, en de “consultant” vertelt me dat hij door het UWV is uitgenodigd om met ‘Het Glazen Huis’ op een banenbeurs te komen staan. Hij lijkt het zelf maar half te geloven.
Het festival eindigt met een reeks korte optredens en performances in de Animatie Lounge van het CBK. Allereerst de ‘biosonische meubel training’ door Chris Baaten en Marianne Theunissen. Absurdistisch geschuif rond (en met) een tafel, tapijt en stoelen, waarvan de betekenis me ontgaat. “Een commentaar op de Musique Concrète die [..] teveel focust op het menselijk oor”, aldus het programma. Aha. De lounge komt direct uit op de tuin, het weer is nog steeds heerlijk, en niet iedereen kan de aandrang om naar buiten te lopen onderdrukken.
De performance van Wessel Westerveld – a.k.a. Der Wexel – draait om een verzameling moderne speeldoosjes, gebouwd uit keukenmachineonderdelen en andere ontmantelde huishoudelijk elektra. Het ziet er uit als de triomf van de jarenlange knutseldromen die Westerveld als kind ongetwijfeld had. Alle kastjes en apparaatjes zijn voorzien van contactmicrofoons, en het geheel creëert al snorrend en draaiend een rumoerige live soundscape.
Nog één keer dan: de Zweed Woodchucker tovert mooie vage, ruisende klanken uit zijn laptop, aangevuld met sporadische elektrische gitaar. Al vind ik het niet zo geslaagd als dat Fieldhead gisteren was (ik zeg niks meer over strijkers), op deze warme, lome namiddag ga ik me daar niet druk over maken. Woodchucker speelt even later nog een nummer mee met zijn landgenoot The Library Tapes, die een vergelijkbaar verstild pad afwandelt, daarbij de melancholie kracht bij zettend met minimale pianoklanken.
Performance-duo BanketjeDesign tenslotte, vertoont hun ‘Ministofanimatieballenperformance’, een absurdistische combinatie van schaduwspel, animatie en poppenkast, met heel veel rode balletjes. Ik heb geen idee waar het over gaat, maar het is aangenaam idioot.
En dat was het dan. Hoewel misschien niet alle acts hun belofte in wisten te lossen (ik zie net dat ik Amiina ben vergeten; heel memorabel was het dan ook niet), was Urban Explorers 2010 als festival zeker geslaagd. Een punt van kritiek zou kunnen zijn dat de meeste muziek in grofweg dezelfde twee of drie categorieën valt; tegelijk lijkt dat een bewuste keuze en is het wellicht een logisch gevolg van het feit dat eigenzinnigheid en experiment, twee begrippen die UE hoog in het vaandel heeft, heden ten dage vooral te vinden zijn in de elektronische muziek. En dat jan en alleman opeens een strijker op sleeptouw had kon de organisatie natuurlijk niet voorspellen. Wat ook bijdroeg tot het succes, was dat het festival gezegend was met twee dagen schitterend weer, wat alle stadsexpedities meteen een stuk uitnodigender maakte. Toeval? “We hebben altijd mooi weer,” vertrouwde een van de initiatiefneemsters me toe. Kom daar maar eens om op Pinkpop.