De espresso in het bioscoopcafé is niet echt fantastisch, maar gelukkig is er Rampage om wakker van te worden. Veelfilmer (vorig jaar vier stuks) Uwe Boll laat zich deze keer niet inspireren door een videogame (een zucht van verlichting bij gamers, die een heuse anti-Boll site hebben en willen dat hij stopt met het “verkrachten” van hun geliefde gewelddadige spelletjes; waar een mens zich al niet druk over kan maken), maar door schietpartijen a la Columbine. Bill, een drieëntwintigjarige die nog thuis woont, heeft het gehad met de wereld. Zijn ouders zeuren dat hij nou toch eens het huis uit moet, zijn paintballvriend klaagt op hoge toon dat de wereld moet veranderen, de latte met extra foam die hij bestel,t ziet er uit als afwaswater. De cameravoering is verschrikkelijk schokkerig, en constant is er op de achtergrond het opgefokte en verongelijkte geschreeuw van talk radio. Als kijker word je er ook langzaam gek van. Uiteindelijk breekt er iets bij Bill en wordt Rampage een first person shooter (misschien kan iemand deze keer een spelletje van de film maken). Hij trekt een zelfgemaakt pantser aan, laadt zijn wapens en schiet zich een weg door het slaperige stadje. Alleen de bingohal laat hij ongemoeid, in een scene die hilarisch en gespannen tegelijk is, maar verder wordt niemand gespaard. De film eindigt met een twist, en hoewel er eerder in de film al een paar aanwijzingen waren, komt die toch onverwacht, en dat maakt de film ook meteen meer dan alleen maar nog een shoot ‘m up. Good fun.
Ieder jaar heeft Imagine een masterclass, en dit jaar wordt hij gegeven door Simon Boswell. Boswell begon als popmuzikant en -producer (ik bleek door hem geproduceerde platen van 23 Skidoo en 400 Blows in de kast te hebben staan), en rolde bij toeval de Italiaanse filmwereld in als componist. Zijn eerste score was voor Dario Argento’s “Phenomena”. Aan de hand van drie blokken fragmenten vertelt hij zijn eigen geschiedenis als filmmuziekmaker. Het is mooi om te horen hoe zijn ontwikkeling als componist gelijk op gaat met de technische mogelijkheden die hij tot zijn beschikking heeft. Voorziet hij in de jaren 1980 films van onder meer Argento en Jodorowsky van simpele composities gemaakt met gitaar en een goedkope synthesizer, in de jaren 1990 maakt hij orkestrale scores voor onder meer Barkers “Lord Of Illusions”. De fragmenten die hij laat zien uit deze eeuw, zoals uit “The River King” en “Rovdyr”, hebben vaak weer heel erg spaarzame, maar zeer effectieve muziek, met schitterend resultaat. Tot slot laat Boswell een aantal voorbeelden zien van twee van zijn pet projects: “blink”, sterk vertraagde en geloopte beelden van een beroemdheid die met de ogen knippert, voorzien van muziek; en het maken van soundtracks voor echte nieuwsbeelden. Beide zijn voorbeelden van het loskoppelen van de oorspronkelijk betekenis van een beeld, om er door muziek er een nieuwe lading aan te geven. “News + music = propaganda” waarschuwt Boswell ons, iets om rekening mee te houden als RTL Nieuws ooit muziek onder zijn items begint te plaatsen.
En de verrassingsfilm is… Survival Of The Dead, de nieuwe van zombiemeester George Romero. “Night Of The Living Dead” is inmiddels tweeënveertig (!) jaar oud, maar blijkbaar is het genre wat Romero betreft nog niet uitgeput. Zijn we het daar mee eens? Uhm… de poging om zombies te leren iets anders dan mensen te eten is nieuw. En verder? Hey, het is een zombiefilm. What do you expect?
Een van de twee programma’s van Imagine dit jaar heet Retro-Magie, waarbinnen films worden vertoond van makers die in deze tijden van CGI en 3D teruggrijpen op vroegere perioden uit de filmgeschiedenis. Soms in de vorm van een ode aan een klassieke genre, soms door gebruik van ouderwetse technieken. Island Of Dreams, een Japanse eco-thriller, is gefilmd in de stijl van oude geëngageerde thrillers uit de jaren 1960. De film is gemaakt als eindexamenfilm zonder budget, wat waarschijnlijk ook voor een deel van de ouderwets ogende techniek verklaart (de film begint met onnodige excuses voor de kwaliteit). Het verhaal draait om een amateurterrorist, die geplaagd door herinneringen aan de vernietiging van de bossen van zijn jeugd, aanslagen pleegt om de maatschappij te waarschuwen over de ecologische gevolgen van de vooruitgang. Een rechercheur is naar hem op jacht, en het is een kwestie van tijd voordat hij gepakt zal worden. Helaas komt het verhaal niet echt tot leven. Het acteerwerk is nogal houterig, en, zoals wel vaker in Japanse films, lijken de politieagenten in de eerste plaats overal verbaasd over te zijn. De rechercheur vindt met veel oooh’s en aaah’s in nog geen minuut een hele berg belangrijke aanwijzingen – via Google, bovenste zoekresultaat. Ook het vreselijk zoete vredesliedje in het midden van de film helpt niet erg, maar gelukkig is het allemaal wel mooi om naar te kijken, zodat het nooit vervelend wordt. En dat dat liedje bij de aftiteling herhaald zal worden, zie je al van mijlenver aankomen, zodat je tijdig de zaal kunt verlaten.