Sommige kunstenaars zijn onvermoeibare zoekers naar vernieuwing; daarbij kunnen ze zelfs uitersten met elkaar verbinden. De Franse componist en dirigent Pierre Boulez is zo iemand in de moderne muziek. Boulez (geboren in 1925) studeerde zowel wiskunde als muziek, onder meer in Lyon. Vanaf 1942 volgde hij aan het conservatorium in Parijs de opleiding tot pianist, dirigent en componist. Daar kreeg hij onder meer les van Olivier Messiaen en René Leibovitz. Via de laatstgenoemde raakte Boulez bekend met de dodecafonie, oftewel twaalftoonsmuziek, van Arnold Schoenberg. Deze moderne compositieleer zal Boulez als wiskundige sterk hebben aangesproken. Bij dodecafonie worden composities opgebouwd op basis van alle twaalf tonen binnen het octaaf van een toonladder en een hele set aan regels. Bijna een soort schaken met tonen. De resultaten zijn vaak heel abstracte series; ze worden regelmatig genoteerd met cijfers om de duur, kleur en sterkte van de tonen aan te duiden. De verdere ontwikkeling hiervan kwam uit bij de seriële muziek, waarin naast reeksen voor de toonhoogte, ook ritme, tempo, klankkleur en dynamiek in series worden gevoegd. De eerste composities van Boulez combineerden de invloed van twaalftoons muziek met de reeksen en ingewikkelde ritmes zoals Messiaen die ontwikkelde. Voorbeelden daarvan zijn ‘Sonatine’ (1946) en ‘Structures I’ (1952). Deze composities voldeden aan een soort ‘absoluut serialisme’, wat enerzijds werd gewaardeerd vanwege de zuiverheid, anderzijds werd bekritiseerd vanwege het bijna dwangmatige karakter – ook door collega’s, waaronder Ligeti. In een van zijn muziektheoretische beschouwingen uit die periode concludeerde Boulez ook zelf dat het serialisme te weinig flexibliteit in het componeren bood. Hij begon op verschillende wijzen de streng wiskundige leer te combineren met andere ontwikkelingen in de moderne muziek. Hij ontwikkelde wat hij noemde de ‘toonhoogte vermenigvuldiging’, een wiskundige ingreep waarmee hij het serialisme vloeiender kon toepassen. Boulez paste dit onder andere toe in ‘Le marteau sans maître’(1955), dat als een van zijn meesterwerken wordt beschouwd. Naast verschillende Westerse moderne stijlen klinken in een aantal delen van ‘Le marteau…’ ook invloeden door van traditionele Aziatische (specifiek Balinese) muziek en van moderne jazz. Jazz? Dat lijkt met zijn grote mate van improvisatie en openheid lijnrecht tegenover mathematische principes te staan. Inderdaad, Boulez begon zelfs onvoorspelbaarheid in de muziek te onderzoeken. Bijvoorbeeld in ‘Piano Sonata No. 3’ (1957) en ‘Pli selon pli’ (1957-62). Veel extremer in het experiment met toeval was John Cage, die vanaf begin jaren 1950 ook beslissingen aan de uitvoerenden overliet. Ze mochten tijdens de uitvoering bijvoorbeeld de volgorde van compositie-onderdelen of het tempo bepalen. Boulez beperkte het toeval tot het uitschrijven van verschillende mogelijke uitvoeringen, waar de musici en zangers op het podium een spontane keuze uit konden maken. Cages benadering deed Boulez af als oninteressant. Boulez heeft nooit verlegen gezeten om straffe uitspraken over andere componisten of muziek. Wat hem betreft had de hele muziekgeschiedenis de kliko in gekund, en menig componist erbij. Anderzijds bleek hij een grote promotor van moderne abstracte muziek, bijvoorbeeld via het organiseren van concerten met werk van zijn avant-gardistische collega’s en leermeesters als Debussy, Schoenberg, Webern en Alban Berg. Al kregen ook zij er verbaal weer van langs. Boulez heeft trouwens ook werk van Frank Zappa uitgevoerd; de opnamen zijn in 1984 verschenen op de cd ‘The Perfect Stranger’. Vanaf begin jaren 1960 heeft Boulez zich meer toegelegd op het dirigeren. Sceptici zagen daarin een teken voor het opdrogen van zijn vooruitstrevende creativiteit; de vele herzieningen en intrekkingen van zijn eigen werk werden gezien als ondersteunend bewijs hiervan. Het is een feit dat de jaren 1970 door Boulez vooral aan het herzien van ouder werk en het dirigeren werden gewijd. Het decennium betekende echter ook een andere, belangwekkende ontwikkeling. In 1970 zette Boulez met steun van de regering het IRCAM (Institut de Recherche et de Coordination Acoustique/Musique) op. Het onderzoeksinstituut voor moderne muziek, ondergebracht in het Centre Pompidou, werd door hem geleid tot 1992. In 1976 richtte hij als IRCAMs ‘huisensemble’ het Ensemble InterContemporain op. Dat riep de verwachting op dat Boulez weer met een groots eigen werk zou kunnen komen, een verwachting die hij inderdaad vervulde met ‘Répons’ (1980) voor ensemble en elektronica. Tevens werkte hij aan kleinere composities als ‘…explosante fixe…’ voor fluit en kamerorkest, oorspronkelijk uit 1972, maar geheel in Boulez-stijl meermaals herzien en uitgebreid met elektronica. Steeds duidelijker braken sfeer en kleur door de strenge structuren van zijn composities. In zijn dirigeren is voor veel liefhebbers de felheid van de meester gebleven.
Lezersaanbieding
Op zondag 21 februari brengt het DoelenEnsemble Pierre Boulez’ ‘Sur Incises’ voor drie piano’s, drie harpen en drie slagwerkers. Eigenlijk is het een bewerking van het werk Incises uit 1994, waarbij drie instrumentgroepen verspreid zitten door de ruimte en gezamenlijk de muziek ontrafelen die oorspronkelijk alleen voor piano werd geschreven. Diezelfde avond is ook werk van de Hongaarse componist Bela Bartók, de Amerikaanse componist Morton Feldman én gloednieuw werk voor drie harpen van de Nederlandse componist Cornelis de Bondt.
UNIEKE LEZERSAANBIEDING: 20% korting
Lezers van Gonzo (Circus) bezoeken dit concert met 20% korting. U betaalt dan geen € 19,- maar slechts € 15,- per kaartje. Profiteer nu van deze aanbieding en reserveer uw kaarten via de Doelen Kassa 003110 2171717 o.v.v. Gonzo (Circus).