De Amerikaanse Matthew Dear is vooral bekend van microhouse, electropop en tech houseproducties, en van dat alles komt wel weer wat terug in zijn eerste album sinds 2012. Op ‘Bunny’ overheerst echter de pop, met veelal een stevige beat in de rug.
Downtempo en sleaze bepalen het geluid, hier en daar afgeblust met kraakheldere, relaxte gitaarakkoorden. En altijd is er die melodieuze, schorre vertelstem die het niet van zangkunst maar zeggingskracht moet hebben. Er zijn weinig refreintjes in de verhalende liedjes, maar er is altijd wel volop verhaal.
Soms zit het geluid volkomen dicht gesmeerd, tot op het claustrofobische af, bij de meeste tracks echter wordt er ruimte gelaten en is het mogelijk om te midden van al die heftige al dan niet fictieve belevenissen naar adem te happen. Meeslepende plaat.