Op zijn meest recente album ‘Totem’ beweegt Franck Vigroux zich in een vruchtbaar gebied, waar elektronica en elektrische gitaar samenvloeien. Net als Fennesz gebruikt hij deze middelen om uitgestrekte klankbeddingen aan te leggen, maar is daarin bepaald robuust. Het mag bij hem schuren, slijpen, knisperen en gruizen. Aan de ondergrond is te horen wanneer hij akkoorden op gitaar gebruikt als startpunt. Maar hij verrijkt het geluid, verbreedt het, werpt er een gloeiende stralenkrans omheen, laat de omringende ruimte verder en verder uitdijen met aanzwellende galm. Hij doorkruist die in verschillende nummers met ritmepatronen uit de digitale doos. ‘Baron’ begint met herhaalde bastonen, waar tikjes, licht geschraap en een wat dieper kloppen doorheen trekken. Daar laat hij akkoorden bovenuit wolken, met telkens nieuwe uitstulpingen alsof hij tot hoog in de ijzige stratosfeer wil reiken. De ritmes mogen dan uit een apparaat komen, Vigroux weet ze zo te manipuleren dat ze toch steeds anders ingevuld worden. Het daarop volgende nummer heeft hij ‘Elephant’ genoemd. Het voelt eigenlijk nog zwaarder en omvangrijker aan als het grootste landdier in onze tijden. ‘Chronostasis Grande Finale’ ontleent zijn titel aan een lichtelijk ontspoorde tijdwaarneming, waardoor iets kortstondig stil lijkt te staan terwijl het eigenlijk in beweging is. De beweging in dit nummer roept visioenen op van uiterst traag schuivende aardschollen. Zijn ‘Rhinocéros’ zit daarentegen vol opgewekt dansende ritmes en zilverige tonen in de dunst denkbare draden. Variatie en verbeelding vieren hoogtij in muziek die je steeds opnieuw kunt horen zonder uitgeluisterd te raken.