De debuutplaat van de Nieuw-Zeelandse singer/songwriter Aldous Harding roept niets dan vragen op. Waarom draagt ze op de hoes een Liquor Centre-petje en staat ze zo lullig te poseren in een supermarkt? Is de ik-figuur in openingsnummer ‘Stop Your Tears’ nu een seriemoordenaar, en waarom staat ze in het laatste couplet ineens in een rivier met een baby, of wisselt het perspectief halverwege naar dat van haar moeder? Waarom staat het nummer ‘Titus Groan’ twee keer op de plaat? Waarom vindt de ik-figuur ‘No peace at all’ in het gelijknamige nummer in haar huisje bij het strand? En inderdaad, “Why breed a boy for his meat?”, zoals ze zelf vraagt in ‘Beast’? Wat er nu in vredesnaam gebeurt in de liedjes, we hebben geen flauw idee, maar wel dat het allemaal niet pluis is. Harding fluisterzingt de ene cryptische metafoor en verbijsterende plotwending na de andere in een stem die veel lijkt op die van Vashti Bunyan. Haar stijl is mooi en fascinerend, maar na afloop weet je niet waar je nu precies naar geluisterd hebt. Een te dik aangezette freakfolkpastiche met Timber Timbre-achtige horrorteksten? Of iets veel duisterders, dat simpelweg weigert om zich te laten vangen in een comfortabel hokje en dito interpretatie? “Why leave a heart in the heat / Till the marble bath that held the truth lies broken at your feet?” Ga er maar aan staan.