De Franse Cécile Schott levert een bijzonder mooi verpakte (de triomfantelijke terugkeer van la vache in Mort Aux Vaches) bijdrage tot deze prestigieuze VPRO/Staalplaat reeks. Colleen bespeelt kinderlijke instrumenten (minipiano, blokfluit, muziekdoosjes enzovoort), die ze met behulp van effectenpedalen en contactmicrofoons omzet in sferische, Oosters aandoende, loops. Harde klanken worden vermeden, al balanceert Colleen soms op het randje van dreunfeedback. De repetitieve basisthemas worden vervolgens verrijkt met nieuwe klanken uit hetzelfde instrument. Dit leidt tot enkele mooie melancholische tracks met titels als The Thumb Piano Song, die zeker niet zouden misstaan bij sterfscènes in kunstzinnige films of bij documentaires over Japanse theeceremonies. Gelimiteerd op slechts vijfhonderd exemplaren, is deze cd even koesterbaar als een geërfde muziekdoos. Een nieuwe Yokomono is altijd iets om naar uit te kijken. Ook dit keer prikkelt Staalplaatbaas Geert-Jan Hobijn (zie Gonzo 61) onze zinnen en experimenteerdrang met een lp (wit vinyl) met gesloten groeven. De grondstof voor dit experiment werd geleverd door Mika Vainio (Pan Sonic), namelijk historische veldopnames van een scheepswerf, vlakbij zijn ouderlijk huis in Helsinki. Vainio deelt de a-kant met stadsgenoot Petri Kuljuntausta en hun krachtige manipulatie van de werfgeluiden (gebeuk op stalen platen, machinegebrom, het geschraap van ijzer op ijzer) is zelfs voor liefhebbers van zware industrieën een hele kluif. De luchtigere keerzijde is opgedeeld in vijfenvijftig (vijf per deelnemer) lockgrooves waarin fijn volk als Blixa Bargeld, Merzbow, Main enzovoort het bronnenmateriaal herkneden tot eindeloze loops van achttien seconden. Staalplaat Soundsystem (www.staalplaat.org) gebruikt deze plaat om er tijdens performances Yokomono vinylvernietigers over te laten racen. De platenspelers in de vorm van een Volkswagenbusje hoppen onaangekondigd van groef tot groef, en veranderen de klank naarmate hun batterij leegloopt.