Op een noisefestival nota bene vertrouwde een veteraan van de vaderlandse industriële scene ons ietwat samenzweerderig toe dat Portishead met een industrieel getint album op de proppen zou komen. De eerste (fantastische) single, Machine Gun, gaf hem alleszins volmondig gelijk. Ook de bijhorende videoclip ademde diezelfde (analoge/zwart-witte) atmosfeer van de jaren 1980 uit. Portishead, was dat niet die band uit Bristol die enkele jaren geleden samen met Massive Attack mee het definitieve geluid van de zogenaamde triphop definieerde? Fans van het eerste uur moeten zeker niet panikeren want als Throbbing Gristle klinkt Portishead op Third in geen geval. Maar wie hoopt op een brave cloon van Dummy (94) of de titelloze opvolger uit 1997 is er ook aan voor de moeite. Met triphop of loungeachtige achtergrondmuziek heeft het trio anno 2008 namelijk behoorlijk radicaal gebroken, een minieme uitzondering als Hunter bijvoorbeeld niet meegeteld. De invloeden op Third, het eerste teken van studioleven in elf jaar, zijn namelijk van een totaal andere orde. Industriële muziek, Kraftwerk, Can, folk, psychedelica (Pink Floyd) en new wave zijn afwisselend de nieuwe codewoorden. Elke band die durft breken met zijn verleden, verdient ons respect en prikkelt vervolgens onze nieuwsgierigheid; en als die band bovendien de laatste is waarvan we zoiets verwachten, zijn we helemaal verkocht.